ECLI:NL:RBGEL:2022:2174

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
05/292145-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door rijden onder invloed van medicijnen

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man uit Eibergen, die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 9 mei 2021. De verdachte, die onder invloed van de medicijnen lorazepam en haloperidol reed, veroorzaakte een ongeval op de Vordenseweg tussen Ruurlo en Vorden. Bij dit ongeval kwam een bijrijder, de vriendin van de verdachte, om het leven en raakten twee andere inzittenden zwaargewond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de fatale gevolgen. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 200 uur en een rijontzegging van 2 jaar. De uitspraak volgde na een openbare terechtzitting op 12 april 2022, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende had geanticipeerd op de verkeerssituatie en dat zijn medicijngebruik een significante rol speelde in het veroorzaken van het ongeval. De rechtbank benadrukte dat het gebruik van stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, zoals in dit geval, niet alleen gevaarlijk is voor de bestuurder zelf, maar ook voor andere weggebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/292145-21
Datum uitspraak : 26 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1966] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. P. Hoezen, advocaat in Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 april 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Ruurlo en/of rijdende in de richting Vorden, daarmede rijdende over de weg, de Vordenseweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij (een) stof(fen), te weten lorazepam (benzodiazepinen) en/of haloperidol (antipsychotica), had gebruikt welke de rijvaardigheid kon(den) verminderen,
-bij nadering van een bocht naar rechts niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of
-in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
-in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, met het door hem bestuurde voertuig heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de Vordenseweg) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of
- met een scherpe beweging van het door hem bestuurde voertuig naar links op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of
-over en/of in de – (vanuit het perspectief van de verdachte) links naast het wegdek van die weg, de Vordenseweg, gelegen- berm is gereden/ terechtgekomen en/of (vervolgens) op en/of over het naast die weg, de Vordenseweg, gelegen fiets/bromfietspad is gereden/ terechtgekomen en/of
- met het door hem bestuurde voertuig tegen een boom is gebotst, welke boom zich bevond in de greppel/berm links naast (vanuit het perspectief van verdachte) voornoemd fiets/bromfietspad, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood (te weten [slachtoffer 1] ) en/of aan anderen (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Ruurlo en/of rijdende in de richting Vorden, daarmede rijdende over de weg, de Vordenseweg,
- terwijl hij (een) stof(fen), te weten lorazepam (benzodiazepinen) en/of haloperidol (antipsychotica), had gebruikt welke de rijvaardigheid kon(den) verminderen,
-bij nadering van een bocht naar rechts niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en/of
-in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
-in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, met het door hem bestuurde voertuig heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de Vordenseweg)
waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en/of
- met een scherpe beweging van het door hem bestuurde voertuig naar links op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of
-over en/of in de – (vanuit het perspectief van de verdachte) links naast het wegdek van die weg, de Vordenseweg, gelegen- berm is gereden/ terechtgekomen en/of (vervolgens) op en/of over het naast die weg, de Vordenseweg, gelegen fiets/bromfietspad is gereden/ terechtgekomen en/of
- met het door hem bestuurde voertuig tegen een boom is gebotst, welke boom zich bevond in de greppel/berm links naast (vanuit het perspectief van verdachte) voornoemd fiets/bromfietspad, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Ruurlo, gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een of meerdere stoffen, te weten lorazepam (benzodiazepinen) en/of haloperidol (antipsychotica), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 mei 2021 omstreeks 15:18 uur reed verdachte als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een [merk auto] personenauto, over de Vordenseweg komende uit de richting van Ruurlo in de richting van Vorden. Ter hoogte van hectometerpaal 17.0 is verdachte met het voertuig aan de linkerkant van de rijbaan in de greppel terecht gekomen. [2] Kort na de plaats van het ongeval is in de rijbaan van de Vordenseweg een bocht naar rechts gesitueerd. De Vordenseweg is door een dubbele doorgetrokken streep verdeeld in twee rijstroken. Links naast de rijbaan is een berm gelegen en daarnaast een fiets-/bromfietspad. Er zijn rijsporen aangetroffen in de berm en over het fiets-/bromfietspad naar de eindpositie van de [merk auto] . [3]
