Uitspraak
[eis.conv./ged.reconv.]
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
Mijn geduld is op. Ik ben het zat om telkens opnieuw te moeten uitleggen waarom het absurd is dat ik sinds mijn intrek in het kasteel veel meer geld betaal aan het energiegebruik van mijn buren dan aan dat van mij zelf. Deze gekte moet een keer ophouden. Ik heb eindeloos, zowel mondeling als schriftelijk, de inhoudelijke argumenten voor individuele afrekening aan jullie uitgelegd. Ik ga dat nog één keer doen. (…)
Het conflict met [ged.conv./eis.reconv.] over de afrekening van de warmte is een moeizaam en intensief proces geweest, wij zijn inmiddels 3 jaar verder. Er zijn diverse pogingen geweest om nader tot elkaar te komen, echter die hebben allen tot niets geleid. Integendeel, de boel is er alleen maar door verhard en verder gepolariseerd.
Ons uitgangpunt is nu om rust te creëren, om een afkoelingsperiode in te lassen - zie het als een vastgelopen huwelijk. De echtgenoten gaan tijdelijk uit elkaar om tot bezinning te komen. Wie weet komt het alsnog tot een oplossing, wie weet komt men tot de overtuiging dat definitief uit elkaar gaan het beste is voor iedereen.
In feite zijn er in dit conflict twee kwesties. Er is een meningsverschil over de afrekening van de warmte in het grote huis. Deze zaak is onder de rechter, daar valt weinig meer aan te doen. Wij kunnen niets anders dan geduldig wachten op de uitspraak in het hoger beroep. De tweede kwestie gaat ons allen veel meer aan, namelijk de manier waarop wij hier samenwonen en samenleven met elkaar. Juist in die laatste kwestie willen wij als bestuur verandering aanbrengen, door vergaderingen weer een prettige en veilige plek te laten zijn, door gezellige en ongedwongen bijeenkomsten met elkaar te kunnen hebben, door meer als woongroep samen te zijn dan als mensen die elkaar mijden om de confrontatie met [ged.conv./eis.reconv.] maar niet aan te hoeven gaan.
4.De vordering en het verweer in conventie
5.De vordering en het verweer in reconventie
6.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
enhet tegen betaling gebruiken van woonruimte. In beginsel zijn dus de regels voor het lidmaatschap van een vereniging (boek 2 titel 2 BW, artikel 6:216 BW) en de regels voor het huren van woonruimte (boek 7 titel 4 afdeling 5 BW) van toepassing.
lid van de verenigingen hierin staat verder dat [eis.conv./ged.reconv.] gerechtigd is alleen gedeelten van het gehuurde aan leden in gebruik te geven, dat er in de statuten bepalingen zijn opgenomen inzake ingebruikname woonruimte en dat de vereniging huisregels hanteert. In de praktijk voeren partijen de overeenkomst ook op die manier uit: de leden van [eis.conv./ged.reconv.] bewonen samen als vereniging [naam buitenplaats] .
wel verenigbaarzijn. Dat laatste is het geval. Het verenigingselement brengt namelijk met zich mee dat het einde van het lidmaatschap ook het einde van de bewoning betekent, terwijl de bepalingen van huur van woonruimte bescherming voor huurders met zich meebrengt, waarbij geldt dat het einde van een lidmaatschap op zichzelf niet een beëindigingsgrond oplevert. Volgens de Hoge Raad geldt in zo’n situatie dat dan door uitleg van de gemengde overeenkomst moet worden beoordeeld welke bepalingen in dit geval dienen te prevaleren.