2.2De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] op verschillende momenten (tijdens het WOD-traject, daarna als getuige en later als verdachte) verklaringen heeft afgelegd waarin hij zichzelf, [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] heeft belast. Het gaat om de verklaringen van:
- 29 december 2020 (WOD-traject);
- 5 en 7 januari 2021 (als getuige);
- 23, 24 en 25 februari 2021 (als verdachte).
Deze verklaringen zijn gelijkluidend en vinden op diverse punten bevestiging in objectieve onderzoeksresultaten. De rechtbank zal daar bij het bespreken van de afzonderlijke zaaksdossiers dieper op ingaan. [medeverdachte 1] heeft zijn eerste verklaring in het WOD-traject afgelegd, terwijl hij niet wist dat hij met opsporingsambtenaren te maken had. Niet is gebleken dat hij deze verklaring onder druk heeft afgelegd en ook kan niet worden gesteld dat zijn verklaringsvrijheid is aangetast. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] ook heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij zaken waar hij op dat moment nog niet als verdachte in beeld was. Dit zijn allemaal sterke aanwijzingen voor de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. In dat verband wijst de rechtbank ook op het rapport van prof. dr. Van Koppen (hierna te noemen de deskundige) die op verzoek van de verdediging vanuit rechtspsychologisch perspectief onderzoek heeft gedaan naar de validiteitvan de verklaringen van [medeverdachte 1] . Daaruit komt kort gezegd naar voren dat zijn verklaringen in grote lijnen als valide zijn aan te merken en de invloed van de WOD-traject (‘het gesprek in de bus’) van beperkte invloed is geweest op zijn latere verklaringen. Dat er hier en daar inconsistenties in die verklaringen zitten doet aan het voorgaande niet af, nu deze volgens de deskundige conform het functioneren van het geheugen zijn. Het feit dat [medeverdachte 1] bij sommige informatie zegt dat hij het niet weet, soms zegt dat hij onzeker is en soms aangeeft dat hij iets van horen zeggen heeft en niet zelf heeft waargenomen, draagt bij aan de validiteit van zijn verhaal op de punten waarvan hij zegt dat hij wel zeker is, aldus de deskundige. De rechtbank heeft ook de verklaring die [medeverdachte 1] ter terechtzitting in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd - waarin hij aangeeft dat wat hij bij de politie heeft verklaard klopt - door de deskundige laten analyseren en de verdediging in de gelegenheid gesteld daarover aanvullende vragen te stellen. Deze aanvulling heeft niet tot een andere conclusie van de deskundige geleid.
Dit alles maakt dat de rechtbank deze verklaringen van [medeverdachte 1] als betrouwbaar aanmerkt. Dat hij op 17 en 18 mei 2021 heeft verklaard dat alles wat hij eerder had gezegd gelogen was en zich verder op zijn zwijgrecht heeft beroepen, maakt nog niet dat deze verklaringen feitelijk onjuist of onvolledig zijn. Reden daarvoor was volgens [medeverdachte 1] zelf een aan zijn moeder gerichte dreig-sms van 18 april 2021 met een ultimatum aan [medeverdachte 1] om zijn verklaring in te trekken omdat het leven voor hem en zijn familie anders een hel zou worden. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze sms - gelet op de inhoud afkomstig van de dader(s) van de aanslagen - voor [medeverdachte 1] reden is geweest om zijn proceshouding aan te passen en zich vanaf dat moment al verdachte op zijn zwijgrecht en als getuige zijn verschoningsrecht te beroepen. Iets dat [medeverdachte 1] ter zitting in zijn eigen strafzaak ook heeft verklaard. De rechtbank hecht om die reden geen waarde aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij alles wat hij eerder had verklaard, heeft gelogen.
2a. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
In de zaak met parketnummer 05/780075-20
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was en de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot uitlokking van het teweegbrengen van een dergelijke ontploffing.
De officier van justitie heeft verder gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord (feit 2) en aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar te duchten was (feit 3).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van de voorbereidingshandelingen dient te worden vrijgesproken, nu de ten laste gelegde middelen nimmer onder cliënt of een medeverdachte zijn aangetroffen. Bovendien kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wat de verdachten hiermee dan precies van plan waren. Met betrekking tot de poging tot uitlokking geldt dat niet is gebleken wat cliënt aan [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] in het vooruitzicht zou hebben gesteld, zodat hij eveneens hiervan dient te worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen van dit feit dan is bepleit dat sprake was van vrijwillige terugtred nu uit het dossier niets volgt dat duidt op voorzetting van de voorbereidingshandelingen.
De raadsman heeft verder bepleit dat verdachte van de feiten 2 en 3 dient te worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs voor die feiten ontbreekt. De verklaringen van [medeverdachte 1] vinden onvoldoende steun in de rest van het dossier. Verder is geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood en van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot feit 1
De rechtbank gebruikt de volgende telefoongesprekken voor het bewijs.
Gesprek op 21 december 2020 tussen [verdachte] (M) en [medeverdachte 5] (A)
15:02 uur:
[verdachte] wgd
(wordt gebeld door)[medeverdachte 5] .
