ECLI:NL:RBGEL:2022:1755

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
05/780075-20 + 05/780031-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vijf aanslagen met mortierbommen en poging tot uitlokking

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van vijf aanslagen met mortierbommen op woningen van (voormalige) medewerkers van een fruithandel, alsook van een poging tot uitlokking van een aanslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij meerdere explosies die aanzienlijke schade en levensgevaar voor omwonenden met zich meebrachten. De feiten vonden plaats tussen oktober en december 2020, waarbij de verdachte telkens een mortierbom plaatste bij de woningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en getuigen als bewijs gebruikt, evenals forensisch bewijs zoals vingerafdrukken op explosieve stoffen. De verdachte heeft zich gedurende het proces op zijn zwijgrecht beroepen en ontkende betrokkenheid bij de feiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de aanslagen en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/780075-20 + 05/780031-21 (gev. ttz) (Panter I)
Datum uitspraak : 7 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem in Arnhem.
Raadsman: mr. G.N. Weski, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van:
  • 30 maart 2021 (pro forma-zitting)
  • 23 juni 2021 (regiezitting)
  • 7 september 2021 (regiezitting)
  • 8 september 2021 (regiezitting)
  • 30 november 2021 (pro forma-zitting)
  • 17 februari 2022 (inhoudelijke behandeling)
  • 18 februari 2022 (inhoudelijke behandeling)
  • 7 april 2022 (sluiting en uitspraak).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met
parketnummer 05/780075-20ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2020 tot en met 22 december
2020 te Bussum en/of Hilversum en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter voorbereiding van een of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of opzettelijke
brandstichting in een woning (perceel [adres 2] te Hilversum)
met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s)
en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten
(art. 157 Wetboek van Strafrecht)
opzettelijk
- ( een) gegevensdrager(s) met het adres [adres 2] te Hilversum erop en/of
- shells/mortierbommen en/of Cobra's (in een zak op een verstopplek onder
bladeren bij een specifieke boom in Bussum) en/of
- twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 1] en verdachte
aanwezig op 15 december 2020) en/of
- ( vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a. verdachte [verdachte] en [medeverdachte 2] als 'dingen') en/of
een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers, bestemd
tot het begaan van die misdrijven/dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of
voorhanden heeft/hebben gehad;
EN/OF
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2020 tot en met 22 december
2020 te Bussum en/of Hilversum en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) door
giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of
door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen om
een of meer misdrijven/misdrijf,
te weten opzettelijke brandstichting en/of opzettelijk een ontploffing
teweegbrengen in een woning (perceel [adres 2] te Hilversum)
met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s)
en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten
(art.157 Wetboek van Strafrecht) te begaan,
opzettelijk
- ( een) gegevensdrager(s) met het adres [adres 2] te Hilversum erop en/of
- shells/mortierbommen en/of Cobra's (in een zak op een verstopplek onder
bladeren bij een specifieke boom in Bussum) en/of
- twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 1] en verdachte
aanwezig op 15 december 2020) en/of
- ( vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a.
verdachte [verdachte] en [medeverdachte 2] als 'dingen') en/of
een of meer andere voorwerpen bestemd tot het begaan van die misdrijven/dat
misdrijf aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] en/of aan die perso(o)n(en)
heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben aangeboden, althans die/dat
voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- een geldbedrag heeft/hebben aangeboden aan die [medeverdachte 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van die [slachtoffer 1] ( [adres 3] , waar die
[slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen/verbleven) is/zijn
gereden/gegaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shells, althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
heeft/hebben geplaatst bij (de voordeur van ) die woning en/of vervolgens
de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen) heeft/hebben aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft /hebben gebracht in/bij (de directe
nabijheid van) een woning ( [adres 3] )
door naar die woning (waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
op dat moment lagen te slapen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen bij (de voordeur van) die woning en/of vervolgens
de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/ shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)
waarbij dat/die mortierbom(men)/ shell(s)/ explosieve stof(fen) nabij die
woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan onder meer een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van die
woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die
woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de
aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te
duchten was.
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05/780031-21ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 4 op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe
nabijheid van) een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3]
lag te slapen/verbleef) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 1] ), die op de oprit van die
woning, althans in de directe nabijheid van die woning stond geparkeerd,
en/of vervolgens
de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/ shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen) aan
te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een)
zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/shell(s)/ explosieve stof(fen) nabij die
woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die auto is vernield en/of een (schuur)deur beschadigd is
geraakt en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner
van die woning, te weten [slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een
ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die
[slachtoffer 3] , en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen te duchten was.
2.
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft /hebben gebracht in/bij (de directe
nabijheid van) een woning( perceel [adres 5] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4]
en/of diens vrouw en/of diens kinderen verbleven/verbleef) te
rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen op/aan/bij de voordeur van die woning en/of vervolgens
de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/ shell(s)/ explosieve stof(fen) nabij die
woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is
geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de
inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor die aanwezige bewoner(s) van die woning en/of levensgevaar
voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die
bewoner(s) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen te duchten was.
3.
hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft /hebben gebracht in/bij (de directe
nabijheid van) een woning (perceel [adres 6] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 5] en haar
zoontje sliep(en)/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen onder/op/aan een auto (van die [slachtoffer 5] ) die op de oprit van
die woning stond geparkeerd en/of vervolgens
de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/ shell(s)/ explosieve stof(fen) nabij die
woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is
geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de
inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor die [slachtoffer 5] en/of haar zoontje en/of levensgevaar
voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die
[slachtoffer 5] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was.
4.
hij in of omstreeks de nacht van 7 op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft /hebben gebracht in/bij (de directe
nabijheid van) een woning (perceel [adres 7] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7]
en/of [slachtoffer 8] sliepen/verbleven) te rijden/gaan en/of
een of meer mortierbom(men)/shell(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen in de brandgang en/of in/nabij de achtertuin van die woning en/of
vervolgens
de lont(en) van die/dat mortierbom(men)/shell(s)/ zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij dat/die mortierbom(men)/ shell(s)/ explosieve stof(fen) nabij die
woning tot ontploffing is/zijn gekomen,
ten gevolge waarvan die achtertuin (deels) is vernield en/of beschadigd is
geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvan gemeen gevaar voor (de
inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

2.Bespreking van de algemene verweren

2.1
Verklaringen van [medeverdachte 1] in het licht van de Vidgen-jurisprudentie
2.2
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
2.1
Verklaringen van [medeverdachte 1] in het licht van de Vidgen-jurisprudentie
De verdediging heeft kort gezegd aangevoerd dat een eventuele bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaringen van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), dat een goede reden ontbreekt voor het niet (nogmaals) bieden van het ondervragingsrecht en dat factoren ontbreken die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. De verklaringen van [medeverdachte 1] kunnen volgens de verdediging dus niet voor het bewijs worden gebruikt zonder het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces te schenden.
