ECLI:NL:RBGEL:2022:2054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
9670617
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling en schorsing van functiewijziging in kort geding tussen werknemer en gemeente

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eisende partij], en de gemeente Nijmegen. De werknemer had eerder in een kort geding op 4 november 2021 de gemeente gedagvaard met de vordering om haar gebruikelijke werkzaamheden als specialist burgerzaken te hervatten. Deze vordering werd op 21 december 2021 toegewezen, maar de gemeente weigerde de werknemer toe te laten tot het werk, wat leidde tot een spoedappel van de gemeente.

In het huidige kort geding vorderde de werknemer dat de gemeente Nijmegen haar eenzijdige functiewijziging, die per 17 januari 2022 was opgelegd, zou schorsen en dat zij binnen 24 uur na betekening van het vonnis weer zou worden toegelaten tot haar gebruikelijke werkzaamheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Nijmegen ten onrechte eenzijdig de functiewijziging had opgelegd, omdat er geen eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst was opgenomen en er geen gewijzigde omstandigheden waren die een wijziging rechtvaardigden.

De voorzieningenrechter wees de vordering van de werknemer toe, met een dwangsom van € 1.000,- per dag voor het geval de gemeente niet aan het vonnis zou voldoen, met een maximum van € 100.000,-. Tevens werd de gemeente in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gemeente onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die zij zou instellen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9670617 \ VV EXPL 22-8 \ 25115 \ 40141
uitspraak van 19 april 2022
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. J.W. Wijers
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Nijmegen
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigde mr. G.M. Hissink
Partijen worden hierna [eisende partij] en de gemeente Nijmegen genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 maart 2022 met producties die vanwege de vrijwillige verschijning van de gemeente Nijmegen niet is betekend;
- de aanvullende productie van [eisende partij] van 22 maart 2022;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de aanvullende producties van [eisende partij] van 30 maart 2022;
1.2.
Op 31 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van [eisende partij] het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. De griffier heeft bijgehouden wat verder aan de orde kwam.

