ECLI:NL:RBGEL:2022:1980

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
C/05/383369 / HA ZA 21-73
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een vennootschap onder firma en verdeling van activa tussen tweelingbroers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de ontbinding van een vennootschap onder firma (vof) tussen twee tweelingbroers, eiser en gedaagde. De vof, opgericht op 1 maart 1991, exploiteerde een fruitbedrijf. De broers zijn in onenigheid geraakt over het gebruik en de verdeling van de percelen die in de vof zijn ingebracht. Eiser heeft in 2019 een akkerbouwbedrijf gestart en heeft braakliggende gronden van de vof in gebruik genomen. Gedaagde heeft een deel van de percelen verpacht aan een achterbuurman, wat in strijd is met de hypotheekakte. Eiser vordert ontbinding van de vof, benoeming van een deskundige voor de waardering van de percelen, en een verdeling van de activa. Gedaagde voert verweer en stelt dat hij recht heeft op voortzetting van de onderneming en toedeling van de activa. De rechtbank oordeelt dat de vof feitelijk niet meer functioneert en dat de activa verdeeld moeten worden. De rechtbank zal de vof ontbinden en een deskundige benoemen voor de waardering van de activa. De zaak wordt naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/383369 / HA ZA 21-73
Vonnis van 20 april 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H.M. van Eerten te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 mei 2021
  • het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 4 februari 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn tweelingbroers. Ze zijn op 1 maart 1991 een vennootschap onder firma aangegaan (hierna: de vof) waarin een fruitbedrijf wordt geëxploiteerd. In de “overeenkomst van vennootschap onder firma” (hierna: de overeenkomst) uit 1991 is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 2
De vennootschap heeft ten doel voor gezamenlijke rekening uit te oefenen van fruitteeltbedrijf, (…)
Artikel 3
De vennootschap wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Ieder der vennoten heeft het recht de vennootschap op te zeggen, mits met inachtneming van een termijn van 3 maanden en slechts tegen het einde van een boekjaar.
Artikel 6
De werkzaamheden van de vennootschap onder firma worden door de vennoten in onderling overleg verdeeld.
Artikel 7
Het is aan ieder der vennoten verboden tijdens de duur van de vennootschap direct of indirect voor eigen rekening of voor rekening van anderen of voor gezamenlijk rekening met anderen buiten de vennootschap om een soortgelijke onderneming als waarvoor de vennootschap is aangegaan te drijven of te doen drijven (…)
Artikel 13
De vennootschap eindigt:
A. ontbinding in onderling overleg;
B. door opzegging overeenkomstig het in artikel 3 bepaalde;
C. (…)
G. door een daartoe strekkende beslissing, te nemen door nader te noemen scheidslieden, op verzoek van één der vennoten, indien de andere vennoot de in deze akte gemaakte bepaling overtreedt of niet nakomt, dan wel handelt in strijd met de aard of de strekking daarvan.
(…)
Artikel 15
A. Bij het eindigen der vennootschap in onderling overleg worden tevens de gevolgen daarvan geregeld.
B. Bij het eindigen der vennootschap anders dan in onderling overleg heeft de vennoot die niet opzegt c.q. in wie niet de oorzaak van de beëindiging is gelegen het recht de onderneming van de vennootschap alleen of met anderen voort te zetten. Indien hij zodanige voortzetting wenst, heeft hij het recht de zaken van de vennootschap over te nemen, een en ander indien hij zijn verlangen daartoe binnen 3 maanden na het eindigen der vennootschap per aang[e]tekende brief aan de uitgetreden vennoot of diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel te kennen heeft.
2.2.
Partijen hebben percelen grond (kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [sectie X, nummer 000] ter grootte van 6.79.15 ha, en nummer [X] , ter grootte van 3.20.40 ha) ingebracht in de vof met daarop drie woningen: de woning van [eiser] , de woning van [gedaagde] en de mantelzorgwoning van hun moeder. Volgens het bestemmingsplan is één (bedrijfs)woning toegestaan op het perceel. De percelen beschikken over twee opritten.
2.3.
Eind 2009 hebben partijen afspraken gemaakt over het einde van hun samenwerking die zijn vastgelegd in een puntenplan. [gedaagde] is toen een eenmanszaak begonnen per 12 februari 2009; [eiser] is fulltime gaan werken in de wegenbouw.
2.4.