De rechtbank overweegt daartoe allereerst als volgt.
[medeverdachte 1] is op verschillende momenten door de politie verhoord: als getuige en als verdachte. Deze verklaringen zijn belastend voor verdachte. De rechtbank heeft in een eerder stadium van het strafproces het verzoek van de verdediging toegewezen om [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris als getuige te laten horen. [medeverdachte 1] heeft één vraag willen beantwoorden en zich daarna op zijn verschoningsrecht beroepen. Dit betekent dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, tot op heden geen reële en effectieve gelegenheid heeft gehad om de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] te toetsen.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, betekent dit niet dat de rechtbank de voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 1] niet voor het bewijs van de aan verdachte ten laste gelegde feiten kan gebruiken zonder het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces te schenden. Ook niet wanneer ten aanzien van bepaalde feiten zou moeten worden geoordeeld dat een eventuele bewezenverklaring in beslissende mate zou steunen op de verklaringen van [medeverdachte 1] .
Zoals de Hoge Raad in 2021:1418 [1] heeft overwogen en in HR 2022:86 [2] heeft herhaald, is voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband dienen te worden beschouwd.
Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het - wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt - des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
Het gaat er in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. Van belang daarbij kunnen zijn verklaringen van personen tegenover wie de getuige - kort na de gebeurtenissen waar het om gaat - zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden waarop de getuigenverklaring ziet, kunnen bevestigen. Het kan onder omstandigheden ook gaan om verklaringen van deskundigen die de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige dan wel de persoon van die getuige aan een onderzoek hebben onderworpen. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van de zojuist genoemde personen of deskundigen. In dit verband kan ook van belang zijn dat de verdediging wel een beperkte mogelijkheid heeft gehad om vragen te (doen) stellen aan de getuige.
De rechtbank overweegt in het licht van het voorgaande het volgende.
( i) De rechtbank stelt vast dat inbreuk is gemaakt op het ondervragingsrecht van de verdediging doordat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om [medeverdachte 1] op een behoorlijke en effectieve wijze te ondervragen. [medeverdachte 1] heeft zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris beroepen op zijn verschoningsrecht en ter terechtzitting in zijn eigen strafzaak aangegeven dat bij een eventueel nieuw verhoor opnieuw te zullen doen vanwege de bedreiging van hem en zijn familie. Dat verschoningsrecht komt hem toe en daarmee is de rechtvaardiging van de inbreuk op het ondervragingsrecht gegeven.
(ii) Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [medeverdachte 1] weliswaar van belang voor de bewijsconstructie in deze zaak, maar kunnen deze niet als ‘sole or decisive’ worden aangemerkt. Immers, niet enkel op basis van die verklaringen is verdachte in verband te brengen met de aan hem tenlastegelegde feiten. De betrokkenheid van verdachte vloeit ook voort uit ander objectief bewijsmateriaal, zoals tapgesprekken, historische verkeersgegevens en dactyloscopische sporen. De aanwezigheid van dit steunbewijs maakt dat het gebruik van de verklaringen van [medeverdachte 1] niet ongeoorloofd is en niet onverenigbaar is met artikel 6 EVRM. Van een situatie waarbij het strafproces als geheel beschouwd niet eerlijk is verlopen, is in dit geval geen sprake, waarbij de rechtbank mede betrekt dat bovendien ook nog de hierna genoemde compenserende factoren bestaan.
(iii) Naar het oordeel van de rechtbank bestaan de volgende compenserende factoren:
  • het proces-verbaal van bevindingen over de WOD-inzet opgemaakt door de A- en B-nummers, waarbij schriftelijk is gereageerd op de vragen van de raadslieden;
  • de processen-verbaal opgemaakt door de officier van justitie en de rechercheofficier van justitie over de WOD-inzet;
  • de verhoren bij de rechter-commissaris van alle politiemensen die bij de WOD-inzet betrokken zijn geweest (A-nummers, B-nummers en OT-nummers);
  • de verdediging heeft de mogelijkheid gehad om vragen te stellen aan [medeverdachte 1] tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris (en [medeverdachte 1] heeft ook één vraag beantwoord);
  • de verhoren van [medeverdachte 1] als getuige zijn auditief vastgelegd en konden door de verdediging worden beluisterd;
  • de verhoren van medeverdachten bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting als getuige;
  • de verhoren bij de rechter-commissaris van getuigen die voor verdachten belastend hebben verklaard bij de politie (zoals [getuige 1] en [getuige 4] );
  • prof. dr. Van Koppen is op verzoek van de verdediging als deskundige benoemd en heeft een rapport over de totstandkoming en validiteit van de verklaringen van [medeverdachte 1] opgemaakt dat deel uitmaakt van dossier;
  • de rechtbank heeft ambtshalve een verkort proces-verbaal opgemaakt met daarin de zaaksgerelateerde verklaring van [medeverdachte 1] zoals hij deze ter terechtzitting heeft afgelegd en deze ambtshalve aan het dossier van verdachte toegevoegd en
  • naar aanleiding van die verklaring heeft de rechtbank prof. dr. Van Koppen aanvullend laten rapporteren waarbij ook de raadslieden aanvullende vragen hebben ingediend, die vervolgens zijn beantwoord en
  • geldt als procedurele waarborg dat de rechtbank ambtshalve heeft beslist dat alle raadslieden bij alle getuigenverhoren door de rechter-commissaris aanwezig konden zijn, ook als zij daar niet zelf om hadden verzocht.
Wanneer al de hiervoor genoemde beoordelingsfactoren (reden, gewicht verklaring en bestaan compenserende factoren) in onderling verband worden bezien, komt de rechtbank tot de slotsom dat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen reële en effectieve ondervragingsmogelijkheid van [medeverdachte 1] heeft gehad, niet eraan in de weg staat dat zijn verklaringen bij de politie afgelegd als getuige en als verdachte voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat [medeverdachte 1] zich als gevolg van een ernstige bedreiging - afkomstig uit de hoek van de aanslagplegers - op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Anders dan de verdediging meent, geldt niet een (aanvullende) vereiste dat de geboden compensatie eerst effectief is als daaruit de door verdachte gestelde onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] en de door verdachte gestelde onschuld volgt.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces ‘as a whole’.
