Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 1] ,
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 2],
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 3],
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 4],
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 5],
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 6],
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 7],
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 8],
1.Samenvatting
f6.000,00, zou het meerdere worden verdeeld over de broers of hun erfgenamen. Deze afspraak wordt hierna de meerwaardeclausule of verrekeningsclausule genoemd. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft de woning van haar ouders geërfd. In 2018 heeft zij de woning verkocht voor € 150.000,00 en daarbij bij de koper bedongen dat hij de woning actief in de verkoop moest houden en voor een zo hoog mogelijke prijs moest doorverkopen. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] zou dan 85% krijgen van de prijs die de woning bij de tweede verkoop méér zou opbrengen. In 2020 heeft de koper de woning verkocht aan een derde voor een bedrag van € 375.000,00. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft met haar koper afgerekend over de meerprijs.
f6.000,00 en ook niet van de uiteindelijke verkoopprijs van € 375.000,00. Zij is verder van mening dat zij tegenvorderingen heeft op [eisers in conventie/verweerders in reconventie] , die zij kan verrekenen met de vordering van [eisers in conventie/verweerders in reconventie]
f6.000,00 uit de akte van 1961 moet worden geïndexeerd. Met investeringen hoeft naar het oordeel van de rechtbank bij de afrekening tussen partijen geen rekening te worden gehouden. Partijen mogen zich na dit vonnis bij akte nog uitlaten over de consequenties van afspraken die in 1974 zijn gemaakt over de boomgaard bij de woning. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] mag tegenbewijs leveren van haar stelling dat voor meeverkochte roerende zaken niets is betaald. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft bij de afrekening tussen partijen geen rekening te worden gehouden met een bedrag van € 30.000,00 waarvan [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] zegt dat zij het aan de koper van de woning heeft betaald. De tegenvorderingen van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] zijn naar het oordeel van de rechtbank niet toewijsbaar, omdat de [naam 3 broers] elkaar in het verleden kwijting hebben verleend. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] kan zich er dus niet op beroepen dat er in de akte van 1961 mogelijk fouten zijn gemaakt. De rechtbank licht al deze beslissingen verderop in dit vonnis verder toe.
2.De procedure
- het tussenvonnis van 27 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 januari 2022
- de ter zitting genomen akte wijziging van eis van [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie]
- de antwoordakte na wijziging van eis in reconventie van [eisers in conventie/verweerders in reconventie]
3.De feiten
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 1](eiseres in conventie/verweerster in reconventie sub 1),
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 2](eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 2) en [naam 1] . Deze [naam 1] (1934-1990) is de vader van
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 3](eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 3),
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 4](eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 4),
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 5](eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 5) en
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 6](eiseres in conventie/verweerster in reconventie sub 6).
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie](gedaagde in conventie/eiseres in reconventie).
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 7](eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 7) en
[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 8](eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 8).
f25.500,00.
f12.000,00, de korenmolen en cichoreifabriek met toebehoren te [plaats] tegen een waarde van
f2.000,00 en behuizing en stalling met toebehoren bij de watermolen te [plaats] tegen een waarde van
f2.500,00.
f1.500,00.
f2.100,00.
f67.500,00.
f54.534,77.
Bij akte van boedelscheiding van 12 December 1920 voor de nalatenschap van mijn moeder werd onder meer bepaald, dat indien aan de erven toebedeeld onroerend goed verkocht mocht worden voor een hogere waarde dan waarvoor het toebedeeld was, die meerdere opbrengst gelijkelijk verdeeld moest worden onder de erven. Deze verrekening heeft plaatsgevonden voor de boerderij “ [naam boerderij met landerijen] ” en de helft van “ [naam boerderij] ”. Wanneer dus nader door [broer 2] of zijn erven het tweede gedeelte van [naam boerderij] verkocht wordt, dient het bedrag dat bedongen wordt, onder aftrek van f 6000.-, verdeeld te worden tussen de drie staken die erfgenamen waren bij de verdeling van de nalatenschap van mijn moeder. Het is best mogelijk dat nog jaren zullen verlopen voor deze verkoop plaatsvindt. Bewaar dit schrijven dus zorgvuldig als herinnering.
f3.950,00 wegens de bijbouw van een schuur en voor het fabrieksgebouw met toebehoren met een aftrek van
f15.000,00 wegens economisch eigendom van de vennootschap. Het herenhuis met tuin en een stuk land (hierna: de woning) aan de [adres] bleef onverkocht en dus eigendom van [broer 2] .
van het herenhuis met grond, staande en gelegen te [adres] 1, thans kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [nummer] , groot acht en zeventig are en negentig centiare, bij de toepassing van bovenstaande verrekeningsclausule uit de akte van twaalf december negentienhonderd twintig, als verwervingsprijs van dat gehele resterend goed, rekening zal worden gehouden met een bedrag van zes duizend gulden, in plaats van met het in die akte vermelde bedrag van twaalf duizend gulden.