[gedaagde] heeft een gedeelte van het perceel geliberaliseerd verpacht aan een achterbuurman die daarop een kuilplaat heeft gebouwd. Dit is in strijd met de bepalingen uit de hypotheekakte.
2.5.
Op enig moment is er onenigheid ontstaan tussen [eiser] en [gedaagde] . Ondanks meerdere bemiddelingspogingen met hulp van diverse mensen, is het [eiser] en [gedaagde] niet gelukt om tot een vergelijk te komen over het gebruik en de verdeling van de percelen.
2.6.
Bij e-mailbericht van 3 maart 2019 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiser] gemaild:
(…) ook denk ik dat de m2 die nu vrij komt geheel naar jou toe kan. (…)
2.7.
Rond oktober 2019 heeft [gedaagde] een deel van de percelen gerooid en niet meer opnieuw ingeplant met fruitbomen.
2.8.
[eiser] is op 1 november 2019 voor zichzelf begonnen met het verbouwen van akkerbouwgewassen. Hij heeft daartoe braakliggende gronden van de vof in gebruik genomen door wintertarwe te zaaien.
2.9.
De Landmeter B.V. heeft in december 2019 in opdracht van [eiser] de percelen en perceel gedeelten opgemeten, waarbij bovenin de woningen en schuren ingetekend staan. Helemaal linksboven in het blauw ligt de woning van [eiser] met daaronder de woning van [gedaagde] . Het rode perceel linksonder met daarin cijfer 4, is tijdelijk verpacht aan de achterbuurman:
2.10.
Op 12 oktober 2020 heeft de advocaat van [eiser] een brief [1] gestuurd aan [gedaagde] met daarin onder meer het volgende:
Bij brief d.d. 20 augustus jl. berichtte ik u dat cliënt op korte termijn de tussen u en cliënt bestaande vof wenst te beëindigen en de onroerende zaken die in gezamenlijke eigendom zijn, wil verdelen.
(…) wenst cliënt de aangekondigde vervolgstappen te zetten.
In de eerste plaats betreft dat het gebruik van de gezamenlijke landbouwgronden en de gezamenlijke opstallen met bijbehorend ondergrond en erf.
De huidige situatie is dat u percelen heeft gerooid en een perceel verpacht heeft aan een achterbuurman (…)
U berichtte mijn cliënt dat de vrijgekomen percelen door cliënt gebruikt kunnen worden.
Cliënt merkt, gelet op onderstaande feiten en omstandigheden, de gebruiksregeling voor de gronden, voor zover die formeel al zou zijn bestaan, als beëindigd aan en hij ontbindt deze, voor zover dat nog nodig zou zijn, per heden.
(…) Cliënt zal een deel van de gezamenlijke percelen in gebruik nemen.
2.11.
Bij e-mailbericht van 10 november 2020 heeft de gemachtigde van [gedaagde] de gemachtigde van [eiser] kort samengevat bericht dat geen sprake is van (partiële) staking van het fruitteeltbedrijf door [gedaagde] en dat [gedaagde] niet instemt met de door [eiser] gepleegde eigenrichting, bestaande uit het ploegen van een van de percelen met het voornemen daar wintertarwe te gaan inzaaien.
2.12.
