ECLI:NL:RBGEL:2022:2179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1767
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van het WIA-dagloon en de gevolgen van een ontslagvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw uit [plaats B], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV waarin haar WIA-uitkering werd verlaagd. Het UWV had vastgesteld dat het WIA-maandloon van eiseres vanaf 15 december 2015 te hoog was vastgesteld, wat leidde tot een lagere uitkering van € 1.673,20 per maand vanaf 1 februari 2021. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat een ontslagvergoeding van ruim € 32.000,- ten onrechte was afgetrokken van haar jaarinkomen, wat haar maandelijkse uitkering negatief beïnvloedde.

De rechtbank heeft de procedure behandeld tijdens een online zitting op 11 april 2022, waarbij eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het UWV in strijd had gehandeld met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door eiseres niet in de gelegenheid te stellen om te reageren op nieuwe feiten die tijdens de hoorzitting naar voren kwamen. Echter, omdat eiseres de stukken uiteindelijk had ontvangen en haar standpunt had kunnen toelichten, concludeerde de rechtbank dat zij niet in haar belangen was geschaad.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de hoogte van het WIA-maandloon correct had berekend en dat de ontslagvergoeding niet als loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, maar droeg het UWV wel op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de informatie die zij gebruiken bij het nemen van beslissingen en de rechten van belanghebbenden in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: P.J. Langius).

Procesverloop

Met het besluit van 16 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de WIA [1] -uitkering van eiseres gewijzigd. Uit onderzoek is gebleken dat het WIA-maandloon vanaf 15 december 2015 te hoog is vastgesteld. Eiseres ontvangt vanaf 1 februari 2021 een lagere bruto-uitkering per maand van € 1.673,20.
Met het besluit van 3 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 11 april 2022. Eiseres was aanwezig. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres ontving een Ziektewetuitkering. Deze is met ingang van 14 december 2015 geëindigd. Met het besluit van 9 november 2015 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend. Zij ontvangt vanaf 15 december 2015 een loongerelateerde WGA [2] -uitkering. Met het besluit van 25 augustus 2017 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar WGA-uitkering wordt beëindigd. Met ingang van 15 november 2017 ontvangt zij een WGA-loonaanvullingsuitkering.
2. Met het primaire besluit heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres gewijzigd. Uit onderzoek van het dossier van eiseres is gebleken dat het WIA-maandloon vanaf 15 december 2015 te hoog is vastgesteld. Bij het berekenen van het WIA-maandloon gaat het UWV uit van het sociale verzekeringsloon dat eiseres heeft genoten in het jaar voorafgaand aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Het gaat in het geval van eiseres om de periode van 1 december 2012 tot en met 30 november 2013. In die periode is het dienstverband van eiseres met de Stichting Avenier op 1 april 2013 geëindigd. Eiseres heeft in april 2013 een afkoopsom ontvangen van € 32.222,07. Dit bedrag is ten onrechte meegenomen in de berekening van het WIA-maandloon. Eiseres ontvangt vanaf 1 februari 2021 een lagere bruto-uitkering per maand van € 1.673,20. Van 5 december 2015 tot en met 31 januari 2021 heeft het UWV te veel uitkering betaald. Dit bedrag wordt niet teruggevorderd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Volgens het UWV heeft eiseres over de eenmalige uitkering geen sociale verzekeringspremies betaald. Dit bedrag wordt daarom niet meegenomen in de maandloonberekening. Verder blijkt uit de polisadministratie dat eiseres over de eenmalige uitkering geen vakantietoeslag heeft betaald en/of opgebouwd en dat tegenover dit bedrag geen gewerkte dagen of uren staan.