M: ben je langs BUSSUM ... -ntv- geweest vandaag?
A: ja man
M: heb je die dingen aangeraakt?
A: nee man
M: maar heb je gekeken of ze er waren?
A: ja ik heb hem verplaatst, ik ben gisteren ge - uh, ik ben gegaan alles
M: watte?
A: he waar ben je waar ben je?
M: he maar uh, ik ben bij de Lidl, maar waar zijn die dingen bro wacht effe is belangrijk nu
A: ze zijn daar
M: nog steeds daar?
A: ja
M: maar precies op dezelfde plek of wat zeg je nu... verplaatst zeg je
A: ja gewoon maar daar, daar naast, ik heb 'm gewoon beter dicht gedaan en zo, die zak
M: maar euh, als ik daar naar toe ga dan kan ik ze gelijk / zeker zien?
A: ja die zie je gewoon, bij die euh, bij die euh bo-uh, bij die boom
M: ja, ja ja ja ja, bij die boom (fon)
A: is een beetje onder de blaadjes, je weet wel
M: ja ja ja is goed, perfect. Maar dus ]e hebt net gezien dat ze daar waren?
A: nee heb ik niet gezien maar waarschijnlijk wel, ga maar kijken, ik heb ze goed verstopt (fon)
M: waar ben jij nu dan?
A: thuis
M: nou oké is goed, dan zie ik je over een uur zo, goed? (…)
A: jo, he, jo ik kan nog he
M: he?
A: ik kan uh kan nog
M: eeeeuh ja maar ik heb anders
A: ..(ntv)... gisteren was een probleem gebeurd
M: echt waar?
A: ja echt waar, gewoon daar
M: nou is goed dan, ik spreek je zo meteen ja (…)
15:04 uur:
[verdachte] (sh) wgd
(wordt gebeld door)[medeverdachte 5]
[verdachte] : ja
[medeverdachte 5] : he, je kan ook doorgeven als je wilt, zeg tegen hem; hij zag dat het raam open stond maar daar waren mensen binnen
[verdachte] : maar is dat ook echt zo?
[medeverdachte 5] : ja, ik trof een open raam, daar waren mensen, om 3 uur in de nacht(…)
15:12 uur:
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 5]
Begroeting
[verdachte] vraagt waar [medeverdachte 5] is. [medeverdachte 5] is thuis
[verdachte] vraagt hoe snel [medeverdachte 5] achter Lidl kan komen.
[medeverdachte 5] zegt 5 minuten.
[verdachte] zegt wel snel want ik moet eigenlijk weer door, maar dan heb ik jou gezien en gesproken.
[medeverdachte 5] vraagt wat er is want het regent
[verdachte] zegt dat het ook later kan, dan gaat hij nu gewoon bewegen.
[medeverdachte 5] vraagt waar [verdachte] heen moet. [verdachte] zegt gewoon hier in de buurt.
A: maar heb je (wat) geregeld dan?
M: ja ja maar we moeten toch nog over wat anders praten, over euh vanavond
A: over wat?
M: over die van vanavond wat je net tegen mij zegt toch
A: ja ja ja jongen ik kom wel naar uh achter Lidl(…)
De telefoon in gebruik bij [medeverdachte 5] ( [telefoonnummer] ) maakt op 20 december 2020 om 02:36 uur gebruik van een zendmast op de [adres 8] in Hilversum. De afstand tussen de zendmast en de [adres 2] in Hilversum is ongeveer 574 meter.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] en [medeverdachte 5] een afspraak maken om elkaar die middag bij de Lidl te ontmoeten. Ze moeten dan praten ‘over vanavond’ en ‘over wat je net tegen mij zei’ zegt [verdachte] . Dat laatste slaat dan kennelijk terug op de twee eerdere gesprekken om 15:02 uur en 15:04 uur. In die gesprekken laat [medeverdachte 5] weten dat hij die middag in Bussum is geweest, de zak nog steeds goed verstopt lag bij de boom onder blaadjes en hij dat aan ‘hem’ moet laten weten. Ook geeft [medeverdachte 5] aan dat hij nog steeds kan, dat het raam open stond om 03:00 uur ’s nachts en er mensen in de woning waren. De telefoon van [medeverdachte 5] straalt die nacht een mast aan die bereik heeft op het adres aan de [adres 2] . Daar waar [medeverdachte 5] nu ineens weer beschikbaar is - tot verrassing van [verdachte] omdat hij eerder om een of andere reden was verhinderd - laat [verdachte] weten ‘eeeuh maar ik heb anders’ (de rechtbank begrijpt: ik heb inmiddels iets anders geregeld). In dat verband acht de rechtbank de volgende gesprekken van eerder die middag van belang:
Gesprek op 21 december 2020 tussen [verdachte] (M) en [medeverdachte 2] (NNM)
13:43 uur
[verdachte] wgd (
wordt gebeld door) NNM
NNm zegt dat [verdachte] over 3 minuten terug belt.
[verdachte] vraagt of NNM weet of ie komt.
