ECLI:NL:RBGEL:2022:2273

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/05/392635 / HZ ZA 21-296
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en dekking onder verzekeringen in agrarische sector

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een agrarische ondernemer, aangeduid als [eiseres], en twee verzekeraars, Nationale Nederlanden en Achmea. De zaak betreft een schadeclaim die voortvloeit uit een incident waarbij drainagebuizen op een perceel landbouwgrond zijn beschadigd tijdens het bewerken van de grond met een trekker en cultivator. De ondernemer had de grond verhuurd aan een handelaar in tulpenbollen, [huurder], die schade heeft geleden door een verminderde oogst als gevolg van de beschadigde drainage. De ondernemer heeft de schade geclaimd bij beide verzekeraars, maar beide hebben geweigerd dekking te verlenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schade die [huurder] heeft geclaimd niet onder de aansprakelijkheidsverzekeringen van de ondernemer valt. Ten aanzien van Nationale Nederlanden is geoordeeld dat er geen materiële schade is zoals gedefinieerd in de polisvoorwaarden, terwijl Achmea terecht heeft geweigerd dekking te verlenen omdat de schade is veroorzaakt door een motorrijtuig, wat uitgesloten is in de polis. De rechtbank heeft de vorderingen van de ondernemer afgewezen en geoordeeld dat de ondernemer de proceskosten moet dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/392635 / HZ ZA 21-296
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. F.R.H. Kuiper te Hattem,
tegen
1. de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. T. Smith-Hussein te 's-Gravenhage,
2. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. E.H. Verweij te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres] , Nationale Nederlanden en Achmea worden genoemd.

1.Samenvatting

1.1.
Deze zaak gaat in het kort over het volgende.
In oktober 2019 heeft [eiseres] haar perceel landbouwgrond bewerkt met een trekker met daarachter een cultivator om het gereed te maken voor het nieuwe teeltseizoen. De trekker en de cultivator zijn eigendom van [eiseres] en onder een verzekering voor werk- en landbouwmaterieel verzekerd bij Nationale Nederlanden. Nadat de grond was bewerkt, heeft [eiseres] het perceel verhuurd aan [huurder] , een handelaar in tulpenbollen. [huurder] heeft tulpenbollen gepoot op het perceel. Doordat de grond te vochtig was, is een deel van de bollenoogst verloren gegaan. Uit onderzoek is gebleken dat bij het bewerken van de grond door [eiseres] drainagebuizen in de grond kapot zijn getrokken, waardoor het hemelwater niet kon worden afgevoerd en de grond te vochtig bleef. [huurder] heeft als gevolg van de verminderde oogst schade geleden. Zij heeft [eiseres] voor die schade aansprakelijk gesteld. [eiseres] heeft de schade geclaimd bij Nationale Nederlanden en bij Achmea, haar aansprakelijkheidsverzekeraar. Beide verzekeraars weigeren tot uitkering over te gaan. [eiseres] vordert in deze procedure, kort gezegd en onder meer, dat de rechtbank voor recht verklaart dat Nationale Nederlanden en Achmea de schade moeten uitkeren.
1.2.
De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat de schade die [huurder] bij [eiseres] heeft geclaimd – en die hoofdzakelijk bestaat uit een verminderde opbrengst aan tulpenbollen – niet is gedekt onder de aansprakelijkheidsverzekeringen van [eiseres] bij Nationale Nederlanden en Achmea. Ten aanzien van de verzekering bij Nationale Nederlanden geldt dat geen sprake is van materiële schade als bedoeld in de polisvoorwaarden. Voor de verzekering bij Achmea geldt dat schade die, zoals in dit geval, is veroorzaakt door een motorrijtuig is uitgesloten van dekking. Nationale Nederlanden en Achmea hebben dus allebei terecht geweigerd tot uitkering over te gaan. De vorderingen van [eiseres] worden daarom afgewezen. De rechtbank licht haar beslissing hierna verder toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 november 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald op 18 januari 2022
  • de brief van de rechtbank aan partijen van 31 januari 2022 met de mededeling dat de mondelinge behandeling nader is bepaald op 29 maart 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 maart 2022
  • de e-mail van mr. Verweij van 30 maart 2022 met daarin de vindplaats van de conclusie van A-G Spier die ter zitting aan de orde is geweest.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Partijen
3.1.