Wat eiseres vindt

4. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het UWV het bedrag van ruim € 32.000,- ten onrechte heeft afgetrokken van haar jaarinkomen. Hierdoor is het jaarinkomen waarop haar uitkering nu is gebaseerd een bedrag van € 27.000,-. Netto scheelt dit € 900,- per maand. Het UWV heeft daarmee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld. Eiseres zou graag een uitkering ontvangen gerelateerd aan het inkomen dat hoort bij de functie pedagogisch medewerker A bij forensisch pedagogisch centrum de Kolkemate/Avenier of soortgelijke functies via het uitzendbureau. Met de e-mail van 23 november 2021 heeft eiseres een kopie van de vaststellingsovereenkomst overgelegd. Eiseres verwijst tot slot ter onderbouwing van haar stellingen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 8 juni 2016. [3]

Waarover het gaat in deze zaak

5. De rechtbank moet beoordelen of het UWV de hoogte van het WIA-maandloon juist heeft berekend en de uitkering terecht met ingang van 1 februari 2021 heeft verlaagd.

Wat de rechtbank vindt

De telefonische hoorzitting
6. Eiseres heeft op de zitting verteld dat zij het gesprek met de medewerker bezwaar tijdens de telefonische hoorzitting als zeer onprettig heeft ervaren. In het gesprek werd door de medewerker bezwaar aan stukken gerefereerd die eiseres niet had. Het ging om de loonstrook van april 2013 en de ontslagbrief van 25 maart 2013. Deze zijn pas met het bestreden besluit aan haar opgestuurd.
7. De gemachtigde van het UWV heeft op de zitting gereageerd en gezegd dat hij het jammer vindt dat eiseres dit zo heeft ervaren. Hij kan haar opmerking niet helemaal plaatsen, omdat uit de e-mailcorrespondentie van 18 februari 2021 blijkt dat de genoemde stukken pas later door het UWV zijn ontvangen.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres is met de brief van 21 januari 2021 uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 27 januari 2021. Van de telefonische hoorzitting is een kort verslag gemaakt. Uit de e-mailcorrespondentie van 18 februari 2021 blijkt dat er na afloop van de telefonische hoorzitting contact is geweest tussen het UWV en de voormalig werkgever van eiseres. Het UWV heeft met de e-mail van 18 februari 2021 informatie opgevraagd over het bedrag dat aan eiseres is uitbetaald en uit deze e-mail blijkt dat er telefonisch contact is geweest met de voormalig werkgever. Deze heeft vervolgens de ontslagbrief van 25 maart 2013 met een mutatieformulier dienstverband en de loonstrook van april 2013 per e-mail opgestuurd.
9. Op de zitting heeft eiseres verteld dat zij deze stukken niet had. Zij heeft tijdens de telefonische hoorzitting gevraagd of zij deze stukken mocht inzien, maar zij heeft ze niet gekregen. De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van de hoorzitting niet volgt dat de genoemde stukken met eiseres zijn besproken. Uit het dossier is niet gebleken dat de stukken na afloop van de hoorzitting aan eiseres zijn opgestuurd voor een reactie. Daarnaast volgt uit het bestreden besluit dat deze stukken pas bij het bestreden besluit als bijlagen aan eiseres zijn overgelegd. In het bestreden besluit wordt aan deze stukken gerefereerd en het UWV betrekt deze stukken bij de motivering van zijn standpunt.
10. De rechtbank vindt het voorgaande in strijd met artikel 7:9 van de Awb. [4] In dit artikel is bepaald dat wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en zij in de gelegenheid worden gesteld daarover te worden gehoord. Het UWV heeft dit nagelaten. Echter, nu eiseres deze stukken alsnog heeft ontvangen en zij tijdens de zitting bij de rechtbank haar standpunt naar voren heeft kunnen brengen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank ziet in de genoemde gang van zaken wel aanleiding om het UWV te veroordelen in het betalen van het griffierecht.
Het juridisch kader
11. In artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat voor de berekening van een uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat, als dagloon wordt beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer verdiende in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte, het gebrek, de zwangerschap of de bevalling, die tot volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid heeft geleid, is ingetreden doch ten hoogste het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