Ten aanzien van het (voorwaardelijk) ter zitting gedane verzoek van de verdediging om [medeverdachte 1] alsnog als getuige ter zitting te horen, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het voorafgaande volgt reeds dat en waarom de rechtbank van oordeel is dat zij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] op basis van de inhoud van de rest van het dossier en in het licht van de betwisting ervan door verdachte zorgvuldig kan beoordelen. Ook volgt daaruit dat en waarom voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van die verklaringen van [medeverdachte 1] voldoende compenserende factoren hebben bestaan. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van de strafzaak van [medeverdachte 1] dat hij zich bij een nieuw verhoor wederom op zijn verschoningsrecht zal gaan beroepen. De rechtbank acht het (nogmaals) horen van [medeverdachte 1] als getuige bij deze stand van zaken dan ook niet noodzakelijk en wijst het ter zitting gedane verzoek daartoe af. Ook voor het ambtshalve horen van [medeverdachte 1] ziet de rechtbank om dezelfde redenen geen aanleiding.
2.2
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] op verschillende momenten (tijdens het WOD-traject, daarna als getuige en later als verdachte) verklaringen heeft afgelegd waarin hij zichzelf, [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] heeft belast. Het gaat om de verklaringen van:
  • 29 december 2020 (WOD-traject);
  • 5 en 7 januari 2021 (als getuige);
  • 23, 24 en 25 februari 2021 (als verdachte).
Deze verklaringen zijn gelijkluidend en vinden op diverse punten bevestiging in objectieve onderzoeksresultaten. De rechtbank zal daar bij het bespreken van de afzonderlijke zaaksdossiers dieper op ingaan. [medeverdachte 1] heeft zijn eerste verklaring in het WOD-traject afgelegd, terwijl hij niet wist dat hij met opsporingsambtenaren te maken had. Niet is gebleken dat hij deze verklaring onder druk heeft afgelegd en ook kan niet worden gesteld dat zijn verklaringsvrijheid is aangetast. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] ook heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij zaken waar hij op dat moment nog niet als verdachte in beeld was. Dit zijn allemaal sterke aanwijzingen voor de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. In dat verband wijst de rechtbank ook op het rapport van prof. dr. Van Koppen (hierna te noemen de deskundige) die op verzoek van de verdediging vanuit rechtspsychologisch perspectief onderzoek heeft gedaan naar de validiteit [3] van de verklaringen van [medeverdachte 1] . Daaruit komt kort gezegd naar voren dat zijn verklaringen in grote lijnen als valide zijn aan te merken en de invloed van de WOD-traject (‘het gesprek in de bus’) van beperkte invloed is geweest op zijn latere verklaringen. Dat er hier en daar inconsistenties in die verklaringen zitten doet aan het voorgaande niet af, nu deze volgens de deskundige conform het functioneren van het geheugen zijn. Het feit dat [medeverdachte 1] bij sommige informatie zegt dat hij het niet weet, soms zegt dat hij onzeker is en soms aangeeft dat hij iets van horen zeggen heeft en niet zelf heeft waargenomen, draagt bij aan de validiteit van zijn verhaal op de punten waarvan hij zegt dat hij wel zeker is, aldus de deskundige. De rechtbank heeft ook de verklaring die [medeverdachte 1] ter terechtzitting in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd - waarin hij aangeeft dat wat hij bij de politie heeft verklaard klopt - door de deskundige laten analyseren en de verdediging in de gelegenheid gesteld daarover aanvullende vragen te stellen. Deze aanvulling heeft niet tot een andere conclusie van de deskundige geleid.
Dit alles maakt dat de rechtbank deze verklaringen van [medeverdachte 1] als betrouwbaar aanmerkt. Dat hij op 17 en 18 mei 2021 heeft verklaard dat alles wat hij eerder had gezegd gelogen was en zich verder op zijn zwijgrecht heeft beroepen, maakt nog niet dat deze verklaringen feitelijk onjuist of onvolledig zijn. Reden daarvoor was volgens [medeverdachte 1] zelf een aan zijn moeder gerichte dreig-sms van 18 april 2021 met een ultimatum aan [medeverdachte 1] om zijn verklaring in te trekken omdat het leven voor hem en zijn familie anders een hel zou worden. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze sms - gelet op de inhoud afkomstig van de dader(s) van de aanslagen - voor [medeverdachte 1] reden is geweest om zijn proceshouding aan te passen en zich vanaf dat moment al verdachte op zijn zwijgrecht en als getuige zijn verschoningsrecht te beroepen. Iets dat [medeverdachte 1] ter zitting in zijn eigen strafzaak ook heeft verklaard. De rechtbank hecht om die reden geen waarde aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij alles wat hij eerder had verklaard, heeft gelogen.
2a. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [4]
In de zaak met parketnummer 05/780075-20
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was en de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot uitlokking van het teweegbrengen van een dergelijke ontploffing.
De officier van justitie heeft verder gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord (feit 2) en aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar te duchten was (feit 3).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van de voorbereidingshandelingen dient te worden vrijgesproken, nu de ten laste gelegde middelen nimmer onder cliënt of een medeverdachte zijn aangetroffen. Bovendien kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wat de verdachten hiermee dan precies van plan waren. Met betrekking tot de poging tot uitlokking geldt dat niet is gebleken wat cliënt aan [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] in het vooruitzicht zou hebben gesteld, zodat hij eveneens hiervan dient te worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen van dit feit dan is bepleit dat sprake was van vrijwillige terugtred nu uit het dossier niets volgt dat duidt op voorzetting van de voorbereidingshandelingen.
De raadsman heeft verder bepleit dat verdachte van de feiten 2 en 3 dient te worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs voor die feiten ontbreekt. De verklaringen van [medeverdachte 1] vinden onvoldoende steun in de rest van het dossier. Verder is geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood en van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot feit 1
De rechtbank gebruikt de volgende telefoongesprekken voor het bewijs.
Gesprek op 21 december 2020 tussen [verdachte] (M) en [medeverdachte 5] (A)
15:02 uur:
[verdachte] wgd
(wordt gebeld door)[medeverdachte 5] .
M: ben je langs BUSSUM ... -ntv- geweest vandaag?
A: ja man
M: heb je die dingen aangeraakt?
A: nee man
M: maar heb je gekeken of ze er waren?
A: ja ik heb hem verplaatst, ik ben gisteren ge - uh, ik ben gegaan alles
M: watte?
A: he waar ben je waar ben je?
M: he maar uh, ik ben bij de Lidl, maar waar zijn die dingen bro wacht effe is belangrijk nu
A: ze zijn daar
M: nog steeds daar?