[eiseres] is ondernemer in de agrarische sector.
3.2.
Nationale Nederlanden en Achmea zijn schadeverzekeraars.
De verzekeringsovereenkomsten
3.3.
Het werk- en landbouwmaterieel van de onderneming van [eiseres] is verzekerd onder een Verzekering voor Werk- en Landbouwmaterieel (WLM) van Nationale Nederlanden. De polisvoorwaarden (productie 1 van [eiseres] ) luiden onder meer als volgt:
“(…)
Artikel 2.1 Omvang van de Aansprakelijkheidsdekking
Deze verzekering dekt de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van verzekerde voor schade die is veroorzaakt door of met het verzekerde object in het dekkingsgebied.
(…)
Onder schade wordt verstaan
(…)
b.Materiële schade aan zaken en schade die daaruit voortvloeit.
(…)
2.1.2
Werkmaterieel, schade aan eigen zaken
Verzekeraar vergoedt ook schade aan zaken waarvan de verzekeringnemer bezitter of houder is, indien deze wordt toegebracht met of door een verzekerd werkmaterieelobject. Deze dekking geldt niet indien daarvoor een beroep op een andere verzekering kan worden gedaan.
(…)
Uitgesloten blijft alle andere schade dan die aan de zaken.
Artikel 2.2 Aanvullende Dekkingen
(…)
2.2.3
Schade door lading, last, aanhangwagens en andere gekoppelde voorwerpen
2.2.3.1De verzekering heeft ook betrekking op schade veroorzaakt door
(…)
c.aanhangwagens en andere voorwerpen die aan een verzekerd object zijn gekoppeld(…)

3.Uitsluitingen

(…)
3.2.7
Bijzondere zaken
(…)
c.zaken – en de daaruit voortvloeiende schade – die de verzekeringnemer, de bezitter, de houder of de bestuurder van het verzekerde object op het moment van toebrengen van de beschadiging in eigendom toebehoren of die op dat moment één van hen onder zich heeft;
d.percelen grond en zich daarop/-in bevindende gewassen die een verzekerde in opdracht in bewerking heeft.
Het onder c gestelde is niet van toepassing op het bepaalde in Hoofdstuk Omschrijving van de dekking onder “Werkmaterieel, schade aan eigen zaken” en onder “Landbouwmaterieel, schade aan eigen voertuigen en gebouwen”.
(…)”
3.4.
[eiseres] is voor aansprakelijkheid verzekerd (AVB) bij Achmea op grond van een zogenoemde ToplandPolis. Volgens de begrippenlijst (productie 4 van Achmea) die bij de polisvoorwaarden hoort, wordt bij aansprakelijkheid onder schade verstaan:
“(…)

Schade aan zaken: schade door beschadiging, vernietiging of verlies van zaken van anderen dan verzekerden. Ook de schade die daaruit voortvloeit, valt eronder
(…)”
De polisvoorwaarden (productie 2 van [eiseres] ) luiden onder meer als volgt:
“(…)
Paragraaf 1 Bedrijfsaansprakelijkheid
agrariërs
(…)
Aansprakelijkheid
Verzekerd is de aansprakelijkheid van verzekerde voor schade.
(…)
Motorrijtuigen
Uitgesloten is de aansprakelijkheid voorschadedie veroorzaakt is met of door een motorrijtuig. Deze uitsluiting is ook van toepassing in geval van de aansprakelijkheid van de verzekerde voor schade die is veroorzaakt door of met een werktuig dat is bevestigd op of aan een motorrijtuig. Hieronder is begrepen het risico voortvloeiend uit de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM), het rijrisico en/of het werkrisico. Deze verzekering geldt niet als vervanging van of aanvulling op een motorrijtuigenverzekering, een landbouwwerktuigenverzekering of welke andere verzekering dan ook.