12. Op grond van artikel 13, derde lid, van de Wet WIA worden bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zonodig afwijkende regels gesteld.
13. In het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) zijn, in Hoofdstuk 3 nadere regels gesteld voor de vaststelling van het dagloon voor de WIA-uitkering, zoals bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet WIA.
14. In artikel 14 van het Dagloonbesluit is bepaald dat voor het dagloon voor de Wet WIA onder loon wordt verstaan loon in de zin van artikel 16 van de Wfsv. [5]
15. In artikel 16, eerste lid, van de Wfsv is bepaald dat onder loon wordt verstaan het loon en de gage overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964.
16. In artikel 16, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wfsv is bepaald dat tot het loon niet behoort eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964.
De referteperiode
17. Eiseres heeft op de zitting nader toegelicht dat het loon dat zij verdiende in het refertejaar niet representatief is. Zij heeft daarvoor altijd meer verdiend en zij wijst op het salaris passend bij de functie pedagogisch medewerker A. Eiseres zou het terecht vinden, mede gelet op de fout die door het UWV is gemaakt, als wordt gekeken naar een jaar voorafgaand aan het refertejaar.
18. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgaande van de eerste ziektedag op 16 december 2013 loopt de referteperiode voor de WIA-dagloonberekening van 1 december 2012 tot en met 30 november 2013. Dit is wettelijk bepaald en de rechtbank ziet geen reden waarom hiervan, in het geval van eiseres, moet worden afgeweken. Dit betekent dat het UWV terecht heeft gekeken naar het loon dat eiseres verdiende in de periode van 1 december 2012 tot en met 30 november 2013 bij Stichting Avenier en Randstad Uitzendbureau B.V.
De hoogte van het WIA-maandloon
19. Eiseres vindt het onterecht dat het bedrag van ruim € 32.000,- dat zij in april 2013 heeft ontvangen van Stichting Avenier niet wordt meegenomen in de berekening van het WIA-maandloon. Eiseres heeft op de zitting nader toegelicht dat zij hierover loonbelasting heeft betaald en dat het bedrag door Stichting Avenier is uitgekeerd als loonderving. Eiseres heeft het bedrag ook op die manier gebruikt.
20. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de vaststellingsovereenkomst die eiseres heeft overgelegd volgt dat het bedrag van ruim € 32.000,- aan eiseres is uitbetaald als beëindigingsvergoeding. De rechtbank vindt dat deze vergoeding gelijk kan worden gesteld met een ontslagvergoeding. Dit is geen loon in de zin van artikel 16, tweede lid, onder b van de Wfsv. [6] Daarnaast is gebleken dat over dit bedrag geen sociale verzekeringspremies zijn betaald. Het UWV heeft het bedrag daarom terecht niet meegenomen in de berekening van het WIA-maandloon en de uitkering van eiseres terecht per toekomstige datum, zijnde 1 februari 2021, verlaagd.
21. De door eiseres genoemde uitspraak van de Raad leidt niet tot een ander oordeel van de rechtbank. Eiseres heeft op de zitting verteld dat zij deze uitspraak heeft genoemd omdat daarin is geoordeeld dat de beslissing van het UWV over het WIA-dagloon moet worden teruggedraaid. De rechtbank oordeelt dat deze uitspraak eiseres niet kan baten. In die uitspraak ging het om een andere situatie, waarbij door de Raad is geoordeeld dat – kort gezegd – de WW-maatregelen die zijn doorberekend in het WIA-dagloon (en waardoor deze lager is vastgesteld) in gevallen als in die zaak de doorwerking van de maatregel buiten beschouwing moet worden gelaten.

De conclusie van de rechtbank

22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Zoals is overwogen in rechtsoverweging 10 ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 25 april 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.WGA: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
3.Gepubliceerd op rechtspraak.nl onder: ECLI:NL:CRVB:2016:2146.
4.Awb: Algemene wet bestuursrecht.
5.Wfsv: Wet financiering sociale verzekeringen.
6.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:261.