Naast verdachte zaten in de [merk auto] de passagiers [slachtoffer 1] (de vriendin van verdachte), [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (kinderen van [slachtoffer 1] ). [4]
Door het verkeersongeval heeft [slachtoffer 1] letsel opgelopen, te weten meerdere breuken van de ribben en borstbeen, klaplong, vocht in de buikholte en longen. [5] Zij is op 13 juni 2021 in het Medisch Spectrum Twente te Enschede aan haar verwondingen overleden. [6]
[slachtoffer 2] heeft door het verkeersongeval letsel opgelopen. Het letsel bestaat uit afgebroken tanden, bloeduitstortingen aan het voorhoofd en in de oogkas, een gebroken lendenwervel en een wond aan het rechter onderbeen dat is gehecht met 16 hechtingen. De duur van de genezing wordt geschat op enkele maanden. [7]
[slachtoffer 3] heeft door het ongeval letsel aan zijn rug opgelopen. Hij is geopereerd en (de rechtbank begrijpt dat gebroken rugwervels zijn) vastgezet. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Op grond van de bewijsmiddelen kan feit 2, het rijden onder invloed van medicijnen, ook worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit en het tweede feit. Er is geen bewijs dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg van aanmerkelijk of zeer onvoorzichtig verkeersgedrag van verdachte. De oorzaak van het verliezen van de controle over het stuur is niet komen vast te staan. Ook is niet vastgesteld dat aangetroffen concentraties lorazepam en haloperidol in het bloed van verdachte zodanig zijn geweest dat deze van invloed zijn geweest op de rijvaardigheid van verdachte. Het causaal verband ontbreekt. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 9 mei 2021 achter een voertuig (de rechtbank begrijpt: de auto van verdachte) reed. Net voor de scherpe bocht naar rechts zag hij dat het voertuig dat voor hem reed, ineens snel naar links ging; het kon wel 90 graden naar links zijn. Het zag er niet naar uit dat de bestuurder afremde. Hij zag dat het voertuig in de greppel terechtkwam. Dit ging erg hard. [9]
Uit de Verkeersongevallen Analyse (hierna: VOA) volgt dat niet kan worden vastgesteld waarom de [merk auto] van de weg is geraakt. Er werden geen obstakels of anderszins aangetroffen die de rijwijze van de [merk auto] noodzakelijke maakten. Van de betrokkenheid van een andere partij is niet gebleken. Van een technisch gebrek aan de [merk auto] , dat eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zou kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval is niet gebleken. [10]
Verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie vlak na het ongeval verklaard dat hij die ochtend 2,5 milligram lorazepam had ingenomen. [11] Verdachte gebruikte het medicijn eerder dagelijks, maar had het die ochtend voor het eerst sinds enige tijd weer ingenomen omdat hij druk was in zijn hoofd. [12] Daarnaast gebruikt verdachte al jarenlang Haloperiodol (door middel van een zogenoemd depot).
Uit het toxicologisch onderzoek volgt dat in het bloed van verdachte 0,0053 milligram per liter haloperidol antipsychotica is aangetroffen. [13] Door deze concentratie is de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig beïnvloed .
Over lorazepam (merknaam Temesta) is in het rapport opgenomen dat het gaat om een benzodiazepine, die onder andere wordt toegepast bij de behandeling van angststoornissen. Lorazepam is een geneesmiddel dat bij therapeutisch gebruik waarschijnlijk een ernstig nadelige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid heeft. Gebruikelijke therapeutische lorazepamconcentraties in bloedplasma liggen vanaf 0,02 milligram per liter. In het algemeen verschilt de concentratie in plasma ten opzichte van de concentratie in bloed niet meer dan een factor twee. In het bloed van verdachte is een lage tot therapeutische lorazepamconcentratie gemeten van 0,022 milligram per liter. [14]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat zij op zondag 9 mei 2021 contact opnam met de dochter en zus van de slachtoffers ( [naam 1] ) en dat zij vroeg naar de toedracht van het ongeval en dat zij als reactie aangaf:
“ ik doe die man wat aan, ik heb hem al vaker gezegd dat hij met de medicatie die hij heeft, niet mag rijden". Met die man bedoelde zij haar stiefvader, verdachte.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW)
Om tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag geen factor is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op komende verkeerssituaties en voortdurend (geestelijk en lichamelijk) in staat is zijn voertuig onder controle te houden om veilig aan het verkeer deel te nemen en om de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Deze zorgplicht gold dus ook voor verdachte.