Inmiddels heeft [eiser] ongeveer 3 hectare grond in gebruik genomen en daar wintertarwe ingezaaid.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - :
ontbinding van de vof,
benoeming van een deskundige voor de waardering van de agrarische percelen,
dat de rechtbank de verdeling gelast van de ontbonden vof,
veroordeling van [gedaagde] tot medewerking aan de notariële overdracht conform verdeling en tot medewerking aan het vestigen van een erfdienstbaarheid van overpad,
een verbod voor [gedaagde] om [eiser] de toegang tot- en het gebruik van de percelen te belemmeren en hem te veroordelen tot het verstrekken van de toegangscode van het hek,
veroordeling van [gedaagde] om samen met [eiser] het pad in de boomgaard te verwijderen en de kosten bij helfte te delen,
veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de vorderingen van de vof, de eenmanszaak van [eiser] en [eiser] in privé,
veroordeling van [gedaagde] tot medewerking aan het opstellen van een slotbalans per ontbindingsdatum door de accountant van de vof en de kosten bij helfte te delen
veroordeling van [gedaagde] om over te gaan tot een financiële afwikkeling op basis van de uitgesproken verdeling en de slotbalans van de vof,
veroordeling van [gedaagde] tot gebruik van het bouwperceel waarbij [eiser] de voorkant en [gedaagde] de achterkant in gebruik heeft,
één en ander onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de (proces)kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert aan dat de vof op initiatief van [eiser] wordt beëindigd en [gedaagde] op grond van artikel 15 de partij is “in wie niet de oorzaak van de beëindiging is gelegen”, zodat [gedaagde] recht heeft op voortzetting van de onderneming en toedeling van de onroerende zaken.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert samengevat - :
een verklaring voor recht dat [gedaagde] krachtens artikel 15 lid B van de overeenkomst recht heeft op voortzetting van de onderneming van de vof en recht heeft op toedeling van alle activa van de vof,
veroordeling van [eiser] tot het verlenen van medewerking aan de levering van zijn onverdeelde aandeel in de percelen aan [gedaagde] ,
benoeming van een deskundige voor het bepalen van de economische waarde per 1 februari 2021 van de percelen,
een verklaring voor recht dat bepaalde opstallen en erfverhardingen bij een waardering van de opstallen buiten beschouwing dienen te blijven
te verstaan dat [gedaagde] bij verkoop van een deel van perceel O 146 dit eerst aan [eiser] te koop zal aanbieden,
één en ander met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding.
3.5.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de inhoudelijke samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie behandelt de rechtbank de vorderingen gezamenlijk. Dit geschil heeft betrekking op de (ontbinding van) de vof van partijen en wat ieders aandeel in de vof is.
4.2.
Partijen zijn het eens over de bevoegdheid van de rechtbank.
4.3.
[gedaagde] heeft in 2009 met instemming van [eiser] de gronden en het materieel in gebruik genomen voor zijn eenmanszaak. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de gemeenschappelijke exploitatie van het fruitteeltbedrijf binnen de vof is beëindigd. Het vennootschapsvermogen is vervolgens onverdeeld gebleven en de vof is niet ontbonden. De afspraken uit 2009 hebben de kenmerken van een gebruiksregeling. [eiser] schrijft daarover in de dagvaarding en deze weergave van de afspraken is door [gedaagde] in de conclusie van antwoord als volgt onderschreven:
Feitelijk zijn er wel afspraken gemaakt. Deze kwamen erop neer dat [gedaagde] (…) verder zou gaan met het fruitteeltbedrijf, in die zin dat de vennootschap onder firma zou blijven bestaan en de heer [gedaagde] (…) voor eigen rekening en risico een fruitteeltbedrijf zou uitoefenen op de landbouwpercelen en – deels – de bedrijfsopstallen daarvoor zou kunnen gebruiken.
De percelen landbouwgrond die economisch waren ingebracht in de vennootschap onder firma werden ten dienste gesteld aan het fruitteeltbedrijf van [gedaagde] (…). Ieder van partijen betaalde een bijdrage teneinde o.a. de hypotheeklast zoals die rustte op de percelen te betalen alsmede de overige vaste lasten van de percelen.
4.4.
Er is sprake van een situatie die nog het meest weg heeft van hetgeen partijen in artikel 13 aanhef en onder A hebben bedoeld: de vennootschap eindigt door ontbinding in onderling overleg. Zij hebben immers in onderling overleg besloten de gezamenlijke exploitatie van het fruitteeltbedrijf te staken en afgesproken dat [gedaagde] de gronden en materialen van de vof mocht gebruiken met zijn eenmanszaak tegen een vergoeding. [eiser] schrijft ook in de conclusie van antwoord onder 5: “
Er is geen daadwerkelijke gezamenlijke onderneming meer.”Dit einde van de onderneming behelst impliciet ook de afspraak om elkaar niet meer te houden aan het concurrentiebeding van artikel 7. Zo is [gedaagde] in 2009 een fruitbedrijf in de vorm van een eenmanszaak gestart en [eiser] in 2019 een akkerbouwbedrijf in de vorm van een eenmanszaak.
4.5.