(…)
Deze dekking geldt niet voor zover de aansprakelijkheid wordt gedekt door een andere verzekering die al dan niet van oudere datum is.
(…)
Onroerende zaken
Uitgesloten is de aansprakelijkheid voor schade die ontstaan is door, voortvloeit uit of verband houdt met onroerende zaken, al dan niet in aanbouw. Daaronder valt ook de exploitatie en verhuur van dergelijke zaken. Deze uitsluiting geldt niet voor landbouwgrond.
(…)
Samenloop van verzekeringen
Als blijkt dat de door deze verzekering gedekte aansprakelijkheid eveneens op (een) andere verzekering(en) gedekt is of daarop zou zijn gedekt als de onderhavige verzekering niet zou hebben bestaan, geldt de onderhavige verzekering als excedent van de andere verzekering(en). Een eigen risico van een andere verzekering wordt niet vergoed.
Wat er is gebeurd?
3.5.
[eiseres] is eigenaar van een perceel landbouwgrond in [plaats] . In het teeltseizoen 2019-2020 heeft hij dat perceel verhuurd aan [huurder] . (hierna: [huurder] ). [huurder] handelt in tulpen(bollen).
3.6.
Voorafgaand aan de huur heeft [eiseres] in oktober 2019 het land bewerkt met een combinatie van trekker en cultivator om het gereed te maken voor het nieuwe teeltseizoen. De trekker – een Claas 500 CIS – en de cultivator zijn eigendom van [eiseres] en verzekerd onder de WLM.
3.7.
Eind 2019 heeft [huurder] op het perceel tulpenbollen gepoot. Doel was dat het plantgoed zich zou vermeerderen.
3.8.
In de wintermaanden van 2019-2020 heeft [huurder] vastgesteld dat het land te nat was. Zij vermoedde dat er een probleem was met de drainage van het perceel. Zij heeft op eigen kosten Loonbedrijf [loonbedrijf] (hierna: [loonbedrijf] ) de drainagebuizen laten doorspuiten.
In februari 2020 heeft [loonbedrijf] vastgesteld dat de drainage “dwars door midden was getrokken”. Bij factuur van 27 februari 2020 (onderdeel van productie 5 van [eiseres] ) heeft [loonbedrijf] voor haar werkzaamheden een bedrag van € 1.680,00 exclusief btw aan [huurder] in rekening gebracht.
3.9.
Bij e-mail van 11 april 2020 (productie 4 van [eiseres] ) heeft [huurder] aan [eiseres] meegedeeld dat op het perceel ernstige waterschade is ontstaan, waardoor een groot gedeelte van de in de herfst van 2019 geplante tulpen verloren is gegaan. Verder vermeldt de e-mail dat bij onderzoek van de drainage is gebleken dat deze op meerdere plaatsen kapot is getrokken tijdens het woelen van het perceel voorafgaand aan de oplevering ten behoeve van de plantwerkzaamheden van [huurder] . [huurder] heeft [eiseres] aansprakelijk gehouden voor de schade aan de tulpen.
3.10.
Op 19 juni 2020 heeft een door [huurder] ingeschakelde expert, [Expert] (hierna: [Expert] ), een rapport uitgebracht (productie 5 van [eiseres] ). Het rapport luidt onder meer als volgt:
“(…)
Na opkomst van het tulpengewas in maart 2020 is gebleken dat de tulpen in regelmatige stroken in het perceel niet zijn opgekomen.
Tussen deze stroken staan verspreid over het perceel stroken waar alle tulpen zijn opgekomen en normaal doorgegroeid.
(…)
De tulpen boven beschadigde drains zijn verloren gegaan.
(…)”
3.11.