De rechtbank stelt verder voorop dat het gebruik van een stof die de rijvaardigheid kan verminderen, kan bijdragen aan het oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW (zie Hoge Raad 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3616).
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto niet zoveel mogelijk rechts gehouden. Hij heeft vlak voor de weg voor hem naar rechts boog een scherpe bocht naar links gemaakt, is op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer terecht gekomen en vervolgens, door de berm en over een fiets-/bromfietspad, met zijn auto in de greppel aan de linkerzijde van dat fiets-/bromfietspad terechtgekomen. Door niet zoveel mogelijk rechts te houden heeft verdachte in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) gehandeld. Verdachte heeft eveneens in strijd met artikel 76 RVV gehandeld door de dubbele doorgetrokken strepen, die zich tussen de rijstroken bevonden, te overschrijden.
Daarnaast zijn in het bloed van verdachte stoffen aangetroffen die de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden, te weten haloperidol en lorazepam.
Ten aanzien van de haloperidol verwijst de rechtbank naar de hiervoor aangehaalde conclusie van het toxicologische rapport dat de rijvaardigheid van verdachte waarschijnlijk nadelig door het gebruik van haloperidol was beïnvloed. Het standpunt van de verdediging dat het effect vermoedelijk minimaal zal zijn geweest, omdat verdachte de haloperidol al 30 jaar als depot krijgt toegediend en dat aangetroffen concentratie op de ondergrens zit, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de conclusie niet af omdat die conclusie is getrokken op grond van de bij verdachte aangetroffen concentratie.
Vaststaat dat verdachte de betreffende ochtend ook lorazepam heeft ingenomen. Ten aanzien hiervan houdt het rapport in dat de gemeten concentratie van de lorazepam rond de ondergrens van het werkzame gebied ligt en, door het ontbreken van geschikte referentiewaarden, geen uitspraak kan worden gedaan over de vraag of er sprake is van een lage of werkzame concentratie en over de waarschijnlijkheid van beïnvloeding van de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname. Ten aanzien van dit middel bevat het dossier dus onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen dat de rijvaardigheid van verdachte nadelig was beïnvloed.
De rechtbank merkt daarbij op dat de conclusie in het rapport is getrokken op basis van de concentratie lorazepam in het bloed ten tijde van de bloedafname. Die bloedafname heeft, door medische behandeling van verdachte in het ziekenhuis, vier uur na het ongeval plaatsgevonden. Mogelijk kan in een aanvulling op het toxicologische onderzoek een berekening worden gemaakt van de concentratie op het moment van het ongeval en een uitspraak worden gedaan over de invloed van het gebruik op de rijvaardigheid. Omdat de rechtbank al ten aanzien van het gebruik van haloperidol tot een bewezenverklaring komt van het rijden in een toestand als bedoeld in artikel 8 WVW zoals onder feit 1 ten laste is gelegd en het onder 2 tenlastegelegde feit, vindt de rechtbank aanhouding van de zaak voor nadere rapportage niet noodzakelijk.
Het voorgaande neemt naar het oordeel van de rechtbank echter niet weg dat verdachte door het gebruiken van lorazepam een stof heeft gebruikt die potentieel een ernstig nadelige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid had. Door toch te gaan rijden heeft verdachte onvoldoende de zorg in het verkeer in acht genomen, zoals hij had behoren te doen. In zoverre kan het tenlastegelegde onder feit 1, eerste gedachtestreepje ook ten aanzien van de lorazepam worden bewezen verklaard.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij niet wist dat zijn medicatie van invloed was op de rijvaardigheid. Hij stelt dat hem dat niet is verteld, dat hij niet op gele stickers op medicijnverpakkingen let en dat hij niet kan lezen en de bijsluiter niet heeft bekeken. De rechtbank beschouwt het als feit van algemene bekendheid dat medicijnen als slaap- en kalmeringsmiddelen en medicijnen tegen depressie en psychose (zoals haloperidol) suf kunnen maken en de rijvaardigheid dus kunnen verminderen. De stelling dat verdachte daarvan niet op hoogte was acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Daarbij komt dat uit de verklaring van [naam 1] kan worden afgeleid dat zij verdachte eerder heeft gewaarschuwd dat hij niet mag rijden vanwege zijn medicijngebruik. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist dat de stof zijn rijvaardigheid kon verminderen, maar uit het voorgaande volgt wel dat verdachte dat redelijkerwijs had moeten weten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op dit medicijngebruik in combinatie met het niet adequate verkeersgedrag van verdachte – het voor een bocht naar rechts naar links sturen en zonder remmen doorrijden – wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte heeft gereden in een toestand als bedoeld in artikel 8 WVW zoals onder feit 1 ten laste is gelegd, alsook het onder 2 tenlastegelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het rijgedrag van verdachte in combinatie met het middelengebruik in beginsel tot de conclusie leiden dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeluk aan zijn schuld (zoals bedoeld in artikel 6 WVW) te wijten is.
