Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 19 mei 2021
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 4 februari 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Er is geen daadwerkelijke gezamenlijke onderneming meer.”Dit einde van de onderneming behelst impliciet ook de afspraak om elkaar niet meer te houden aan het concurrentiebeding van artikel 7. Zo is [gedaagde] in 2009 een fruitbedrijf in de vorm van een eenmanszaak gestart en [eiser] in 2019 een akkerbouwbedrijf in de vorm van een eenmanszaak.
ik denk dat de m2 die nu vrij komen geheel naar jou toekan.” Daarop heeft [eiser] wintertarwe gezaaid. Er is geen overleg geweest tussen [gedaagde] en [eiser] over welke op percelen, het gebruik van machines, etc. Dit heeft geleid tot verergering van de onenigheid en tot twee kort gedingen. In het kort geding vonnis van 17 februari 2021 wordt onder 4.4. overwogen:
5.De beslissing
18 mei 2022voor het nemen van een akte door beide partijen gelijktijdig waarin zij zich uitlaten over de persoon van de deskundige, de vraagstelling en de hoogte van het voorschot,