f6.000,00 plus haar aandeel in de meerwaarde – niet toereikend zou zijn. Gevraagd is een voorstel te doen, bijvoorbeeld om “
gemeld bedrag van f 6.000,-- aan te passen aan de huidige normen”.
aangaande het gedeelte pand [adres] met circa 38.40 aren, hetgeen impliceert dat – zo verkoop hiervan thans overwogen wordt – deze geen langer uitstel zou behoeven. Dat voor het onbebouwde gedeelte van pand [adres] – de door U genoemde boomgaard – een afzonderlijke regeling wordt gevraagd, accepteren wij. Wij stellen echter voor een commissie van drie leden te vormen ter taxatie van deze grond. Deze commissie – waaraan ieder der beide partijen één lid benoemt terwijl deze beide leden een derde lid aanwijzen – zal in het bijzonder bij de waarde van deze boomgaard attent moeten zijn op de beperkte bestemming, die dit perceel heeft, zodat haar voorstel tot een minnelijke schikking kan leiden.
hiermee accoord gaan, waarbij ik nogmaals wil benadrukken, dat een minnelijke regeling ons einddoel is, verzoeken wij hun de datum, waarop deze commissie haar bevindingen zou moeten mededelen, te bepalen, waarna wij ten spoedigste tot aanwijzing van het commissielid van onze zijde zullen overgaan.
overige grond (vruchtbomen, kweekgrond)”, is getaxeerd op € 103.350,00.
Deze roerende zaken zijn door partijen gewaardeerd op € 20.000,=”.
f6.000,00 oftewel) € 2.722,68.
4.Het geschil
in conventie (de vorderingen van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] )
althans subsidiair tot betaling aan [eisers in conventie/verweerders in reconventie] ter uitvoering van de meerwaardeclausule van een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie bepaalt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
f6.000,00, het meerdere zou worden verdeeld over de drie hoofden of staken (de [naam 3 broers] /hun nakomelingen). Bij verkoop van de woning door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] is volgens [eisers in conventie/verweerders in reconventie] ten onrechte de meerwaardeclausule niet toegepast. De woning is verkocht voor € 150.000,00 en vervolgens door de koper doorverkocht voor € 375.000,00. Dit lijkt een stromanconstructie, waarbij [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] niet te goeder trouw heeft gehandeld. Indachtig de verplichting die voortvloeit uit de meerwaardeclausule en de daaraan ten grondslag liggende bedoelingen en mede gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid heeft de uiteindelijke verkoopprijs van € 375.000,00 als uitgangspunt te gelden bij de berekening en uitvoering van de meerwaardeclausule, aldus [eisers in conventie/verweerders in reconventie]
f6.000,00);
- [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 2] ieder € 41.364,14 (een derde van € 124.092,44);
- [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 6] , [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 5] , [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 4] en [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 3] ieder € 10.341,03 (een vierde van een derde van € 124.092,44);
- [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 7] en [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 8] ieder € 62.046,22 (de helft van € 124.092,44).
f1.358,12), te vermeerderen met de gemiddelde spaarrente van het verschuldigde vanaf 10 oktober 1961;
f250,00/4), een eventuele schuld aan ieder van [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 3] , [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 4] , [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 5] en [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 6] (verder) kan verrekenen tot maximaal het bedrag van € 14,18 (
f250,00/8) en een eventuele schuld aan ieder van [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 7] en [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 8] (verder) kan verrekenen tot maximaal het bedrag van € 56,73 (
f250,00/2), alle genoemde bedragen te vermeerderen met de gemiddelde spaarrente van het verschuldigde vanaf 10 oktober 1961;
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
f6.000,00 dat in de clausule staat. Ook is dan de vraag welke verkoopprijs van de woning daarbij als uitgangspunt moet worden genomen: € 150.000,00 of een ander, hoger bedrag.
wanneer te eeniger tijd[broer 2]of na zijn overlijden zijne erfgenamen of legataris rechtverkrijgenden een of meer van de aan hem toegedeelde onroerende goederen(…)
verkoopt of vervreemdt en de opbrengst van het verkochte meer bedraagt dan de som waarvoor het respectievelijk aan hen bij deze akte van scheiding is toegedeeld, het meerdere zal worden verdeeld over de drie hoofden of staken comparanten in dezen, zoodat de verkooper of vervreemder twee/derden van de meerdere opbrengst aan de anderen zal moeten uitkeeren.(…)” In de akte van 1961 is het bedrag waarmee bij toepassing van de meerwaardeclausule rekening moet worden gehouden gewijzigd van
f12.000,00 in
f6.000,00. In een door [eisers in conventie/verweerders in reconventie] overgelegde schriftelijke verklaring, gedateerd augustus 1961 (zie 3.16), legt [broer 1] de clausule zo uit, dat als door [broer 2] of zijn erven zijn deel van “ [naam boerderij] ” wordt verkocht, de dan bedongen koopprijs onder aftrek van
f6.000,00 moet worden verdeeld tussen (de erfgenamen van) de [naam 3 broers] . Nu [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] deze verklaring op zichzelf niet heeft weersproken, gaat de rechtbank ervan uit dat de meerwaardeclausule moet worden uitgelegd op de manier zoals [broer 1] dat heeft gedaan. Dat sluit ook aan bij de taalkundige betekenis van de bewoordingen van de clausule.