[Expert] heeft de schade begroot op € 79.633,00 (€ 77.953,00 wegens gemiste opbrengst van de leverbare bollen en het plantgoed en € 1.680,00 voor de factuur voor het doorspuiten van de drainage).
3.12.
Bij e-mail van 16 december 2020 (productie 6 van [eiseres] ) heeft [huurder] [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade aan haar tulpen ter hoogte van € 79.633,00.
Nationale Nederlanden
3.13.
Bij e-mail van 7 mei 2020 (productie 7 van [eiseres] ) heeft [schademelder] namens [eiseres] de schade gemeld bij Nationale Nederlanden.
3.14.
Bij e-mail van 8 mei 2020 (eveneens productie 7 van [eiseres] ) heeft Nationale Nederlanden aan [schademelder] laten weten dat geen beroep kan worden gedaan op de landmaterieelpolis. De afwijzing luidt onder meer als volgt:
“(…)
Relatie heeft volgens opgave een stuk eigen grond bewerkt. Hierna is het perceel verhuurd aan een andere partij. Er wordt thans schade geclaimd omdat de drainage beschadigd is geraakt tijdens de bewerking door relatie.
Op basis van deze informatie komen wij tot de conclusie dat verzekerde een perceel heeft verhuurd dat ongeschikt was voor het doel waarvoor het gehuurd is.
Op grond hiervan wordt hij nu contractueel aansprakelijk gehouden.
De wijze waarop de grond ongeschikt is geraakt is niet relevant. Dit is immers gebeurd voor het ingaan van de overeenkomst.
(…)”
3.15.
Bij e-mail van 20 mei 2020 (eveneens productie 7 van [eiseres] ) heeft Nationale Nederlanden aan [schademelder] onder meer geschreven:
“(…)
Begrijp ik nu goed dat de casus nu is dat verzekerde het terrein al 10 jaar aan dezelfde partij verhuurd en hij in opdracht van de huurder het terrein heeft bewerkt.
Ook in dat geval is er geen dekking maar om een hele andere reden.
(…)”
3.16.
Bij e-mail van 4 juni 2020 (eveneens productie 7 van [eiseres] ) heeft [schademelder] Nationale Nederlanden geïnformeerd over onder meer het schadebedrag.
3.17.
Bij e-mail van 5 juni 2020 (eveneens productie 7 van [eiseres] ) heeft Nationale Nederlanden aan [schademelder] meegedeeld dat zij met de beschikbare informatie de schade niet in behandeling neemt en dus geen uitspraak doet over dekking. Nationale Nederlanden heeft [schademelder] gevraagd om aanvullende gegevens en stukken.
3.18.
Bij e-mail van 9 juni 2020 (eveneens productie 7 van [eiseres] ) heeft de tussenpersoon van [eiseres] , [tussenpersoon] , de gevraagde informatie aangeleverd aan [schademelder] .
3.19.
In reactie hierop heeft [schademelder] bij e-mail van onbekende datum (eveneens productie 7 van [eiseres] ) aan [tussenpersoon] onder meer laten weten dat uit de aangeleverde informatie niet blijkt dat de verzekerde tractor de drainage kapot heeft getrokken en dat slechts wordt aangegeven dat een tractor is gebruikt. Voor het geval [eiseres] dit aanvullend zou verklaren, heeft [schademelder] verwezen naar de e-mail van 8 mei 2020 (zie 3.14).
3.20.
Bij brief van 28 augustus 2020 (productie 8 van [eiseres] ) heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] , DAS, bij Nationale Nederlanden bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van dekking. De brief luidt onder meer als volgt:
“(…)
Namens cliënte verwijs ik u naar de toepasselijke polisvoorwaarden van de verzekering voor werk- en landbouwmaterieel. Van belang is artikel 1.1.4. de tekst van dit artikel luidt als volgt: “1.1.4 Gebeurtenis. Een onzeker voorval of een reeks van met elkaar samenhangende onzekere voorvallen als gevolg waarvan voor verzekeraar een verplichting tot schadevergoeding kan ontstaan. Alle onzekere voorvallen van een reeks worden geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop het eerste onzekere voorval is ontstaan”.