A: ja
M: maar precies op dezelfde plek of wat zeg je nu... verplaatst zeg je
A: ja gewoon maar daar, daar naast, ik heb 'm gewoon beter dicht gedaan en zo, die zak
M: maar euh, als ik daar naar toe ga dan kan ik ze gelijk / zeker zien?
A: ja die zie je gewoon, bij die euh, bij die euh bo-uh, bij die boom
M: ja, ja ja ja ja, bij die boom (fon)
A: is een beetje onder de blaadjes, je weet wel
M: ja ja ja is goed, perfect. Maar dus ]e hebt net gezien dat ze daar waren?
A: nee heb ik niet gezien maar waarschijnlijk wel, ga maar kijken, ik heb ze goed verstopt (fon)
M: waar ben jij nu dan?
A: thuis
M: nou oké is goed, dan zie ik je over een uur zo, goed? (…)
A: jo, he, jo ik kan nog he
M: he?
A: ik kan uh kan nog
M: eeeeuh ja maar ik heb anders
A: ..(ntv)... gisteren was een probleem gebeurd
M: echt waar?
A: ja echt waar, gewoon daar
M: nou is goed dan, ik spreek je zo meteen ja (…) [5]
15:04 uur:
[verdachte] (sh) wgd
(wordt gebeld door)[medeverdachte 5]
[verdachte] : ja
[medeverdachte 5] : he, je kan ook doorgeven als je wilt, zeg tegen hem; hij zag dat het raam open stond maar daar waren mensen binnen
[verdachte] : maar is dat ook echt zo?
[medeverdachte 5] : ja, ik trof een open raam, daar waren mensen, om 3 uur in de nacht(…) [6]
15:12 uur:
[verdachte] belt uit met [medeverdachte 5]
Begroeting
[verdachte] vraagt waar [medeverdachte 5] is. [medeverdachte 5] is thuis
[verdachte] vraagt hoe snel [medeverdachte 5] achter Lidl kan komen.
[medeverdachte 5] zegt 5 minuten.
[verdachte] zegt wel snel want ik moet eigenlijk weer door, maar dan heb ik jou gezien en gesproken.
[medeverdachte 5] vraagt wat er is want het regent
[verdachte] zegt dat het ook later kan, dan gaat hij nu gewoon bewegen.
[medeverdachte 5] vraagt waar [verdachte] heen moet. [verdachte] zegt gewoon hier in de buurt.
A: maar heb je (wat) geregeld dan?
M: ja ja maar we moeten toch nog over wat anders praten, over euh vanavond
A: over wat?
M: over die van vanavond wat je net tegen mij zegt toch
A: ja ja ja jongen ik kom wel naar uh achter Lidl(…) [7]
De telefoon in gebruik bij [medeverdachte 5] ( [telefoonnummer] ) maakt op 20 december 2020 om 02:36 uur gebruik van een zendmast op de [adres 8] in Hilversum. De afstand tussen de zendmast en de [adres 2] in Hilversum is ongeveer 574 meter. [8]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] en [medeverdachte 5] een afspraak maken om elkaar die middag bij de Lidl te ontmoeten. Ze moeten dan praten ‘over vanavond’ en ‘over wat je net tegen mij zei’ zegt [verdachte] . Dat laatste slaat dan kennelijk terug op de twee eerdere gesprekken om 15:02 uur en 15:04 uur. In die gesprekken laat [medeverdachte 5] weten dat hij die middag in Bussum is geweest, de zak nog steeds goed verstopt lag bij de boom onder blaadjes en hij dat aan ‘hem’ moet laten weten. Ook geeft [medeverdachte 5] aan dat hij nog steeds kan, dat het raam open stond om 03:00 uur ’s nachts en er mensen in de woning waren. De telefoon van [medeverdachte 5] straalt die nacht een mast aan die bereik heeft op het adres aan de [adres 2] . Daar waar [medeverdachte 5] nu ineens weer beschikbaar is - tot verrassing van [verdachte] omdat hij eerder om een of andere reden was verhinderd - laat [verdachte] weten ‘eeeuh maar ik heb anders’ (de rechtbank begrijpt: ik heb inmiddels iets anders geregeld). In dat verband acht de rechtbank de volgende gesprekken van eerder die middag van belang:
Gesprek op 21 december 2020 tussen [verdachte] (M) en [medeverdachte 2] (NNM)
13:43 uur
[verdachte] wgd (
wordt gebeld door) NNM
NNm zegt dat [verdachte] over 3 minuten terug belt.
[verdachte] vraagt of NNM weet of ie komt.
NNM zegt bel me over max 5 minuten terug
13:47 uur
[verdachte] (sh ngd) bum NNM8927
Na begroeting:
M: luister dan, als je wilt kan je deze kant opkomen vanavond of straks wanneer dat jij denkt uh ik ga dan geef ik je die dinge, geef ik je die adres, kun je gaan
NNM: oké maar luister dan
M: ja
NNM: wanneer krijg ik uitbetaald (Opm tolk: ik hoor "wie krijgt uitbetaald?"
M: gelijk als je terug komt gelijk
NNM: zeker
M: direct direct
NNM: [verdachte] !
M: ja
NNM: ik weet hoe je bent ook he
M: he
NNM: ik weet hoe je bent ook he
M: direct direct direct maar je moet zeker weten dan
NNM: he?
M: je moet zeker weten begrijp je
NNM: ja toch
M: nee klaar als je tegen mij zeker zegt gelijk hoe je terug komt, ik ben gewoon direct met jou
NNM: maar wat .. (-ntv / opm tolk: het klinkt als: 'word het ge-uh gepaaid door die BO" of zo?)
M: nee nee broer, niks niks niks niks niks broer,
ik ga je zo meteen als je hier bent ga ik je uitleggen ja.maar je moet tegen mij zeggen of Je gaat -ntv-, dat is het
NNM: [verdachte] , ik ga sowieso
M: ja sowieso je gaat sowieso vandaag?
NNM: ja
M: prima, is goed broer, ik ga nu alles voor je klaar leggen
NNM: ja toch
M: goed?
NNM: ja is goed, rustig (fon)
M: nee is niks linksom, rechtsom, ik zweer het je op de Islam broer, gelijk, hoe je gaat gelijk maar moet goed gebeuren, dat is het wel. Hij moet goed gebeuren.
NNM: maar hij gaat goed gebeuren toch
M: dan hoe je terugkomt, het ligt er voor je, ik zweer het je, gelijk
NNM: moloto euh wat wil je precies?
M: wat dan / watte? (fon)
NNM: wat wilde je precies, wat moest er gebeuren precies, wat wilde je, molotov, wat was het?