NNM zegt bel me over max 5 minuten terug
13:47 uur
[verdachte] (sh ngd) bum NNM8927
Na begroeting:
M: luister dan, als je wilt kan je deze kant opkomen vanavond of straks wanneer dat jij denkt uh ik ga dan geef ik je die dinge, geef ik je die adres, kun je gaan
NNM: oké maar luister dan
M: ja
NNM: wanneer krijg ik uitbetaald (Opm tolk: ik hoor "wie krijgt uitbetaald?"
M: gelijk als je terug komt gelijk
NNM: zeker
M: direct direct
NNM: [verdachte] !
M: ja
NNM: ik weet hoe je bent ook he
M: he
NNM: ik weet hoe je bent ook he
M: direct direct direct maar je moet zeker weten dan
NNM: he?
M: je moet zeker weten begrijp je
NNM: ja toch
M: nee klaar als je tegen mij zeker zegt gelijk hoe je terug komt, ik ben gewoon direct met jou
NNM: maar wat .. (-ntv / opm tolk: het klinkt als: 'word het ge-uh gepaaid door die BO" of zo?)
M: nee nee broer, niks niks niks niks niks broer,
ik ga je zo meteen als je hier bent ga ik je uitleggen ja.maar je moet tegen mij zeggen of Je gaat -ntv-, dat is het
NNM: [verdachte] , ik ga sowieso
M: ja sowieso je gaat sowieso vandaag?
NNM: ja
M: prima, is goed broer, ik ga nu alles voor je klaar leggen
NNM: ja toch
M: goed?
NNM: ja is goed, rustig (fon)
M: nee is niks linksom, rechtsom, ik zweer het je op de Islam broer, gelijk, hoe je gaat gelijk maar moet goed gebeuren, dat is het wel. Hij moet goed gebeuren.
NNM: maar hij gaat goed gebeuren toch
M: dan hoe je terugkomt, het ligt er voor je, ik zweer het je, gelijk
NNM: moloto euh wat wil je precies?
M: wat dan / watte? (fon)
NNM: wat wilde je precies, wat moest er gebeuren precies, wat wilde je, molotov, wat was het?
M: niks ik ga je zo, ik ga je zo precies (lacht) uitleggen als je uh nou uh je komt vanavond gewoon deze kant op of zo
NNM: ja man
M: perfect dan heb ik hem gewoon klaar voor je, ga ik je precies uitleggen hoe of wat en dan eh ja dan is het in principe dan is het helemaal aan jou hoe je hem zet en zo, hoe laat of wat dan ook, snap je
NNM: ja toch
M: nee, nou prima dan, dit is jouw nummer?
NNM: ja
M: euh hoe laat kan ik je verwachten, rond hoe laat heb je tijd?
NNM: bro ga van 8 uur uit, maar het is in Hilversum?
M: ja t is in Hilly [= Hilversum] t is in Hilly [= Hilversum]
(…)
M: ik bel je maar kan ik op je rekenen vanavond of niet?
NNM: ja oke prima
Op de telefoon van [verdachte] is op 21 december 2020 om 13:33 uur via Google en Google Maps de [adres 2] in Hilversum opgezocht.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] met dat ‘anders’ wat hij voor die avond had geregeld kennelijk doelt op een persoon: [medeverdachte 2] . Uit de gesprekken volgt dat als [medeverdachte 2] weet dat als hij komt hij van [verdachte] ‘die dingen en een adres’ krijgt en er wordt gesproken over de betaling. Als [medeverdachte 2] vervolgens aan [verdachte] vraagt of het met een molotov moet geeft [verdachte] aan dat hij het hem precies gaat uitleggen. [verdachte] laat wel alvast aan [medeverdachte 2] weten dat hij zelf mag weten hoe hij hem zet en hoe laat en dat het in Hilly (Hilversum) is. Daarbij is opvallend dat 10 minuten voor het eerste gesprek met [medeverdachte 2] op het toestel van [verdachte] het adres de [adres 2] in Hilversum wordt opgezocht.
Later die dag (21 december 2020) gaat het contact tussen [verdachte] (M/ [verdachte] ) en [medeverdachte 2] (NNM8927) verder.
16:43 uur
NNM: ik ga nu naar die compa (fon) van me en ga ik met hem praten
M: oh uh je bent nog niet zeker?
NNM: jawel
M: ja
NNM: maar ik moet even horen wat die man te zeggen heeft
M: ja toch nou is goed, ja ik reken op je alles is ready hier (fon)
NNM: ja toch, is goed maak je niet druk
M: oke is goed, soldaat.
19:01 uur
[verdachte] sh / [verdachte] ngd wgd
(wordt gebeld door)NNM8927
NNM8927: jo jo
[verdachte] : waar (ben jij), G!
NNM8927: faka [= hoe is het] [verdachte] ?
[verdachte] : hoe laat ga ik je zien?
NNM8927: luister neffo, ik moet even naar Groningen, man
[verdachte] : ja?
NNM8927: ja maar voor euh, ja, niet voor een vijf (5) barkie [= honderd], snap je
[verdachte] : eee, dus je bent vanavond niet aanwezig
NNM8927: dat wil ik niet zeggen, kan het ook om elf (11) uur of zo?