Het onzekere voorval is hier de gebeurtenis waarbij verzekerde met de bij u verzekerde tractor drainage kapot trok. Dit is een gedekte gebeurtenis, welke gebeurtenis schade heeft veroorzaakt.
Dit brengt met zich mee dat uw stelling moet worden omgedraaid. De wijze waarop de grond ongeschikt is geraakt is wel degelijk relevant. Het moment waarop dat gebeurde is dat niet (voor zover de gebeurtenis niet plaatsvond voor ingangsdatum van de polis, maar daarvan is geen sprake). Het verweer met betrekking tot de verhuur van een perceel grond dat ongeschikt was voor gebruik slaagt niet.
Ik verzoek u derhalve om op dit standpunt terug te komen en dekking te verlenen.
(…)”
3.21.
In reactie hierop heeft Nationale Nederlanden bij brief van 31 augustus 2020 (eveneens productie 8 van [eiseres] ) aan DAS laten weten:
“(…)
Indien wij echter zouden uitgaan van uw stelling dat de gebeurtenis is “Het kapot trekken van de drainage en de gevolgen hiervan” biedt de bij ons gesloten verzekering eveneens geen dekking.
Wij verwijzen u naar artikel 3.2.7 c van de polismantel 665-07 Uitsluitingen dekking aansprakelijkheid. Hierin is aangegeven dat niet is verzekerd: schade aan zaken – en de daaruit voortvloeiende schade – die de verzekeringnemer, de bezitter, de houder of de bestuurder van het verzekerde object op het moment van toebrengen van de beschadiging in eigendom toebehoren of die op dat moment 1 van hen onder zich heeft.
(…)”
Achmea
3.22.
[eiseres] heeft de schade ook gemeld bij Achmea.
3.23.
Op 6 juli 2020 heeft Achmea een expertiserapport uitgebracht (productie 5 van [eiseres] ). Volgens dat rapport bedraagt de schade in totaal € 77.953,00 exclusief btw. De schade is veroorzaakt doordat “
het overtollige water niet werd afgevoerd doordat de drainage is stuk getrokken. De tulpen zijn daardoor deels verzopen”. Verder vermeldt het rapport onder meer:
“(…)
De cultivator was achter de trekker gekoppeld, er is dus sprake van schade met of door een motorvoertuig.
(…)”
3.24.
Bij e-mail van 30 juli 2020 (productie 11 van [eiseres] ) heeft Achmea aan [tussenpersoon] meegedeeld dat de schade niet wordt vergoed, omdat volgens hoofdstuk 5 paragraaf 1 van de polisvoorwaarden de aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt met of door een motorrijtuig van dekking is uitgesloten.
3.25.
Bij brief van 21 september 2020 (productie 12 van [eiseres] ) heeft DAS aan Achmea onder meer geschreven dat het standpunt van Achmea onjuist is. Volgens DAS was het perceel grond bij het ingaan van de huurovereenkomst met [huurder] naar zijn aard ongeschikt voor het doel waarvoor het werd verhuurd (tulpenteelt), zodat dekking bestaat onder de AVB.
3.26.
In reactie hierop heeft Achmea bij e-mail van 13 oktober 2020 (eveneens productie 12 van [eiseres] ) laten weten dat zij bij haar standpunt blijft. De e-mail luidt onder meer:
“(…)
Als het motorrijtuig de drainage niet kapot had getrokken, was de schade van de tegenpartij niet ontstaan.
(…)”
3.27.