M: niks ik ga je zo, ik ga je zo precies (lacht) uitleggen als je uh nou uh je komt vanavond gewoon deze kant op of zo
NNM: ja man
M: perfect dan heb ik hem gewoon klaar voor je, ga ik je precies uitleggen hoe of wat en dan eh ja dan is het in principe dan is het helemaal aan jou hoe je hem zet en zo, hoe laat of wat dan ook, snap je
NNM: ja toch
M: nee, nou prima dan, dit is jouw nummer?
NNM: ja
M: euh hoe laat kan ik je verwachten, rond hoe laat heb je tijd?
NNM: bro ga van 8 uur uit, maar het is in Hilversum?
M: ja t is in Hilly [= Hilversum] t is in Hilly [= Hilversum]
(…)
M: ik bel je maar kan ik op je rekenen vanavond of niet?
NNM: ja oke prima [9]
Op de telefoon van [verdachte] is op 21 december 2020 om 13:33 uur via Google en Google Maps de [adres 2] in Hilversum opgezocht. [10]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] met dat ‘anders’ wat hij voor die avond had geregeld kennelijk doelt op een persoon: [medeverdachte 2] . Uit de gesprekken volgt dat als [medeverdachte 2] weet dat als hij komt hij van [verdachte] ‘die dingen en een adres’ krijgt en er wordt gesproken over de betaling. Als [medeverdachte 2] vervolgens aan [verdachte] vraagt of het met een molotov moet geeft [verdachte] aan dat hij het hem precies gaat uitleggen. [verdachte] laat wel alvast aan [medeverdachte 2] weten dat hij zelf mag weten hoe hij hem zet en hoe laat en dat het in Hilly (Hilversum) is. Daarbij is opvallend dat 10 minuten voor het eerste gesprek met [medeverdachte 2] op het toestel van [verdachte] het adres de [adres 2] in Hilversum wordt opgezocht.
Later die dag (21 december 2020) gaat het contact tussen [verdachte] (M/ [verdachte] ) en [medeverdachte 2] (NNM8927) verder.
16:43 uur
NNM: ik ga nu naar die compa (fon) van me en ga ik met hem praten
M: oh uh je bent nog niet zeker?
NNM: jawel
M: ja
NNM: maar ik moet even horen wat die man te zeggen heeft
M: ja toch nou is goed, ja ik reken op je alles is ready hier (fon)
NNM: ja toch, is goed maak je niet druk
M: oke is goed, soldaat. [11]
19:01 uur
[verdachte] sh / [verdachte] ngd wgd
(wordt gebeld door)NNM8927
NNM8927: jo jo
[verdachte] : waar (ben jij), G!
NNM8927: faka [= hoe is het] [verdachte] ?
[verdachte] : hoe laat ga ik je zien?
NNM8927: luister neffo, ik moet even naar Groningen, man
[verdachte] : ja?
NNM8927: ja maar voor euh, ja, niet voor een vijf (5) barkie [= honderd], snap je
[verdachte] : eee, dus je bent vanavond niet aanwezig
NNM8927: dat wil ik niet zeggen, kan het ook om elf (11) uur of zo?
[verdachte] : ja dat is ook top, is perfect als je daarheen (fon) kan
NNM8927: ja toch, ... gewoon snel kan gebeuren dan kan je 'm (fon) vandaag / vannacht (fon) nog
zien, snap je maar moet je wakker blijven
[verdachte] : hoe laat, hoe laat kan je terug zijn, maar je moet me zeggen bro, ik zweer het je, ik moet zeker weten snap je, dat is het
NNM8927: daarom, ik ga voor je uh op een missie man!
[verdachte] : heeee ja
NNM8927: daarom, ik zweer het je
[verdachte] : nou wat denk je, denk je dat je vanavond nog kan of niet? Eerlijk
NNM8927: ja ik denk van wel
[verdachte] : ja? nou is goed, dan timer [= wacht] ik gewoon op je broer, ik ben gewoon actief
NNM8927: anders kan ik ook een kleine soldaat van me naar je toe sturen
[verdachte] : ja
NNM8927: nou die doet het ook maar ja ik wil het liever zelf doen, die vier (fon) barkie is voor mij mooi snap je, vier (fon) barkie de man, snel snel
[verdachte] : bro kijk, weet je wat het is, voor mij moet gewoon vandaag gebeuren, dat is het, ik zweer het je, het moet echt vandaag
NNM8927: oke ja ja je hebt iemand ... (ntv / klinkt als 'de tijd') of zo?
[verdachte] : ik ga je uh daarom, als je hier was dan zou ik je precies uitleggen hoe en wat
NNM8927: gewoon een hoerenzoon of zo?
[verdachte] : ja zoiets
NNM8927: ha! zoiets of niet
[verdachte] : maar luister, zie ik je vandaag of niet broer?
NNM8927: nou dat is niet zeker [verdachte] , ik kan jou nu zeggen ja nee maar ik weet niet zeker
[verdachte] : ja je weet niet, je weet niet, euhm
NNM8927: anders kan ik iemand wet sturen naar je, daarom,dat is de torie [= oa het geval /
verhaal] (…) [12]
22:32 uur
(…)
NNM8927: kijk, voor wanneer moet die torie [= dinges, geval] gedaan worden, hoe laat?
[verdachte] : in ieder geval gewoon vandaag (…)
NNM8927: maar euh is een huis van mensen of niet?
[verdachte] : ja ja (…)
NNM8927: voor acht (8) barkie zou ik komen maar ja toen kreeg ik wat anders in mijn hand geschoven
[verdachte] : ja broer, meer dan dat kan ik er niet van maken, je weet toch(…)
[verdachte] : ja is bij een huis ja
NNM8927: ja zijn gewoon osso [= thuis/huis] (lacht)
[verdachte] : ja ja oh uh tenminste, kijk als die mensen beneden zijn dan hoeft het niet, je weet toch(…)
NNM8927: is het jouw torie [= geval, ding, verhaal] gewoon?
[verdachte] : ja ja mijn, mijn torie [= geval, ding, verhaal]
NNM8927: haha [verdachte] , met wie heb jij beef (fon) [= ruzie, conflict] gemaakt?