Dat kan echter anders zijn indien feiten en omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat van zodanige schuld niet kan worden gesproken. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde. Voor het honoreren van een beroep op verontschuldigbare onmacht is vereist dat verdachte aannemelijk maakt dat hij buiten zijn eigen schuld in een toestand is geraakt waarin hij lichamelijk of geestelijk niet in staat was naar behoren te functioneren.
Verdachte heeft in dat verband ter zitting gesteld dat hij vermoedelijk een ‘wegraking’ heeft gehad. De rechtbank heeft twijfels over de aannemelijkheid van dit verhaal. Verdachte heeft verklaard dat hij over deze spontane wegraking na het ongeval geen contact met een arts heeft opgenomen, hetgeen de rechtbank – gelet op de grote gevolgen – niet logisch voorkomt. Ook heeft verdachte wisselend verklaard over de wegraking c.q. het gebeuren vlak voor het ongeval. Ter zitting heeft verdachte geopperd dat de wegraking mogelijk het gevolg kan zijn geweest van de epilepsie die eerder bij hem is geconstateerd, terwijl hij direct na het ongeval enkel heeft gesproken over het tijdelijk zwart worden voor de ogen ten gevolge van het boos worden op de kinderen op de achterbank (tegen de ter plaatse gekomen politie) dan wel ten gevolge van een hoestbui (tegen getuige [getuige] ).
Op vragen van de rechtbank over de wegraking heeft verdachte verder verklaard dat hij in de maanden voor het ongeval vaker last heeft gehad van wegrakingen en dan de auto wel eens aan de kant van de weg heeft gezet. Gelet daarop kan, ook als verdachte een wegraking zou hebben gehad, naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat sprake was van een zodanige staat van verontschuldigbare onmacht waardoor verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt. Gelet op die mogelijk eerdere wegrakingen waarbij verdachte heeft ervaren dat hij op die momenten niet tot besturen in staat was, had verdachte niet achter het stuur mogen plaatsnemen zonder eerst de oorzaak van de wegrakingen opgehelderd te krijgen en herhaling daarvan uit te sluiten (helemaal gelet op de medicijnen die hij gebruikte)
Conclusie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte als bestuurder van een personenauto op de openbare weg, door het begaan van verkeersfouten en het gebruik van stoffen die de rijvaardigheid konden verminderen - zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte is in aanmerkelijke mate tekortgeschoten in de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder mocht worden verwacht. Ook verkeerde verdachte door het gebruik van haloperidol in een toestand als bedoeld in artikel 8 WVW.
Door het ongeval is [slachtoffer 1] aan haar verwondingen overleden. De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen door het ongeval.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feit 1 primair 1 en feit 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 mei 2021
te Deventer, in de gemeente Deventer, in elk gevalin Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Ruurlo en
/ofrijdende in de richting Vorden, daarmede rijdende over de weg, de Vordenseweg,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij
(een)stof
(fen
), te weten lorazepam (benzodiazepinen) en
/ofhaloperidol (antipsychotica), had gebruikt welke de rijvaardigheid kon
(den
)verminderen,
-bij nadering van een bocht naar rechts niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en
/of- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden en
/of-in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of-in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dubbele doorgetrokken strepen, die zich
nietlangs de rand van de rijbaanverharding bevonden, met het door hem bestuurde voertuig heeft overschreden en
/ofzich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de Vordenseweg) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en
/of- met een scherpe beweging van het door hem bestuurde voertuig naar links op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/
of-over en
/ofin de – (vanuit het perspectief van de verdachte) links naast het wegdek van die weg, de Vordenseweg, gelegen- berm is gereden/ terechtgekomen en
/of(vervolgens) op en
/ofover het naast die weg, de Vordenseweg, gelegen fiets/bromfietspad is gereden/ terechtgekomen
en/of-
met het door hem bestuurde voertuig tegen een boom is gebotst, welke boom zich bevond in de greppel/berm links naast (vanuit het perspectief van verdachte) voornoemd fiets/bromfietspad, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood (te weten [slachtoffer 1] ) en
/ofaan anderen (te weten [slachtoffer 2] en/
of[slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op
of omstreeks9 mei 2021 te Ruurlo, gemeente Berkelland,
in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van
een ofmeerdere stoffen, te weten
lorazepam (benzodiazepinen) en/ofhaloperidol (antipsychotica), waarvan hij
wist ofredelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Eendaadse samenloop
De rechtbank neemt voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 eendaadse samenloop aan. De in de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde feitelijkheden, die zien op het onder invloed van alcohol veroorzaken van gevaar op de weg en een verkeersongeval, vallen onder de strafbepalingen van artikel 6 en 8 van de WVW en leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen in grote mate overeenkomt, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid.
Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 eerste lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 eerste lid, van deze wet, meermalen gepleegd;
en
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 200 uren werkstraf subsidiair 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit bij de strafmotivering rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de omstandigheid dat hij na het ongeval zijn rijbewijs vrijwillig heeft ingeleverd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 9 mei 2021 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft daarbij meerdere verkeersfouten gemaakt en verkeerde onder invloed van medicijnen. Eén inzittende is door het verkeersongeval overleden en twee andere inzittenden hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Met het overlijden van het slachtoffer is aan de nabestaanden zeer groot en onherstelbaar leed toegebracht. Hoewel zij ter zitting niet meer het woord hebben kunnen voeren, heeft de rechtbank wel gezien en gehoord dat zij zichtbaar geëmotioneerd waren. Zij worden nog iedere dag herinnerd aan en geconfronteerd met het gemis van het slachtoffer. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm dan ook, het leed van de nabestaanden niet kan wegnemen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een keer een epileptische aanval heeft gehad en dat het eerder is voorgekomen dat het hem tijdens het rijden zwart voor de ogen werd. Verdachte is hiermee niet naar een arts gegaan om zich te laten onderzoeken. Ook hij gebruikte hij al lange tijd medicijnen die de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden en was hij voor het ongeval al gewaarschuwd dat hij niet mocht rijden met zijn medicatie. Desondanks is verdachte op deze dag in de auto met daarin nog drie andere passagiers gestapt en heeft hij een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij geen blijkt heeft gegeven maar enige inzicht te hebben in de gevolgen van zijn handelen en de beperkingen die uit medicatie voortvloeien, laat staan dat hij de bereidheid heeft getoond daarnaar te handelen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onverantwoorde rijgedrag dat verdachte heeft vertoond en het gebruik van de rijvaardigheid verminderende stoffen in het verkeer zwaar bestraft moet worden. De LOVS geven voor een geval als het onderhavige, waarin sprake is van een verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijke schuld van verdachte en waarbij een slachtoffer is komen te overlijden, als oriëntatiepunt een taakstraf van 240 uur en een jaar ontzegging van de rijbevoegdheid. Dit oriëntatiepunt geldt ingeval verdachte niet onder invloed was van alcohol. In dit geval had verdachte weliswaar geen alcohol gebruikt, maar wel medicijnen die de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden. Daarom zoekt de rechtbank aansluiting bij dit oriëntatiepunt. Ook kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank – conform de eis van de officier van justitie – een taakstraf voor de duur van 200 uur, in geval van het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 22 c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.F. Geerling (voorzitter), mr. T. Bertens en mr. I.W.M. Olthof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2022.
mr. A.M.F. Geerling, mr. I.W.M. Olthof en mr. J.C.M. Vogelpoel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021207608, gesloten op 27 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding overtreding, p. 2 en proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, p. 18.
3.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, p. 17-19.
4.Proces-verbaal aanrijding overtreding, p. 5.
5.Medisch Spectrum Twente, p. 44-45.
6.Proces-verbaal schouw stoffelijk overschot, p. 29; en een schriftelijk bescheid, zijnde een schouwverslag van 13 juni 2021 opgesteld door [naam 2] , forensisch arts, ongenummerd.
7.Geneeskundige verklaring, p. 34.
8.Geneeskundige verklaring, p. 40.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 69.
10.Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, p. 25.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67.
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting.
13.Toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet, p. 60.
14.Toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet, p. 61-62.