[verdachte] : ja dat is ook top, is perfect als je daarheen (fon) kan
NNM8927: ja toch, ... gewoon snel kan gebeuren dan kan je 'm (fon) vandaag / vannacht (fon) nog
zien, snap je maar moet je wakker blijven
[verdachte] : hoe laat, hoe laat kan je terug zijn, maar je moet me zeggen bro, ik zweer het je, ik moet zeker weten snap je, dat is het
NNM8927: daarom, ik ga voor je uh op een missie man!
[verdachte] : heeee ja
NNM8927: daarom, ik zweer het je
[verdachte] : nou wat denk je, denk je dat je vanavond nog kan of niet? Eerlijk
NNM8927: ja ik denk van wel
[verdachte] : ja? nou is goed, dan timer [= wacht] ik gewoon op je broer, ik ben gewoon actief
NNM8927: anders kan ik ook een kleine soldaat van me naar je toe sturen
[verdachte] : ja
NNM8927: nou die doet het ook maar ja ik wil het liever zelf doen, die vier (fon) barkie is voor mij mooi snap je, vier (fon) barkie de man, snel snel
[verdachte] : bro kijk, weet je wat het is, voor mij moet gewoon vandaag gebeuren, dat is het, ik zweer het je, het moet echt vandaag
NNM8927: oke ja ja je hebt iemand ... (ntv / klinkt als 'de tijd') of zo?
[verdachte] : ik ga je uh daarom, als je hier was dan zou ik je precies uitleggen hoe en wat
NNM8927: gewoon een hoerenzoon of zo?
[verdachte] : ja zoiets
NNM8927: ha! zoiets of niet
[verdachte] : maar luister, zie ik je vandaag of niet broer?
NNM8927: nou dat is niet zeker [verdachte] , ik kan jou nu zeggen ja nee maar ik weet niet zeker
[verdachte] : ja je weet niet, je weet niet, euhm
NNM8927: anders kan ik iemand wet sturen naar je, daarom,dat is de torie [= oa het geval /
verhaal] (…)
22:32 uur
(…)
NNM8927: kijk, voor wanneer moet die torie [= dinges, geval] gedaan worden, hoe laat?
[verdachte] : in ieder geval gewoon vandaag (…)
NNM8927: maar euh is een huis van mensen of niet?
[verdachte] : ja ja (…)
NNM8927: voor acht (8) barkie zou ik komen maar ja toen kreeg ik wat anders in mijn hand geschoven
[verdachte] : ja broer, meer dan dat kan ik er niet van maken, je weet toch(…)
[verdachte] : ja is bij een huis ja
NNM8927: ja zijn gewoon osso [= thuis/huis] (lacht)
[verdachte] : ja ja oh uh tenminste, kijk als die mensen beneden zijn dan hoeft het niet, je weet toch(…)
NNM8927: is het jouw torie [= geval, ding, verhaal] gewoon?
[verdachte] : ja ja mijn, mijn torie [= geval, ding, verhaal]
NNM8927: haha [verdachte] , met wie heb jij beef (fon) [= ruzie, conflict] gemaakt?
[verdachte] : nee broer, je gaat uh, bro als ik je ga uitleggen, ga je blij zijn, je weet toch, je gaat het begrijpen(…)
NNM8927: ik ben misschien pas vier (4) uur terug in de buurt (…)
23:15 uur
[verdachte] geeft aan dat het ‘al wordt gefixt’.
De rechtbank leidt uit al het voorgaande af dat [verdachte] en [medeverdachte 5] de intentie hadden om op het adres aan de [adres 2] in Hilversum een ontploffing teweeg te brengen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. [medeverdachte 5] was in de nacht van 20 december 2020 in Hilversum en koppelt in dat verband aan [verdachte] terug dat het raam open stond en er om 03:00 uur ’s nachts mensen in de woning waren. Ook geeft [medeverdachte 5] aan dat [verdachte] dat aan iemand moest doorgeven. Die ‘iemand’ slaat naar het oordeel van de rechtbank gelet op de communicatie op [medeverdachte 2] die hij in plaats van [medeverdachte 5] als ‘soldaat’ voor de aanslag had geronseld. [medeverdachte 5] was immers in eerste instantie verhinderd. [verdachte] laat vervolgens aan [medeverdachte 2] weten dat hij hem die dingen en het adres zal geven. Daarbij zoekt [verdachte] kort voor dat gesprek het adres [adres 2] in Hilversum op. Daaruit leidt de rechtbank af dat de aanslag op dat adres moest plaatsvinden, wat ook weer past bij de voorverkenningen op de 20e waarbij [medeverdachte 5] in de nachtelijke uren - zonder aannemelijke verklaring daarvoor - in de omgeving van de [adres 2] wordt geplaatst en informatie terugkoppelt. Door [verdachte] is tevens een geldbedrag aan [medeverdachte 2] in het vooruitzicht gesteld waarbij werd gesproken over bedragen tussen de € 400,- en € 800,- , want meer kon [verdachte] er niet van maken. Daar waar in de communicatie wordt gesproken over ‘die dingen’ en een molotov gaat de rechtbank er gelet op de modus operandi van uit dat wordt gesproken over mortierbommen (shells). [medeverdachte 5] heeft in dat verband de locatie waar de shells lagen - onder de blaadjes bij een boom bij de Lidl in Bussum - voor [verdachte] gecontroleerd en veiliger opgeborgen.