[verdachte] : nee broer, je gaat uh, bro als ik je ga uitleggen, ga je blij zijn, je weet toch, je gaat het begrijpen(…)
NNM8927: ik ben misschien pas vier (4) uur terug in de buurt (…) [13]
23:15 uur
[verdachte] geeft aan dat het ‘al wordt gefixt’. [14]
De rechtbank leidt uit al het voorgaande af dat [verdachte] en [medeverdachte 5] de intentie hadden om op het adres aan de [adres 2] in Hilversum een ontploffing teweeg te brengen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. [medeverdachte 5] was in de nacht van 20 december 2020 in Hilversum en koppelt in dat verband aan [verdachte] terug dat het raam open stond en er om 03:00 uur ’s nachts mensen in de woning waren. Ook geeft [medeverdachte 5] aan dat [verdachte] dat aan iemand moest doorgeven. Die ‘iemand’ slaat naar het oordeel van de rechtbank gelet op de communicatie op [medeverdachte 2] die hij in plaats van [medeverdachte 5] als ‘soldaat’ voor de aanslag had geronseld. [medeverdachte 5] was immers in eerste instantie verhinderd. [verdachte] laat vervolgens aan [medeverdachte 2] weten dat hij hem die dingen en het adres zal geven. Daarbij zoekt [verdachte] kort voor dat gesprek het adres [adres 2] in Hilversum op. Daaruit leidt de rechtbank af dat de aanslag op dat adres moest plaatsvinden, wat ook weer past bij de voorverkenningen op de 20e waarbij [medeverdachte 5] in de nachtelijke uren - zonder aannemelijke verklaring daarvoor - in de omgeving van de [adres 2] wordt geplaatst en informatie terugkoppelt. Door [verdachte] is tevens een geldbedrag aan [medeverdachte 2] in het vooruitzicht gesteld waarbij werd gesproken over bedragen tussen de € 400,- en € 800,- , want meer kon [verdachte] er niet van maken. Daar waar in de communicatie wordt gesproken over ‘die dingen’ en een molotov gaat de rechtbank er gelet op de modus operandi van uit dat wordt gesproken over mortierbommen (shells). [medeverdachte 5] heeft in dat verband de locatie waar de shells lagen - onder de blaadjes bij een boom bij de Lidl in Bussum - voor [verdachte] gecontroleerd en veiliger opgeborgen.
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om te kunnen spreken van een strafbare voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot uitlokking van [medeverdachte 2] door hem middels geld, inlichtingen (het adres) en middelen (mortierbommen) ertoe te bewegen een ontploffing teweeg te brengen.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3 ( [adres 3] Rosmalen)
Op 11 oktober 2020 omstreeks 00:30 uur is een mortierbom (shell) bij de voordeur van de woning aan de [adres 3] in Rosmalen tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen op dat moment in de woning te slapen. Als gevolg van de explosie zijn de ruit van de voordeur en het toiletraam naast de deur vernield. [15] Op vuurwerkresten is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen. [16] Gezien is dat na de knal een zwarte [auto 1] vanaf de Jan Heijmanslaan met hoge snelheid wegreed. [17] De zwarte [auto 2] op naam van [getuige 1] is op 11 oktober 2020 om 00:56 uur het ANPR-systeem op de A27 Nieuwgein gepasseerd. De reistijd vanaf de ANPR-locatie naar de [adres 3] in Rosmalen is 27 minuten. [18]
Vaststaat dat op 11 oktober 2020 in Rosmalen een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht voor de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] bij deze aanslag betrokken is geweest. Hij zat in de auto met [verdachte] , [getuige 1] en [getuige 4] . [getuige 1] reed. Hij is samen met [verdachte] uitgestapt. [verdachte] stak bij een woning een 3 inch shell aan en hij stond op de uitkijk. Het was een rijtjeshuis met een laag hegje voor de woning. Op de hoek van de rij met woningen was een voetbalveldje met een bankje. In de buurt van de plek van de aanslag was een tankstation gelegen. De opdrachten kwamen van [medeverdachte 4] en gingen door naar [verdachte] . [verdachte] stak altijd de shells aan en als er nog iemand anders bij was dan stond diegene op de uitkijk. [19]
[getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] aan hem vroeg om hem ergens af te zetten. Hij heeft [verdachte] opgehaald bij station Bussum-Zuid. Daar waren ook [medeverdachte 1] en [getuige 4] . Ze zijn met z’n vieren gaan rijden. [verdachte] had een rugzak bij zich en zette de route aan. Hij heeft [verdachte] op de plaats van bestemming bij een BP tankstation afgezet. [verdachte] is toen met zijn rugzak uitgestapt. [medeverdachte 1] is ook uit de auto geweest. Hij en [getuige 4] zijn in de auto gebleven en een parkeerplaats gaan zoeken. [verdachte] is ongeveer 30 minuten weggeweest. [20] [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld. [21]
[getuige 4] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [getuige 1] ergens naar toe ging. Het was niet in Bussum, maar verder weg. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn uit de auto gestapt. [22]
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
  • [getuige 1] en [getuige 4] bevestigen dat ze met zijn vieren in de auto zaten onderweg naar Rosmalen;
  • de ANPR-hits met het voertuig van [getuige 1] passen bij de terugrit vanaf de plaats delict;
  • [getuige 1] en [getuige 4] bevestigen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de auto uit zijn geweest;
  • [getuige 1] verklaart dat [verdachte] een rugzak bij zich had en daarmee is uitgestapt;
  • op resten van de shell is een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte] ;
  • de feitelijke beschrijving die [medeverdachte 1] van de omgeving van de plaats delict geeft (nabij een tankstation en er is een voetbalveld op de hoek van de Gerard van Spaendonckstraat);
  • [getuige 1] verklaart ook over het afzetten bij een tankstation;
  • het type shell dat bij de aanslag is gebruikt komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] daarover.
Alternatieve scenario’s
[verdachte] heeft ter zitting erkend dat hij die nacht met [medeverdachte 1] in Rosmalen was. Hij ontkent iedere betrokkenheid bij een misdrijf. [medeverdachte 1] had in Rosmalen een afspraak met twee voor [verdachte] onbekende jongens. Dat zijn vingerafdruk op de bij de aanslag gebruikte shell is aangetroffen, zou kunnen komen doordat [medeverdachte 1] hem ( [verdachte] ) op een feest bij [medeverdachte 1] thuis vroeg om een lachgastank uit de kast in de slaapkamer te halen. Op de lachgastank lag een shell. [verdachte] heeft die shell aangeraakt (weggelegd) om de lachgastank te kunnen pakken. Het aangetroffen dacty-spoor is niet delictgerelateerd, aldus [verdachte] .
Bij de beoordeling van het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario spelen het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Belangrijker is evenwel dat het geschetste scenario geen steun vindt in het procesdossier en ook niet in de verklaring van [medeverdachte 4] , die de rechtbank op verzoek van de verdediging ter terechtzitting als getuige heeft gehoord. [medeverdachte 4] heeft als getuige niet verklaard dat hij [verdachte] een shell heeft zien pakken of aanraken in de slaapkamer van [medeverdachte 1] . Iets dergelijks heeft [verdachte] volgens [medeverdachte 4] ook niet aan hem ( [medeverdachte 4] ) verteld.