De vof mag dus formeel nog niet ontbonden zijn; sinds 2009 exploiteert de vof geen onderneming meer. Het gevolg is dat de situatie als beschreven in artikel 15 onder B zich nu niet voordoet. Ook het starten van deze bodemprocedure is niet aan te merken als een oorzaak van de beëindiging als bedoeld in artikel 15 onder B zoals [gedaagde] betoogt in punt 10 van de antwoordconclusie in de incidenten. Er is geen sprake van het eindigen van de vennootschap anders dan in onderling overleg. Irrelevant is dus in wie de oorzaak van de beëindiging is gelegen. Dat betekent dat geen van beiden het voortzettingsrecht heeft, maar dat artikel 15 onder A van toepassing is: bij het eindigen der vennootschap in onderling overleg worden tevens de gevolgen daarvan geregeld. Dit is deels gebeurd in 2009 en dit is 10 jaar lang goed gegaan.
4.6.
Op 3 oktober 2019 heeft [gedaagde] zoals hiervoor geciteerd geschreven: “
ik denk dat de m2 die nu vrij komen geheel naar jou toekan.” Daarop heeft [eiser] wintertarwe gezaaid. Er is geen overleg geweest tussen [gedaagde] en [eiser] over welke op percelen, het gebruik van machines, etc. Dit heeft geleid tot verergering van de onenigheid en tot twee kort gedingen. In het kort geding vonnis van 17 februari 2021 wordt onder 4.4. overwogen:
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij een deel van de percelen niet meer in gebruik heeft voor de fruitteelt en dat hij zijn bedrijf in de toekomst nog wat wil verkleinen, zodat hij ook niet meer beide percelen geheel nodig heeft. Bovendien heeft hij niet weersproken dat hij meermaals uitlatingen heeft gedaan met de strekking dat grond die hij niet meer gebruikt “naar [eiser] kan”, zoals ook blijkt uit het onder 2.6. weergegeven e-mailbericht. Gelet op het voorgaande is, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, het gebruik van de percelen zoals partijen dat eerder zijn overeengekomen in de gebruiksregeling waarop [gedaagde] zich beroept niet meer in overeenstemming met de huidige, feitelijke situatie, waarin [gedaagde] een (aanzienlijk) deel van de percelen niet meer gebruikt voor zijn fruitteeltbedrijf en [eiser] een eenmanszaak is begonnen en zich wenst toe te leggen op de teelt van landbouwgewassen, waarvoor hij een deel van de percelen wil gebruiken.
(…)
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] wintertarwe heeft ingezaaid op een stuk grond dat voorheen bij [gedaagde] in gebruik was en dat dat stuk grond, volgens zijn voorstel ter verdeling van de percelen, na de verdeling aan hem in eigendom zal toebehoren. Hij heeft echter niet weersproken dat het deel waarop de wintertarwe is ingezaaid al enige tijd niet meer in gebruik was voor de fruitteelt. (…)
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen beiden ingestemd met beëindiging van de gebruiksregeling - [gedaagde] door aan te geven dat de grond die hij niet gebruikt naar [eiser] kan en hij zijn bedrijf (verder) wil verkleinen / grond wil verkopen (zie randnummer 18 conclusie van antwoord en productie 12 bij dagvaarding), [eiser] door grond in gebruik te nemen - maar kunnen zij niet tot nadere afspraken komen over een nieuwe gebruiksregeling. Zij lopen vast in de verdere uitvoering van artikel 15 onder A van de vennootschapsovereenkomst: ‘bij het eindigen der vennootschap in onderling overleg worden tevens de gevolgen daarvan geregeld’. Nu er geen sprake is van een voortzettingsrecht van [eiser] of [gedaagde] zullen de activa van de vof verdeeld dienen te worden. Dit is ook wat [eiser] wil en wat [gedaagde] , in zekere zin, ook wil(de). Zo schrijft de advocaat van [gedaagde] in de conclusie van antwoord onder 17:
[gedaagde] wenst echter bij een verdeling van de gemeenschappelijke landbouwgronden ook tot een verdeling van het bouwperceel (en de daarop aanwezige opstallen) te komen. Ook voor [gedaagde] geldt dat hij niet tegen zijn zin deelgenoot hoeft te blijven in een onverdeelde gemeenschap.
4.8.
De rechtbank zal de vof bij eindvonnis ontbinden. De peildatum voor de waardebepaling is in beginsel de dag van verdeling (Hoge Raad 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6176). Echter, in dit geval neemt de rechtbank 1 januari 2022 als waarde-peildatum.
Omvang en waarde van de tot de gemeenschap behorende activa
4.9.