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen spreken van een strafbare voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot uitlokking van [medeverdachte 2] door hem middels geld, inlichtingen (het adres) en middelen (mortierbommen) ertoe te bewegen een ontploffing teweeg te brengen.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3 ( [adres 3] Rosmalen)
Op 11 oktober 2020 omstreeks 00:30 uur is een mortierbom (shell) bij de voordeur van de woning aan de [adres 3] in Rosmalen tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen op dat moment in de woning te slapen. Als gevolg van de explosie zijn de ruit van de voordeur en het toiletraam naast de deur vernield.Op vuurwerkresten is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen.Gezien is dat na de knal een zwarte [auto 1] vanaf de Jan Heijmanslaan met hoge snelheid wegreed.De zwarte [auto 2] op naam van [getuige 1] is op 11 oktober 2020 om 00:56 uur het ANPR-systeem op de A27 Nieuwgein gepasseerd. De reistijd vanaf de ANPR-locatie naar de [adres 3] in Rosmalen is 27 minuten.
Vaststaat dat op 11 oktober 2020 in Rosmalen een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht voor de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] bij deze aanslag betrokken is geweest. Hij zat in de auto met [verdachte] , [getuige 1] en [getuige 4] . [getuige 1] reed. Hij is samen met [verdachte] uitgestapt. [verdachte] stak bij een woning een 3 inch shell aan en hij stond op de uitkijk. Het was een rijtjeshuis met een laag hegje voor de woning. Op de hoek van de rij met woningen was een voetbalveldje met een bankje. In de buurt van de plek van de aanslag was een tankstation gelegen. De opdrachten kwamen van [medeverdachte 4] en gingen door naar [verdachte] . [verdachte] stak altijd de shells aan en als er nog iemand anders bij was dan stond diegene op de uitkijk.
[getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] aan hem vroeg om hem ergens af te zetten. Hij heeft [verdachte] opgehaald bij station Bussum-Zuid. Daar waren ook [medeverdachte 1] en [getuige 4] . Ze zijn met z’n vieren gaan rijden. [verdachte] had een rugzak bij zich en zette de route aan. Hij heeft [verdachte] op de plaats van bestemming bij een BP tankstation afgezet. [verdachte] is toen met zijn rugzak uitgestapt. [medeverdachte 1] is ook uit de auto geweest. Hij en [getuige 4] zijn in de auto gebleven en een parkeerplaats gaan zoeken. [verdachte] is ongeveer 30 minuten weggeweest.[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [getuige 1] ergens naar toe ging. Het was niet in Bussum, maar verder weg. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn uit de auto gestapt.
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
- [getuige 1] en [getuige 4] bevestigen dat ze met zijn vieren in de auto zaten onderweg naar Rosmalen;
- de ANPR-hits met het voertuig van [getuige 1] passen bij de terugrit vanaf de plaats delict;
- [getuige 1] en [getuige 4] bevestigen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de auto uit zijn geweest;
- [getuige 1] verklaart dat [verdachte] een rugzak bij zich had en daarmee is uitgestapt;
- op resten van de shell is een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte] ;
- de feitelijke beschrijving die [medeverdachte 1] van de omgeving van de plaats delict geeft (nabij een tankstation en er is een voetbalveld op de hoek van de Gerard van Spaendonckstraat);
- [getuige 1] verklaart ook over het afzetten bij een tankstation;
- het type shell dat bij de aanslag is gebruikt komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] daarover.
Alternatieve scenario’s
[verdachte] heeft ter zitting erkend dat hij die nacht met [medeverdachte 1] in Rosmalen was. Hij ontkent iedere betrokkenheid bij een misdrijf. [medeverdachte 1] had in Rosmalen een afspraak met twee voor [verdachte] onbekende jongens. Dat zijn vingerafdruk op de bij de aanslag gebruikte shell is aangetroffen, zou kunnen komen doordat [medeverdachte 1] hem ( [verdachte] ) op een feest bij [medeverdachte 1] thuis vroeg om een lachgastank uit de kast in de slaapkamer te halen. Op de lachgastank lag een shell. [verdachte] heeft die shell aangeraakt (weggelegd) om de lachgastank te kunnen pakken. Het aangetroffen dacty-spoor is niet delictgerelateerd, aldus [verdachte] .
Bij de beoordeling van het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario spelen het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Belangrijker is evenwel dat het geschetste scenario geen steun vindt in het procesdossier en ook niet in de verklaring van [medeverdachte 4] , die de rechtbank op verzoek van de verdediging ter terechtzitting als getuige heeft gehoord. [medeverdachte 4] heeft als getuige niet verklaard dat hij [verdachte] een shell heeft zien pakken of aanraken in de slaapkamer van [medeverdachte 1] . Iets dergelijks heeft [verdachte] volgens [medeverdachte 4] ook niet aan hem ( [medeverdachte 4] ) verteld.