Ook het deel van de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte 1] in Rosmalen een afspraak met twee jongens had en mogelijk met hen de aanslag heeft gepleegd, is niet aannemelijk geworden. Geen van de andere inzittenden van de auto ( [getuige 4] en [getuige 1] ) heeft verklaard dat zij [medeverdachte 1] die nacht in Rosmalen met andere personen hebben gezien of dat hij daar een afspraak met andere personen had. Ook heeft niemand gezien dat [medeverdachte 1] een shell of een tas met daarin een shell bij zich had.
Het alternatieve scenario wordt dan ook verworpen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hieronder (vanaf p. 22) wordt beschreven.
In de zaak met parketnummer 05/780031-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2 en feit 3 (telkens medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar te duchten was) en feit 1 en feit 4 (telkens medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bij gebrek aan steunbewijs voor de verklaringen van [medeverdachte 1] van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair kan bij alle feiten enkel het gemeen gevaar voor goederen bewezen worden. Van te duchten levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is geen sprake geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot feit 1 ( [adres 4] Tiel)
Op 5 oktober 2020 omstreeks 01:15 uur is onder de auto ( [kenteken 1] ) van [slachtoffer 3] een mortierbom (shell) tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 3] lag op dat moment te slapen en is wakker geworden van de explosie die plaatsvond aan de voorzijde van de auto die op de oprit bij zijn woning aan [adres 4] in Tiel stond geparkeerd. De auto stond met de voorzijde naar de straatkant gericht. Als gevolg van de explosie is de bumper van de auto beschadigd, de voorruit gebarsten en lag de kentekenplaat eraf. Ook is op de schuurdeur een beschadiging aangetroffen die er volgens de eigenaar nooit heeft op gezeten. [23] Op de camerabeelden is te zien dat om 01:11:39 uur twee personen [adres 4] passeren en in de richting van [adres 9] lopen. Omstreeks 01:16:40 uur komen deze personen teruggelopen in de richting van de oneven zijde van De Kogge. Vervolgens is om 01:17:20 uur een explosie onder de voorzijde van de auto te zien. [24] De zwarte [auto 3] op naam van [medeverdachte 1] is die nacht om 00:25 uur het ANPR-systeem op de A15 Deil Oost en om 01:40 uur op de A27 Nieuwegein gepasseerd. De reistijd vanaf de laatstgenoemde ANPR-locatie naar [adres 4] is 23 minuten. [25] De telefoon van [medeverdachte 5] straalt die nacht om 01:26 uur de mast met locatie Laageinde Kapel-Avezaath aan: een mast op 3,94 km afstand (10 minuten rijden) van [adres 4] in Tiel. [26]
Vaststaat dat op 5 oktober 2020 in Tiel een mortierbom tot ontploffing is gebracht onder de auto van [slachtoffer 3] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 5] betrokken is geweest bij deze aanslag. Hij werd door [verdachte] gevraagd om te rijden en zou daarvoor € 150,- krijgen. [medeverdachte 5] is uiteindelijk ook meegegaan. [verdachte] en [medeverdachte 5] hebben in de buurt gekeken, kwamen terug naar de auto en hebben de shell gepakt. Ze gaven aan waar hij met de auto moest wachten. Na het afsteken van de shell kwamen ze terug en zijn ze er samen vandoor gegaan. Hij herkent [verdachte] en [medeverdachte 5] op de stills van de camerabeelden. [verdachte] had het adres en de shell bij zich. Die kwamen via [medeverdachte 4] . In de auto spraken ze af hoe er gereden moest worden. [verdachte] stak altijd de shells aan en [medeverdachte 5] hield de buurt in de gaten. Dit was de eerste aanslag die hij deed tegen [naam 1] . [27]
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 5] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
  • de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Tiel en de terugrit vanaf de plaats delict;
  • de camerabeelden waarop twee personen kort voor en rond het tijdstip van de aanslag ter hoogte van [adres 4] lopen (hetgeen past bij de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] en [medeverdachte 5] de omgeving eerst hebben voor verkend voordat de shell werd afgestoken) en
  • de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 5] die ongeveer 10 minuten na de aanslag een mast op 10 minuten rijafstand van [adres 4] heeft aangestraald.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot feit 2 ( [adres 5] Vlijmen)
Op 4 november 2020 omstreeks 23:15 uur is een mortierbom (shell) bij de voordeur van de woning aan de [adres 5] in Vlijmen tot ontploffing gebracht. In de woning waren op dat moment aanwezig [slachtoffer 9] en zijn vrouw. Als gevolg van de explosie zijn de ruiten van de voordeur vernield. Het glas van de ruiten is deels naar binnen geslagen en lag buiten enkele meters over het tuinpad verspreid. Rechts bij de voordeur in de bosschage zat een krater. [28] Op de camerabeelden is een lichtflits en knal te zien. Ook is te zien dat kort voor en kort na de aanslag diverse voertuigen passeren. [29] De telefoon van [verdachte] straalt omstreeks 22:34 uur en 23:20 uur de zendmast [adres 10] in Bruchem aan. Deze mast bevindt zich op ongeveer 12 minuten rijden van de [adres 5] in Vlijmen. [30] Een dag eerder - op 3 november 2020 - omstreeks 00:27 uur is de [auto 3] van [medeverdachte 1] gecontroleerd op het Kronenburgpark in Hedel. Daarin zat [medeverdachte 1] met [verdachte] . [31]
Vaststaat dat op 4 november 2020 in Vlijmen een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht voor de woning van [slachtoffer 9] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] bij deze aanslag is betrokken. Deze aanslag was eerder op de avond. De rolverdeling was hetzelfde: hij reed en stond verderop bij de heg en [verdachte] stak de shell aan. Het was een shell 3 die ze van de dag ervoor in Hedel nog hadden. Het moest die avond echt met zijn auto gebeuren, omdat [verdachte] niemand anders kon vinden. Ze hadden eigenlijk afgesproken om niet meer met zijn auto te gaan, omdat zij de dag voor de aanslag in Hedel waren gecontroleerd waren en zijn auto dus “te heet” was. Ze kregen desondanks de opdracht diezelfde avond. [medeverdachte 4] gaf een briefje met het adres aan [verdachte] . [32]
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
  • de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Breda en de terugrit vanaf de plaats delict;
  • de omstandigheid dat zij de dag voorafgaand aan de aanslag in Hedel zijn gecontroleerd;
  • de historische verkeersgegevens die het toestel van [verdachte] rond het tijdstip van de aanslag in de omgeving van Vlijmen plaatst.