Bij brief van 29 december 2020 (eveneens productie 12 van [eiseres] ) heeft DAS aan Achmea onder meer meegedeeld:
“(…)
Cliënt is van mening dat de voorwaarde in uw polis waar staat: “dat van dekking is uitgesloten de aansprakelijkheid voor schade die veroorzaakt is door of met een motorijtuig”, impliceert dat de schade moet zijn veroorzaakt in het verkeer. In dit geval ging het om een bestuurder van een tractor die met een aan de tractor gekoppelde cultivator het land open trok. De tractor bevond zich niet op de openbare weg, maar op privé terrein van mijn cliënt. Dit brengt met zich mee dat de tractor geen deel nam aan het verkeer en derhalve op dat moment niet gezien kan worden als een motorrijtuig in de zin van de wet.
Namens cliënt verzoek ik u dan ook, gezien vorenstaande, nogmaals om op uw standpunt terug te komen en de claim op de polis toe te wijzen.
(…)”
3.28.
Bij e-mail van 22 januari 2021 (productie 1 van Achmea) heeft Achmea aan DAS laten weten dat zij blijft bij haar standpunt dat er geen dekking is op de polis.
Nationale Nederlanden en Achmea
3.29.
Bij brief van 29 april 2021 (productie 9 van [eiseres] ) heeft de advocaat van [eiseres] aan Nationale Nederlanden en Achmea onder meer geschreven dat onder beide verzekeringen dekking moet worden verleend, omdat de rol van het voertuig in het geheel leidt tot dekking onder de WLM en het gebrek aan het verhuurde land afzonderlijk is gedekt onder de AVB. De advocaat van [eiseres] heeft aangekondigd over te gaan tot dagvaarding van Nationale Nederlanden en Achmea als niet ten minste één van hen alsnog dekking verleent en bevestigt dat de schade en bijkomende kosten worden vergoed.
3.30.
Nationale Nederlanden en Achmea hebben beide hun standpunt over het ontbreken van dekking gehandhaafd.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Nationale Nederlanden en Achmea hoofdelijk zijn gehouden dekking te verlenen voor het bedrag van de schade van [huurder] , vastgesteld op € 77.953,00 aan schade aan haar gewassen en € 1.680,00 exclusief btw aan kosten, ieder van deze bedragen te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 11 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
Nationale Nederlanden en Achmea hoofdelijk veroordeelt om aan [eiseres] € 1.571,33 te vergoeden voor buitengerechtelijke incassokosten;
Nationale Nederlanden en Achmea hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, waaronder de werkelijke kosten van juridische bijstand in deze procedure aan de zijde van [eiseres] .
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag, samengevat, dat Nationale Nederlanden en Achmea op grond van respectievelijk de WLM en de AVB zijn gehouden dekking te verlenen voor de schade die [huurder] bij [eiseres] claimt.
4.3.
Nationale Nederlanden en Achmea voeren ieder afzonderlijk verweer.
Nationale Nederlanden concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad. Achmea concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
4.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die voorligt, is of de schade die [huurder] bij [eiseres] heeft geclaimd – en die hoofdzakelijk bestaat uit een verminderde opbrengst aan tulpenbollen – is gedekt onder (één van) de aansprakelijkheidsverzekeringen van [eiseres] bij Nationale Nederlanden en/of Achmea. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval, gelet op het volgende.
Ten aanzien van Nationale Nederlanden
5.2.
Tussen [eiseres] en Nationale Nederlanden is in geschil of sprake is van schade in de zin van artikel 2.1 onder b van de polisvoorwaarden. Volgens deze bepaling is schade: “
[m]ateriële schade aan zaken en schade die daaruit voortvloeit”. [eiseres] meent dat sprake is van materiële schade, omdat tulpenbollen teniet zijn gegaan. Nationale Nederlanden denkt daar anders over en voert aan dat géén sprake is van schade als bedoeld in deze polisvoorwaarde. Zij betoogt dat het schadebegrip in objectieve zin moet worden uitgelegd en verwijst daarbij naar een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 maart 2006 (ECLI:NL:GHSGR:2006:AX7118). In dat arrest heeft het hof overwogen dat in een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringspolis het begrip “beschadiging van goederen” of “zaakschade” objectief wordt uitgelegd. Waar het volgens het hof om gaat, is of een zaak objectief is beschadigd, dat wil zeggen of er een objectieve aantasting is van de stoffelijke structuur van een zaak, die naar verkeersopvattingen haar stoffelijke gaafheid kenmerkt. De betreffende zaak moet, om te kunnen spreken van beschadiging, niet of minder voldoen aan de objectieve verwachtingen die een ieder ten minste daaraan zou mogen stellen. Niet voldoende is dat bepaalde subjectieve eisen of verwachtingen met betrekking tot de gebruikseigenschappen of de gebruikswaarde van een zaak zijn gefrustreerd, aldus het hof.