Ook het deel van de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte 1] in Rosmalen een afspraak met twee jongens had en mogelijk met hen de aanslag heeft gepleegd, is niet aannemelijk geworden. Geen van de andere inzittenden van de auto ( [getuige 4] en [getuige 1] ) heeft verklaard dat zij [medeverdachte 1] die nacht in Rosmalen met andere personen hebben gezien of dat hij daar een afspraak met andere personen had. Ook heeft niemand gezien dat [medeverdachte 1] een shell of een tas met daarin een shell bij zich had.
Het alternatieve scenario wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hieronder (vanaf p. 22) wordt beschreven.
In de zaak met parketnummer 05/780031-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2 en feit 3 (telkens medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar te duchten was) en feit 1 en feit 4 (telkens medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bij gebrek aan steunbewijs voor de verklaringen van [medeverdachte 1] van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair kan bij alle feiten enkel het gemeen gevaar voor goederen bewezen worden. Van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is geen sprake geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot feit 1 ( [adres 4] Tiel)
Op 5 oktober 2020 omstreeks 01:15 uur is onder de auto ( [kenteken 1] ) van [slachtoffer 3] een mortierbom (shell) tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 3] lag op dat moment te slapen en is wakker geworden van de explosie die plaatsvond aan de voorzijde van de auto die op de oprit bij zijn woning aan [adres 4] in Tiel stond geparkeerd. De auto stond met de voorzijde naar de straatkant gericht. Als gevolg van de explosie is de bumper van de auto beschadigd, de voorruit gebarsten en lag de kentekenplaat eraf. Ook is op de schuurdeur een beschadiging aangetroffen die er volgens de eigenaar nooit heeft op gezeten.Op de camerabeelden is te zien dat om 01:11:39 uur twee personen [adres 4] passeren en in de richting van [adres 9] lopen. Omstreeks 01:16:40 uur komen deze personen teruggelopen in de richting van de oneven zijde van De Kogge. Vervolgens is om 01:17:20 uur een explosie onder de voorzijde van de auto te zien.De zwarte [auto 3] op naam van [medeverdachte 1] is die nacht om 00:25 uur het ANPR-systeem op de A15 Deil Oost en om 01:40 uur op de A27 Nieuwegein gepasseerd. De reistijd vanaf de laatstgenoemde ANPR-locatie naar [adres 4] is 23 minuten.De telefoon van [medeverdachte 5] straalt die nacht om 01:26 uur de mast met locatie Laageinde Kapel-Avezaath aan: een mast op 3,94 km afstand (10 minuten rijden) van [adres 4] in Tiel.
Vaststaat dat op 5 oktober 2020 in Tiel een mortierbom tot ontploffing is gebracht onder de auto van [slachtoffer 3] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 5] betrokken is geweest bij deze aanslag. Hij werd door [verdachte] gevraagd om te rijden en zou daarvoor € 150,- krijgen. [medeverdachte 5] is uiteindelijk ook meegegaan. [verdachte] en [medeverdachte 5] hebben in de buurt gekeken, kwamen terug naar de auto en hebben de shell gepakt. Ze gaven aan waar hij met de auto moest wachten. Na het afsteken van de shell kwamen ze terug en zijn ze er samen vandoor gegaan. Hij herkent [verdachte] en [medeverdachte 5] op de stills van de camerabeelden. [verdachte] had het adres en de shell bij zich. Die kwamen via [medeverdachte 4] . In de auto spraken ze af hoe er gereden moest worden. [verdachte] stak altijd de shells aan en [medeverdachte 5] hield de buurt in de gaten. Dit was de eerste aanslag die hij deed tegen [naam 1] .
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 5] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
- de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Tiel en de terugrit vanaf de plaats delict;
- de camerabeelden waarop twee personen kort voor en rond het tijdstip van de aanslag ter hoogte van [adres 4] lopen (hetgeen past bij de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] en [medeverdachte 5] de omgeving eerst hebben voor verkend voordat de shell werd afgestoken) en
- de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 5] die ongeveer 10 minuten na de aanslag een mast op 10 minuten rijafstand van [adres 4] heeft aangestraald.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot feit 2 ( [adres 5] Vlijmen)
Op 4 november 2020 omstreeks 23:15 uur is een mortierbom (shell) bij de voordeur van de woning aan de [adres 5] in Vlijmen tot ontploffing gebracht. In de woning waren op dat moment aanwezig [slachtoffer 9] en zijn vrouw. Als gevolg van de explosie zijn de ruiten van de voordeur vernield. Het glas van de ruiten is deels naar binnen geslagen en lag buiten enkele meters over het tuinpad verspreid. Rechts bij de voordeur in de bosschage zat een krater.Op de camerabeelden is een lichtflits en knal te zien. Ook is te zien dat kort voor en kort na de aanslag diverse voertuigen passeren.De telefoon van [verdachte] straalt omstreeks 22:34 uur en 23:20 uur de zendmast [adres 10] in Bruchem aan. Deze mast bevindt zich op ongeveer 12 minuten rijden van de [adres 5] in Vlijmen.Een dag eerder - op 3 november 2020 - omstreeks 00:27 uur is de [auto 3] van [medeverdachte 1] gecontroleerd op het Kronenburgpark in Hedel. Daarin zat [medeverdachte 1] met [verdachte] .