f6.000,00. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] stelt zich terecht op het standpunt dat dit bedrag inmiddels niet meer kan worden beschouwd als een normale verwervingswaarde. Naar het oordeel van de rechtbank is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om het bedrag van
f6.000,00 nu, ruim 60 jaar later, nog steeds als uitgangspunt te nemen zonder dit te corrigeren voor inflatie. Het bedrag van
f6.000,00 was het uitgangspunt in 1961. Indexatie is in de akte niet uitgesloten. Volgens de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/prijzen-toen-en-nu) komt een bedrag van
f6.000,00 in 1961 overeen met een bedrag van € 19.390,30 in 2020 (het jaar waarin de uiteindelijke koopprijs is gerealiseerd). Bij de toepassing van de meerwaardeclausule moet daarom rekening worden gehouden met laatstgenoemd bedrag als verwervingswaarde.
f3.950,00 wegens de bijbouw van een schuur. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] heeft aangevoerd dat de [naam 3 broers] in de akte van 1961 beter rekening hadden kunnen houden met investeringen. De vraag is dan of ten aanzien van de woning niet ook rekening zou moeten worden gehouden met investeringen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] heeft ter zitting aangevoerd dat ten aanzien van de woning geen investeringen zijn gepleegd en dat deze in ongewijzigde staat is gebleven, zodat daar geen correctie voor investeringen hoeft plaats te vinden. In reactie daarop is namens [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] verklaard dat zij wel geld in de woning heeft gestoken voor onderhoud. Namens [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] is echter ook verklaard dat het pand een rijksmonument is, zodat investeringen eigenlijk niet mogelijk zijn. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om ten aanzien van de woning rekening te houden met investeringen, nog daargelaten dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] aan haar stellingen op dit punt geen bedrag heeft gekoppeld.
Partijen doelen hiermee allebei op de hierboven in 3.20-3.23 genoemde correspondentie. De rechtbank maakt uit die correspondentie op dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 5] , [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 7] en [eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 8] er op zichzelf wel mee hebben ingestemd dat de boomgaard niet langer onder de meerwaardeclausule valt. In hun brief van 17 september 1974 (zie 3.23) hebben zij namelijk aan de weduwe van [broer 2] geschreven dat zij akkoord gaan met het voorstel om voor het onbebouwde gedeelte – de boomgaard – een afzonderlijke regeling te treffen. Aan hun voorstel om een commissie van taxateurs samen te stellen voor de waardebepaling van de grond is vervolgens echter geen uitvoering gegeven.
overige grond (vruchtbomen, kweekgrond)” getaxeerd op € 103.350,00. De rechtbank gaat ervan uit dat hiermee de boomgaard wordt bedoeld. Het is de rechtbank niet duidelijk op welke wijze deze waardebepaling volgens [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] zou moeten worden verdisconteerd in de afrekening op grond van de meerwaardeclausule en hoe de visie van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] daarop luidt. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich daarover bij akte nader uit te laten.
Deze roerende zaken zijn door partijen gewaardeerd op € 20.000,=”. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] wijst echter terecht op de leveringsakte van 1 mei 2020, waarin is bepaald dat verkoper ( [koper woning] ) en koper zijn overeengekomen aan de meeverkochte roerende zaken geen waarde toe te kennen. Aan deze notariële akte komt op grond van artikel 157 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dwingende bewijskracht toe. Dwingend bewijs houdt in dat de rechter verplicht is de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet aan bepaalde gegevens verbindt (artikel 151 lid 1 Rv). Als uitgangspunt geldt dus dat wat in de notariële akte van 1 mei 2020 is opgenomen een juiste weergave is van wat partijen hebben beoogd overeen te komen. Dit betekent dat in beginsel vast staat dat de meeverkochte zaken om niet zijn geleverd.
f6.000,00 uit de akte van 1961 na indexatie in 2020. Met investeringen hoeft geen rekening te worden gehouden. Over de waardebepaling van de boomgaard in verband met afspraken daarover uit 1974 mogen partijen zich bij akte uitlaten. [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands als vaststaand aangenomen feit dat voor de meeverkochte roerende zaken niets is betaald. Niet is komen vast te staan dat [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] daadwerkelijk € 30.000,00 aan [koper woning] heeft betaald, zodat met dit bedrag bij de afrekening tussen partijen geen rekening hoeft te worden gehouden. De vorderingen in reconventie zijn niet toewijsbaar.
6.De beslissing
18 mei 2022voor uitlating door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] over hetgeen is vermeld onder 5.12, waarna [eisers in conventie/verweerders in reconventie] op termijn van vier weken daarna bij antwoordakte mag reageren,
18 mei 2022voor uitlating door [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2022 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,