Voor een verdeling is noodzakelijk dat de activa van de vof gewaardeerd worden nadat is vastgesteld welke activa het betreft.
4.10.
[gedaagde] heeft betoogd dat bij de waardering van de activa van de vof bepaalde activa buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Het gaat om activa die [gedaagde] zelf betaald heeft (opstallen, erfverharding, woning [gedaagde] , mantelzorgwoning moeder, fruitopstanden). De rechtbank overweegt als volgt. In de eerste plaats heeft [gedaagde] nagelaten te onderbouwen dat het genoemde inderdaad door hem vanuit privé vermogen is betaald. Bovendien gaat [gedaagde] eraan voorbij dat op grond van artikel 5:20 lid 1 onder e BW de eigendom van de grond ook omvat gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met ander gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak. De opstallen zijn dus door natrekking activa van de vof geworden. De waardering zal dus dienen plaats te vinden zoals de taxateur het aantreft; met erfverharding, opstallen, woningen en fruitopstanden.
4.11.
[eiser] heeft primair betoogd dat het bouwperceel, het kleinere perceel aan de openbare weg met daarop de drie woningen, buiten de verdeling dient te blijven. Hierin gaat de rechtbank niet mee. Dit werkt enkel complicerend, omdat de vof ontbonden wordt en er dus vereffend en verdeeld dient te worden. Nu ook het bouwperceel is ingebracht in de vof, behoort ook dat verdeeld te worden.
4.12.
Volgens [eiser] (zie dagvaarding onder randnummer 22, laatste alinea) gaat het alleen om het onroerend goed. [gedaagde] schrijft onder 2 in de antwoordconclusie in de incidenten dat partijen in 2010 tot een verdeling van machines, inventaris en fruitopstanden zijn gekomen. Dit heeft [eiser] ten aanzien van de machines en de inventaris niet betwist; ten aanzien van de fruitopstanden heeft hij betwist dat tot een afrekening is gekomen.
4.13.
Gesteld noch gebleken is dat er na 2009 nog goederen zijn ingebracht in de vof. Dit ligt ook minder voor de hand omdat de onderneming van de vof toen al gestaakt was. Partijen hebben elk gesteld met hun eenmanszaak machines te hebben aangeschaft. Die hoeven niet verdeeld te worden, want die maken geen deel uit van de gemeenschap.
4.14.
Het aan de achterbuurman verpachte deel dient gewaardeerd te worden in onverpachte staat. De verpachting is in strijd met de hypotheekakte en eindigt bovendien ultimo 2022.
4.15.
Er is dus sprake van een onverdeelde gemeenschap in de zin van artikel 3:166 leden 1 en 2 BW, die moet worden vereffend en verdeeld. Alvorens tot verdeling over te kunnen gaan, dient er vereffend te worden. De lopende zaken van de vof moeten worden afgewikkeld, zodat de boedel in een toestand wordt gebracht waarin deze zonder moeilijkheden kan worden verdeeld. De openstaande schulden moeten worden voldaan, de vorderingen moeten worden geïnd en eventuele activa moeten te gelde worden gemaakt, althans gewaardeerd. De vereffening dient in beginsel te geschieden door de ex-vennoten.
4.16.
De rechtbank beschikt nog over onvoldoende financiële gegevens om de verdeling ex artikel 3:185 BW vast te stellen. Hiervoor is benodigd dat er vereffening plaatsvindt en dat er een slotbalans wordt opgemaakt.
De kapitaalrekeningen
4.17.
Partijen zijn het erover eens dat hun accountant, Flynth, een slotbalans dient op te stellen conform artikel 14 van de overeenkomst. Er is op een aantal punten onenigheid. De rechtbank zal deze hier kort beoordelen teneinde voor Flynth de uitgangspunten aan te dragen.
- naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] terecht de opbrengsten van de pachtovereenkomst met de achterbuurman niet afgedragen aan de vof; [gedaagde] was immers een gebruiksvergoeding aan de vof verschuldigd voor het perceel, dan is de opbrengst van het perceel voor [gedaagde] (zijn eenmanszaak),
- de kosten voor het nakijken van de gehele boekhouding van de vof vanaf 2009 komt voor rekening van de vof, omdat dit ten behoeve van de vof is,
- ook de kosten die zijn gemaakt voor de verharding van de oostelijke toegangsweg en het achtererf en voor opstallen komen voor rekening van de vof, voor zover dit nog niet is gebeurd. De reden hiervoor is dat dit waarde verhogend werkt voor de gemeenschappelijke percelen en zo ten goede komt aan de vennoten,
- de lasten onroerend goed Belasting Samenwerking Rivierenland komen voor rekening van de vof, voor zover deze al niet voor rekening van de vof zijn gekomen,
- de rentelasten voor de debetstanden op de rekening-courant van de vof, komen voor rekening van de vof. Het is de verantwoordelijkheid van beide vennoten om de debetstand te voorkomen.