Vaststaat dat op 4 november 2020 in Vlijmen een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht voor de woning van [slachtoffer 9] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] bij deze aanslag is betrokken. Deze aanslag was eerder op de avond. De rolverdeling was hetzelfde: hij reed en stond verderop bij de heg en [verdachte] stak de shell aan. Het was een shell 3 die ze van de dag ervoor in Hedel nog hadden. Het moest die avond echt met zijn auto gebeuren, omdat [verdachte] niemand anders kon vinden. Ze hadden eigenlijk afgesproken om niet meer met zijn auto te gaan, omdat zij de dag voor de aanslag in Hedel waren gecontroleerd waren en zijn auto dus “te heet” was. Ze kregen desondanks de opdracht diezelfde avond. [medeverdachte 4] gaf een briefje met het adres aan [verdachte] .
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
- de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Breda en de terugrit vanaf de plaats delict;
- de omstandigheid dat zij de dag voorafgaand aan de aanslag in Hedel zijn gecontroleerd;
- de historische verkeersgegevens die het toestel van [verdachte] rond het tijdstip van de aanslag in de omgeving van Vlijmen plaatst.
Het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario, dat [medeverdachte 1] de mobiele telefoon van [verdachte] heeft meegenomen en deze telefoon tijdens de rit naar Vlijmen door een andere persoon die kennelijk met [medeverdachte 1] meereed is gebruikt om de moeder van [verdachte] app-berichten te sturen, is niet geloofwaardig en niet aannemelijk geworden. In dat verband wijst de rechtbank op het volgende. Op de telefoon van [verdachte] is het volgende (verwijderde en om die reden gescrambeld weergegeven) WhatsApp-gesprek van 4 november 2020 met ‘ [naam 2] ’ aangetroffen:
[naam 2] (22:22 uur)
middag in de je was [naam?] bij
[verdachte] (22:23 uur)
jaa
nu aan spelen we het playstation zijn
[naam 2] (22:40 uur)
ja bieden ja is gat moet [naam?] maar ook goed nog
waarom mee je luister niet na
goed ik het vind niet hiaami
[verdachte] (23:30 uur)
is er yema eh wat
[verdachte] (00:23 uur)
aan ik kom nu jaa er
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij zijn WhatsApp met een wachtwoord heeft beveiligd. Alleen al om die reden valt niet in te zien hoe een ander dan [verdachte] deze gesprekken zou kunnen hebben gevoerd. Bovendien wordt er adequaat gereageerd op de vragen van ‘ [naam 2] ’ en wordt informatie gedeeld over wat [verdachte] eerder die dag zou hebben gedaan. Ook dat valt niet te rijmen met het door hem geschetste scenario dat een ander op dat moment zijn telefoon gebruikte.
Daarbij is opvallend dat [verdachte] precies tussen 22:42-23:19 uur (23:15 is het moment van de aanslag) niet reageert.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot feit 3 ( [adres 6] Tiel)
Op 28 oktober 2020 omstreeks 00:30 uur is bij de woning aan de [adres 6] in Tiel een mortierbom (shell) tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 5] en haar zoontje sliepen op dat moment in de woning. De explosie vond plaats bij de auto die naast de stenen schuur aan de voorzijde van de woning stond geparkeerd. Als gevolg van de explosie is er lakschade aan de auto ontstaan.Camerabeelden van de buren op nr. 11 zijn veiliggesteld. Op die beelden is te zien dat één persoon in de richting van de [adres 6] loopt met een zwarte tas in zijn linkerhand. Enkele seconden later is een explosie te zien gevolgd door nog een explosie en een vuurzee. Kort voor de eerste explosie rent de persoon weg zonder tas.De zwarte [auto 3] op naam van [medeverdachte 1] is op 27 oktober 2020 om 23:53 uur en op 28 oktober 2020 om 00:10 uur het ANPR-systeem op de A15 Deil Oost gepasseerd. De reistijd vanaf de eerstgenoemde ANPR-locatie naar de [adres 6] in Tiel is 23 minuten en vanaf de laatstgenoemde ANPR-locatie 9 minuten.De resten van de vuurwerkbom die op de plaats delict zijn aangetroffen zijn onderzocht. Met grote mate van zekerheid is te zeggen dat het om een mortierbom/shell 6 inch van fabrikant [naam 3] gaat. Resten van een soortgelijke bom zijn aangetroffen bij de aanslag aan de [adres 7] in Breda.
Vaststaat dat op 28 oktober 2020 in Tiel een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht voor de woning van [slachtoffer 5] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag. Hij reed en [verdachte] stak de shell aan. [medeverdachte 1] wist dat hier een werknemer van [naam 1] woonde. [medeverdachte 4] fungeerde weer als doorgeefluik.