2.De feiten

2.1.
Op 4 november 2021 heeft [eisende partij] de gemeente Nijmegen gedagvaard in kort geding en gevorderd dat de gemeente Nijmegen veroordeeld zal worden [eisende partij] haar gebruikelijke werkzaamheden te laten verrichten. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eisende partij] op 21 december 2021 toegewezen en de gemeente Nijmegen veroordeeld om [eisende partij] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis toe te laten tot haar gebruikelijke werkzaamheden als specialist burgerzaken bij de gemeente Nijmegen.
2.2.
Tegen dit kort geding vonnis heeft de gemeente Nijmegen spoedappel ingesteld.
2.3.
Op 4 januari 2022 heeft de gemachtigde van [eisende partij] aan de gemeente Nijmegen geschreven dat [eisende partij] nog geen bericht had ontvangen dat zij tot het werk wordt toegelaten. Hij verzocht om [eisende partij] uiterlijk op 5 januari 2022 schriftelijk uit te nodigen of op te roepen om haar eigen werkzaamheden als specialist burgerzaken te hervatten. De gemeente Nijmegen heeft hierop gereageerd door aan te geven dat zij de mogelijkheden tot herplaatsing van [eisende partij] de afgelopen periode in kaart heeft gebracht en [eisende partij] binnen een andere afdeling in zal zetten. De gemachtigde van [eisende partij] heeft daarop aangegeven dat [eisende partij] niet vrijwillig mee gaat werken aan een functiewijziging.
2.4.
Op 11 januari 2022 heeft de gemeente Nijmegen aan [eisende partij] het volgende per brief bericht: “
Hierbij delen wij u mede dat uw functie per 17 januari 2022 eenzijdig wordt gewijzigd van Medewerker Beleidsuitvoering III naar Medewerker Beleidsuitvoering II (…). Per 17 januari 2022 wordt u ingezet binnen de afdeling Sport, Vastgoed en Accommodaties (VSA). (…) Het betreft een inzet als medewerker verhuur accommodaties. (…)
De functie Medewerker Beleidsuitvoering II betreft een schaal 8 functie. Echter behoudt u aanspraak op uw huidige inschaling in schaal 9 en het bijbehorende salaris.
U wordt op 12 januari a.s. om 14.00 verwacht voor een eerste gesprek met [betrokkene 1] , Bureaumanager Bedrijfsondersteuning. (…)
2.5.
De gemachtigde van [eisende partij] heeft de gemeente Nijmegen op 12 januari 2022 per e-mail bericht dat [eisende partij] niet instemt met de functiewijziging, maar onder protest gehoor geeft aan de oproep om in gesprek te gaan met de heer [betrokkene 1] .
2.6.
[eisende partij] werkte ten tijde van de mondelinge behandeling onder protest op de afdeling Sport Vastgoed en Accommodaties.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
het besluit tot eenzijdige wijziging van de functie van 11 januari 2022 te schorsen voor de duur van het geding totdat in de bodemprocedure is beslist;
de gemeente Nijmegen te veroordelen om [eisende partij] binnen 24 uur na betekening van het vonnis toe te laten tot haar gebruikelijke werkzaamheden als specialist Burgerzaken bij de gemeente Nijmegen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan gedurende welke de gemeente Nijmegen niet aan de inhoud van het vonnis gehoor zal geven, althans een in goede justitie te bepalen voorziening te treffen;
met veroordeling van de gemeente Nijmegen in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag dat het besluit van de gemeente Nijmegen van 11 januari 2022 geschorst moet worden, omdat elke motivering ontbreekt. Daarnaast voldoet het besluit niet aan de eisen die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld. Verder stelt [eisende partij] dat de voorzieningenrechter de gemeente Nijmegen op 21 december 2021 heeft veroordeeld om [eisende partij] weer toe te laten tot haar gebruikelijke werkzaamheden als specialist burgerzaken en de gemeente Nijmegen weigert dit te doen, zonder redelijke grond. De dwangsommen moeten worden toegewezen omdat [eisende partij] die al eerder heeft gevorderd en de voorzieningenrechter ze destijds niet heeft opgelegd, omdat de gemeente Nijmegen zei zich aan een veroordelend vonnis te houden. Dat heeft de gemeente Nijmegen echter niet gedaan, waardoor ze nu wel moeten worden opgelegd, aldus [eisende partij] .
3.3.
De gemeente Nijmegen heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eisende partij] .
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat er geen eenzijdig wijzigingsbeding is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. Daarom moet de vraag tot welke gevolgen een wijziging van de omstandigheden voor een individuele arbeidsrelatie kan leiden, worden getoetst aan de drievoudige (redelijkheids)toets die de Hoge Raad in het [namen partijen] -arrest (HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847) tot uitdrukking heeft gebracht. Deze toets houdt in dat een werknemer positief op een voorstel van de werkgever tot wijziging van de arbeidsovereenkomst moet reageren als:
  • sprake is van gewijzigde omstandigheden waarin de werkgever als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden;
  • de werkgever een redelijk voorstel doet;
  • aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer kan worden gevergd.
4.3.