5.3.
Met inachtneming van dit toetsingskader is naar het oordeel van de rechtbank van een objectieve beschadiging van de tulpen(bollen) in dit geval niet gebleken. De tulpenoogst is minder groot geweest dan [huurder] had gehoopt en verwacht gelet op de veronderstelde aanwezigheid van de drainage, maar objectief gezien zijn de tulpen(bollen) niet aangetast in hun natuurlijke levenscyclus. De tulpen(bollen) hebben zich ontwikkeld zoals tulpen(bollen) dat doen wanneer zij zijn omgeven door een hoeveelheid hemelwater zoals die op het perceel/in de grond aanwezig was. De schade van [huurder] waarvoor zij [eiseres] aansprakelijk houdt, bestaande uit een lagere verkoopopbrengst van de tulpen, is dus niet aan te merken als materiële schade in de zin van artikel 2.1 onder b van de polisvoorwaarden, maar als zuivere vermogensschade. Daarvoor bestaat onder deze verzekering geen dekking. Nationale Nederlanden heeft dus op goede gronden geweigerd dekking te verlenen.
Ten aanzien van Achmea
5.4.
Op zichzelf is tussen [eiseres] en Achmea niet in geschil dat de schade aan de tulpenbollen van [huurder] schade is in de zin van de polisvoorwaarden.
5.5.
Het standpunt van [eiseres] komt erop neer dat het perceel bij het ingaan van de huurovereenkomst met [huurder] ongeschikt was voor het doel waarvoor het werd gehuurd, namelijk tulpenteelt, en dat dus dekking bestaat onder de aansprakelijkheidsverzekering. Volgens [eiseres] is daarbij de oorzaak van die ongeschiktheid – het kapot trekken van de drainage door de trekker met cultivator – niet relevant.
5.6.
Volgens Achmea is voor de vraag of dekking bestaat wél relevant wat de oorzaak is van de ongeschiktheid van het perceel. Achmea voert terecht aan dat de schade is ontstaan doordat de aan een motorrijtuig – de trekker – gekoppelde cultivator van [eiseres] de drainage kapot heeft getrokken. Als de cultivator de drainage niet kapot zou hebben getrokken, zou [huurder] geen schade hebben geleden, aldus Achmea. [eiseres] heeft dit op zichzelf niet weersproken. Achmea wijst er terecht op dat op grond van de polisvoorwaarden (zie hierboven 3.4) de aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt met of door een motorrijtuig is uitgesloten van dekking. Dat geldt ook voor schade die is veroorzaakt door of met een werktuig dat is bevestigd op of aan een motorrijtuig, in dit geval de cultivator achter de trekker. Gelet hierop heeft Achmea op goede gronden geweigerd dekking te verlenen.
5.7.
Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat de polisvoorwaarde impliceert dat de schade moet zijn veroorzaakt in het verkeer, dat de trekker zich niet op de openbare weg bevond maar op haar privéterrein en dat de trekker dus niet deelnam aan het verkeer en daarom niet kan worden gezien als een motorrijtuig in de zin van de wet, maakt dat standpunt het voorgaande niet anders. De polisvoorwaarden bevatten namelijk niet de beperking dat het motorrijtuig de schade moet hebben veroorzaakt in het verkeer; zij zien op motorrijtuigen zonder meer.