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
- de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Tiel;
- op de camerabeelden is slechts één persoon te zien (hetgeen een bevestiging vormt voor de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij de bestuurder was en [verdachte] de shell gooide);
- het type shell dat bij deze aanslag is gebruikt is vermoedelijk hetzelfde als de shell die bij een eerdere aanslag in Breda (8 oktober 2020) is gebruikt, waarvan [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij ook deze aanslag samen met [verdachte] heeft gepleegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot feit 4 ( [adres 7] Breda)
Op 8 oktober 2020 omstreeks 00:40 uur is in de brandgang en de daaraan grenzende achtertuin van de woning van de [adres 7] in Breda een mortierbom (shell) tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] lagen op dat moment in de woning te slapen. De achtertuin grenst aan een stuk braakliggend terrein. Als gevolg van de explosie is een deel van het afdekzeil van de tuinset, die tegen de omheining stond aan stond, verbrand.Gezien is dat na de knal één persoon wegrende en in een zwarte [auto 3] stapte.De zwarte [auto 3] op naam van [medeverdachte 1] is op 7 oktober 2020 om 23:51 uur het ANPR-systeem op de A27 Meerkerk en op 8 oktober 2020 om 01:07 uur op de A27 Meerkerk gepasseerd. De reistijd vanaf de laatstgenoemde ANPR-locatie naar de [adres 7] in Breda is 29 minuten.
Vaststaat dat op 8 oktober 2020 in Breda een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht die voor een deel in de brandgang en voor een deel in de achtertuin van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] terecht is gekomen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag. Hij heeft gereden en zou hiervoor € 150,- krijgen. Hij heeft gezien hoe [verdachte] een 6 inch shell in de achtertuin heeft laten ontploffen. [verdachte] is via een gat in de muur op een braakliggend terrein gekomen en kon vanaf daar bij de achtertuin komen. Hij heeft gezien dat [verdachte] van [medeverdachte 4] een briefje kreeg met daarop het adres [adres 7] . Dat was bij de Lidl in Bussum.
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
- de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Breda en de terugrit vanaf de plaats delict;
- de getuige die na de knal één persoon ziet wegrennen en instappen in een zwarte [auto 3] (hetgeen een bevestiging vormt voor de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij de bestuurder was en op de uitkeek stond en [verdachte] de shell gooide);
- de beschrijving die [medeverdachte 1] van de omgeving van de plaats delict geeft (via een gat in de muur bij braakliggend terrein komen) past bij de feitelijke situatie ter plaatse;
- het type shell dat bij de aanslag is gebruikt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen
De rechtbank stelt voorop dat het opzet van verdachte slechts gericht hoeft te zijn op het
teweegbrengen van de ontploffing en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar en illegaal vuurwerk (waaronder de gebruikte mortierbommen vallen) bij een ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen. De verdachten waren zich hiervan ook bewust.
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte(n) bij uitstek een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan te duchten was, hetgeen zich ook heeft verwezenlijkt nu uit de vastgestelde feiten volgt dat bepaalde goederen door de ontploffing(en) daadwerkelijk (fors) zijn beschadigd of zelfs zijn vernield.
Zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar
Voor mortierbommen die zonder mortier worden ontstoken, geldt dat deze op de grond tot ontploffing komen. Afhankelijk van het kaliber zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading waardoor personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing gevaar voor letsel en schade lopen. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel voor een persoon dodelijk zijn (p. 942-943, map 3).
Met betrekking tot de aanslagen gepleegd in Rosmalen (11 oktober 2020) en Vlijmen (4 november 2020) is dat rechtbank van oordeel dat gelet op:
- het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (in de nachtelijke uren);
- het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en sommigen vanwege het tijdstip al lagen te slapen);
- het kaliber van het gebruikte explosief (3 of 6 inch shell);
- de locatie waar de mortierbom tot ontploffing is gebracht (dicht bij of in de woning, ter hoogte van voordeur en/of een raam) en
- de kracht die af te leiden is uit de schade,
naar algemene ervaringsregels gemeten voor verdachte en zijn medeverdachte(n) voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning te duchten was.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring [medeverdachte 1] blijkt dat bij de aanslagen zoals die zijn gepleegd (ver van de woning van verdachte, in de nachtelijke uren, met gebruikmaking van mortierbommen en in een samenstelling die in kern bestond uit minimaal twee dezelfde personen met soms een derde persoon erbij) sprake was van een gezamenlijke organisatie. Daarbij is een en ander gepland en met elkaar afgestemd met een gemeenschappelijk doel, namelijk de firma [naam 1] afpersen door bij de woningen van haar (ex-)werknemers en familieleden aanslagen met mortierbommen te plegen. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is telkens van zodanig gewicht geweest - en nam bovendien in gewicht toe door aanslagen te blijven plegen - dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij [medeverdachte 1] de chauffeur was, [verdachte] het explosief meenam, [verdachte] alleen of met [medeverdachte 5] het explosief aanstak en gooide en [medeverdachte 1] op de uitkijk stond. De (vlucht)auto werd altijd op een strategische plek (aan het eind van de weg/op een kruising) neergezet en in sommige gevallen was ook nog eerst sprake van een gezamenlijke voorverkenning. De verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het ten laste gelegde geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.