Nog daargelaten dat de brief van de gemeente Nijmegen van 11 januari 2022 over de functiewijziging een mededeling behelst en geen voorstel, terwijl de gemeente Nijmegen geen bevoegdheid heeft eenzijdig tot een functiewijziging te “besluiten”, is voorshands oordelend niet aan de voorwaarden uit het [namen partijen] -arrest voldaan, reeds omdat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding gaven om een dergelijk wijzigingsvoorstel te doen. De gemeente Nijmegen stelt in deze procedure opnieuw, nu met een nadere onderbouwing door middel van diverse verklaringen, dat de relatie met de collega’s op de afdeling teveel beschadigd is om deze nog te kunnen herstellen. In het vonnis van 21 december 2021 heeft de voorzieningenrechter echter reeds geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat een terugkeer van [eisende partij] op de werkvloer zou leiden tot een onbeheersbare en onwerkbare relatie tussen [eisende partij] en haar collega’s. Er is onvoldoende aanleiding om daar thans voorshands anders over te oordelen en niet is gesteld dat zich nadien nog andere ontwikkelingen hebben voorgedaan die tot een ander oordeel zouden nopen. Waar eerder is geoordeeld dat de gemeente Nijmegen geen redelijke en voldoende zwaarwegende grond had om [eisende partij] niet meer toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden, kan op basis van hetzelfde feitencomplex evenmin worden geoordeeld dat die omstandigheden (wel) een wijzigingsvoorstel kunnen rechtvaardigen. Ter zitting is weliswaar gebleken dat de arbeidsverhouding sterk onder druk staat, hetgeen een terugkeer zeker zal bemoeilijken, maar dat maakt niet dat de gemeente Nijmegen [eisende partij] die kans redelijkerwijs niet meer hoeft te bieden. Niet gebleken is immers dat de gestelde verstoorde verhoudingen enkel aan [eisende partij] te wijten zijn. Sterker nog, zoals in het eerdere vonnis overwogen is, heeft de gemeente Nijmegen ook bijgedragen aan het escaleren van de situatie, althans escalatie niet proberen te voorkomen, door [eisende partij] noch na haar herstel noch na de mediation toe te laten tot haar werk en aan te blijven sturen op haar vertrek. Onder de gegeven omstandigheden mag van de gemeente Nijmegen, overigens evenals van [eisende partij] , worden verlangd dat zij zich (opnieuw) inspant om de verhoudingen (tussen [eisende partij] en haar collega’s en leidinggevenden) te normaliseren teneinde samen de draad weer op te kunnen pakken. Waar de houding en het gedrag van [eisende partij] eerder tot een negatieve voorlopige beoordeling hebben geleid, ligt het voor de hand dat alsnog, conform het Reglement personeelsbeoordeling van de gemeente Nijmegen (zie overweging 2.8 van het vonnis van
21 december 2021), een definitieve beoordeling wordt opgemaakt en [eisende partij] , bij handhaving van een negatieve beoordeling, een concreet verbetertraject wordt geboden. Dat de gemeente Nijmegen er geen enkel vertrouwen in heeft dat [eisende partij] in staat is haar gedrag te verbeteren en haar een nieuwe start op een andere afdeling met andere leiding gunt, mag zo zijn, maar dat maakt niet dat [eisende partij] , nu zij daarop staat, geen kans moet krijgen om zich te verbeteren in de uitoefening van de bedongen arbeid.
4.4.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat de gemeente Nijmegen [eisende partij] ten onrechte eenzijdig een functiewijziging heeft opgelegd en [eisende partij] (nog steeds) recht op terugkeer in haar functie heeft. Aangezien geen sprake is van een besluit in bestuursrechtelijke zin, maar van een voorstel, zal niet worden overgegaan tot schorsing van het “besluit”, maar blijft het bij dit oordeel.
4.5.
Ter zitting heeft de gemeente Nijmegen desgevraagd toegelicht dat zij [eisende partij] na het eerdere vonnis niet terug wilde laten keren op de afdeling. Het vertrouwen van de gemeente Nijmegen in [eisende partij] is weg, zo gaf de gemeente Nijmegen aan, hoewel er na het eerdere vonnis tussen partijen niets meer is voorgevallen. Uit de weigerachtige houding van de gemeente Nijmegen leidt de voorzieningenrechter af dat de kans aanzienlijk is dat zij ook na een nieuw veroordelend vonnis [eisende partij] niet zonder meer zal toelaten tot haar werkzaamheden. De vordering tot wedertewerkstelling als specialist burgerzaken zal daarom worden toegewezen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 100.000,-.
4.6.
Het belang van [eisende partij] in het algemeen vergt dat zij de veroordeling ten uitvoer kan leggen niettegenstaande een daartegen ingesteld rechtsmiddel. Er is in het onderhavige geval niet gebleken van belangen van de gemeente Nijmegen bij opschorting die daartegen opwegen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.7.
De gemeente Nijmegen wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de gemeente Nijmegen om [eisende partij] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar gebruikelijke werkzaamheden als specialist Burgerzaken bij de gemeente Nijmegen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan gedurende welke de gemeente Nijmegen niet aan de inhoud van dit vonnis gehoor zal geven, met een maximum van € 100.000,-;
5.2.
veroordeelt de gemeente Nijmegen in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] vastgesteld op € 86,- aan griffierecht en € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.