4.18.
Indien een vennoot meent dat hij met privé vermogen een schuld / kosten van de vof heeft voldaan, is het aan de desbetreffende vennoot om dit te onderbouwen met facturen / rekeningen / aanslagen en bewijs van betaling. Bij ontbreken daarvan, kunnen de kosten niet in de administratie van de vof worden verwerkt.
Wijze van verdeling
4.19.
De rechtbank is voornemens te verdelen conform de tekening die als productie 26 bij de akte overlegging producties zijdens [eiser] zit, met dien verstande dat de oostelijke toegangsweg vanaf de openbare weg tot aan het begin van het middelste blauw gearceerde perceeldeel eigendom wordt van [gedaagde] met een erfdienstbaarheid van overpad ten gunste van [eiser] . Indien [gedaagde] ervoor kiest het achterste, thans verpachte gedeelte, in eigendom te behouden, zal ten laste van het perceel van [eiser] een erfdienstbaarheid van overpad verstrekt dienen te worden zoals ingetekend op productie 26. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een verdeling die het meest rekening houdt met de belangen van partijen.
4.20.
Met deze wijze van verdeling wordt bereikt dat:
- beide broers een perceel dicht bij het bouwperceel en een perceel verder weg krijgen,
- beide broers op de percelen kunnen blijven wonen evenals hun moeder,
- beide delen ongeveer even groot zijn,
- alle percelen goed bereikbaar zijn vanaf de openbare weg,
- beide broers een uitweg in eigendom hebben die naar hun woning leidt,
- de kans wordt vergroot dat de woningen van [eiser] en [gedaagde] als bedrijfswoning kunnen worden aangemerkt, en
- beide broers grond rondom hun woning hebben.
Ook weegt mee dat [gedaagde] op eigen houtje het achterste perceel aan de achterbuurman heeft verpacht; het is dan niet meer dan redelijk dat hij dat perceel bij de verdeling in eigendom verkrijgt. De verdeling met alle grond aan de voorkant van het bouwperceel voor [eiser] is ook ter zitting besproken en stuitte niet op bezwaren bij [gedaagde] .
4.21.
De rechtbank acht het nodig om een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen en de hoogte van het gevraagde voorschot. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.22.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, te weten een taxateur. De rechtbank heeft Ing. J.J.H. van de Grootheveen MSc RT werkzaam bij WLTM Coöperatie u.a. te Bleiswijk bereid gevonden als deskundige op te treden. Zijn voorschot bedraagt € 3.750,-- ex btw. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
4.23.
Uitgaande van productie 26 zijdens [eiser] (akte overlegging producties d.d. 11 augustus 2021):
1. Wat was de marktwaarde op 1 januari 2022 van het geel gearceerde deel inclusief de woning van [gedaagde] , de mantelzorgwoning van moeder, overige opstallen en fruitopstanden en inclusief de oostelijke toegangsweg vanaf de openbare weg tot het begin van het middelste blauw gearceerde perceeldeel als onderdeel van het gehele perceel, uitgaande van een erfdienstbaarheid van overpad op dat stuk toegangsweg?
2. Wat is de marktwaarde op 1 januari 2022 van het blauw gearceerde deel inclusief de woning van [eiser] , overige opstallen en fruitopstanden en inclusief de westelijke toegangsweg als onderdeel van het gehele perceel?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.24.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser] te laten voldoen. Bij eindvonnis zullen de kosten gemoeid met het deskundigenbericht bij helfte worden gedeeld.
4.25.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
18 mei 2022voor het nemen van een akte door beide partijen gelijktijdig waarin zij zich uitlaten over de persoon van de deskundige, de vraagstelling en de hoogte van het voorschot,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.

Voetnoten

1.Productie 14 bij antwoordconclusie in de incidenten zijdens [gedaagde]