5.8.
Dan verwijst [eiseres] nog naar de clausule in de polisvoorwaarden (zie hierboven 3.4) waarin staat dat uitgesloten is de aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door, voortvloeit uit of verband houdt met onroerende zaken, al dan niet in aanbouw. Deze uitsluiting geldt echter niet voor landbouwgrond. Voor zover [eiseres] wil betogen dat de schade op grond van deze bepaling is gedekt, omdat de schade verband houdt met landbouwgrond, gaat dat betoog niet op. Het doet namelijk niet af aan het feit dat aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt met of door een motorrijtuig van dekking is uitgesloten.
5.9.
Ten slotte beroept [eiseres] zich erop dat sprake is van zogenoemde spiegelbeelddekking. Met de spiegelbeelddekking beogen verzekeraars te bewerkstelligen dat de dekking met betrekking tot een bepaald risico op de ene polis het spiegelbeeld vormt van de uitsluiting van dat risico op een andere polis en omgekeerd. Volgens [eiseres] is er altijd onder één van beide polissen dekking. Zij verwijst in dit verband naar een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 juli 2011 (ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9953). Het hof overweegt in dat arrest “(…)
dat de oorsprong van de in de AVB-polissen opgenomen uitsluiting van het motorrijtuigrisico is gelegen in het feit dat de daaraan verbonden risico’s voor deze aansprakelijkheidsverzekering een relatief te hoog risico vormen. Om die reden wordt dit risico ondergebracht in een specifieke motorrijtuigverzekering of werkmaterieelverzekering. In de praktijk van de AVB is een afstemming tussen uitsluiting en dekking van het uitgesloten risico van motorrijtuigschade elders geenszins ongewoon. Mede daardoor kunnen bij de verzekerde verwachtingen worden geschapen over de reikwijdte van de dekking en de uitsluiting. Hierbij past in ieder geval niet dat de verzekerde die een AVB-polis en een WAM-polis afsluit spiegelbeeld dekking wordt onthouden, ook al ontbreekt – strikt naar de tekst van de uitsluitingsbepaling genomen – een sluitende spiegelbeelddekking ten aanzien van die polissen.(…)”
5.10.
Anders dan [eiseres] kennelijk meent, betekent het feit dat dekking onder de ene verzekering ontbreekt, niet automatisch dat dan onder de andere verzekering dan wél dekking bestaat. Onder verwijzing naar de conclusie van AG Spier bij het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BB3317) wijst Achmea er in dit verband terecht op dat [eiseres] bij het afsluiten van beide verzekeringen werd bijgestaan door een (en dezelfde) professionele assurantietussenpersoon, namelijk [tussenpersoon] . Het ligt dan voor de hand dat de tussenpersoon zal zorgen voor een sluitende dekking. De kennis van de tussenpersoon moet daarbij worden toegerekend aan [eiseres] als verzekeringnemer. Dit betekent dat [eiseres] moet worden geacht ervan op de hoogte te zijn geweest dat beide dekkingen niet naadloos op elkaar aansloten en dat zij moet worden geacht het risico dat dit het geval was te hebben geaccepteerd. Het beroep van [eiseres] op spiegelbeelddekking gaat dus niet op.
Slotoverwegingen
5.11.
De slotsom is dat zowel Nationale Nederlanden als Achmea op goede gronden heeft geweigerd dekking te verlenen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Wat partijen over en weer verder nog hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en blijft daarom buiten bespreking.
5.12.
[eiseres] moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten dragen. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van Nationale Nederlanden op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.304,00
De kosten aan de kant van Achmea begroot de rechtbank op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.304,00
5.13.
De door Nationale Nederlanden gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar als vermeld onder de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Nationale Nederlanden, tot op heden begroot op € 4.304,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de voor Nationale Nederlanden na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Achmea, tot op heden begroot op € 4.304,00,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
JE/St