Het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario, dat [medeverdachte 1] de mobiele telefoon van [verdachte] heeft meegenomen en deze telefoon tijdens de rit naar Vlijmen door een andere persoon die kennelijk met [medeverdachte 1] meereed is gebruikt om de moeder van [verdachte] app-berichten te sturen, is niet geloofwaardig en niet aannemelijk geworden. In dat verband wijst de rechtbank op het volgende. Op de telefoon van [verdachte] is het volgende (verwijderde en om die reden gescrambeld weergegeven) WhatsApp-gesprek van 4 november 2020 met ‘ [naam 2] ’ aangetroffen:
[naam 2] (22:22 uur)
middag in de je was [naam?] bij
[verdachte] (22:23 uur)
jaa
nu aan spelen we het playstation zijn
[naam 2] (22:40 uur)
ja bieden ja is gat moet [naam?] maar ook goed nog
waarom mee je luister niet na
goed ik het vind niet hiaami
[verdachte] (23:30 uur)
is er yema eh wat
[verdachte] (00:23 uur)
aan ik kom nu jaa er [33]
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij zijn WhatsApp met een wachtwoord heeft beveiligd. Alleen al om die reden valt niet in te zien hoe een ander dan [verdachte] deze gesprekken zou kunnen hebben gevoerd. Bovendien wordt er adequaat gereageerd op de vragen van ‘ [naam 2] ’ en wordt informatie gedeeld over wat [verdachte] eerder die dag zou hebben gedaan. Ook dat valt niet te rijmen met het door hem geschetste scenario dat een ander op dat moment zijn telefoon gebruikte.
Daarbij is opvallend dat [verdachte] precies tussen 22:42-23:19 uur (23:15 is het moment van de aanslag) niet reageert.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot feit 3 ( [adres 6] Tiel)
Op 28 oktober 2020 omstreeks 00:30 uur is bij de woning aan de [adres 6] in Tiel een mortierbom (shell) tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 5] en haar zoontje sliepen op dat moment in de woning. De explosie vond plaats bij de auto die naast de stenen schuur aan de voorzijde van de woning stond geparkeerd. Als gevolg van de explosie is er lakschade aan de auto ontstaan. [34] Camerabeelden van de buren op nr. 11 zijn veiliggesteld. Op die beelden is te zien dat één persoon in de richting van de [adres 6] loopt met een zwarte tas in zijn linkerhand. Enkele seconden later is een explosie te zien gevolgd door nog een explosie en een vuurzee. Kort voor de eerste explosie rent de persoon weg zonder tas. [35] De zwarte [auto 3] op naam van [medeverdachte 1] is op 27 oktober 2020 om 23:53 uur en op 28 oktober 2020 om 00:10 uur het ANPR-systeem op de A15 Deil Oost gepasseerd. De reistijd vanaf de eerstgenoemde ANPR-locatie naar de [adres 6] in Tiel is 23 minuten en vanaf de laatstgenoemde ANPR-locatie 9 minuten. [36] De resten van de vuurwerkbom die op de plaats delict zijn aangetroffen zijn onderzocht. Met grote mate van zekerheid is te zeggen dat het om een mortierbom/shell 6 inch van fabrikant [naam 3] gaat. Resten van een soortgelijke bom zijn aangetroffen bij de aanslag aan de [adres 7] in Breda. [37]
Vaststaat dat op 28 oktober 2020 in Tiel een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht voor de woning van [slachtoffer 5] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag. Hij reed en [verdachte] stak de shell aan. [medeverdachte 1] wist dat hier een werknemer van [naam 1] woonde. [medeverdachte 4] fungeerde weer als doorgeefluik. [38]
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
  • de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Tiel;
  • op de camerabeelden is slechts één persoon te zien (hetgeen een bevestiging vormt voor de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij de bestuurder was en [verdachte] de shell gooide);
  • het type shell dat bij deze aanslag is gebruikt is vermoedelijk hetzelfde als de shell die bij een eerdere aanslag in Breda (8 oktober 2020) is gebruikt, waarvan [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij ook deze aanslag samen met [verdachte] heeft gepleegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot feit 4 ( [adres 7] Breda)
Op 8 oktober 2020 omstreeks 00:40 uur is in de brandgang en de daaraan grenzende achtertuin van de woning van de [adres 7] in Breda een mortierbom (shell) tot ontploffing gebracht. [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] lagen op dat moment in de woning te slapen. De achtertuin grenst aan een stuk braakliggend terrein. Als gevolg van de explosie is een deel van het afdekzeil van de tuinset, die tegen de omheining stond aan stond, verbrand. [39] Gezien is dat na de knal één persoon wegrende en in een zwarte [auto 3] stapte. [40] De zwarte [auto 3] op naam van [medeverdachte 1] is op 7 oktober 2020 om 23:51 uur het ANPR-systeem op de A27 Meerkerk en op 8 oktober 2020 om 01:07 uur op de A27 Meerkerk gepasseerd. De reistijd vanaf de laatstgenoemde ANPR-locatie naar de [adres 7] in Breda is 29 minuten. [41]
Vaststaat dat op 8 oktober 2020 in Breda een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht die voor een deel in de brandgang en voor een deel in de achtertuin van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] terecht is gekomen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag. Hij heeft gereden en zou hiervoor € 150,- krijgen. Hij heeft gezien hoe [verdachte] een 6 inch shell in de achtertuin heeft laten ontploffen. [verdachte] is via een gat in de muur op een braakliggend terrein gekomen en kon vanaf daar bij de achtertuin komen. Hij heeft gezien dat [verdachte] van [medeverdachte 4] een briefje kreeg met daarop het adres [adres 7] . Dat was bij de Lidl in Bussum. [42]
De verklaring van [medeverdachte 1] - dat hij samen met [verdachte] betrokken is geweest bij deze aanslag - wordt op de volgende punten ondersteund:
  • de ANPR-hits met het voertuig van [medeverdachte 1] die passen bij de reisbeweging naar Breda en de terugrit vanaf de plaats delict;
  • de getuige die na de knal één persoon ziet wegrennen en instappen in een zwarte [auto 3] (hetgeen een bevestiging vormt voor de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij de bestuurder was en op de uitkeek stond en [verdachte] de shell gooide);
  • de beschrijving die [medeverdachte 1] van de omgeving van de plaats delict geeft (via een gat in de muur bij braakliggend terrein komen) past bij de feitelijke situatie ter plaatse;
  • het type shell dat bij de aanslag is gebruikt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen
De rechtbank stelt voorop dat het opzet van verdachte slechts gericht hoeft te zijn op het
teweegbrengen van de ontploffing en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar en illegaal vuurwerk (waaronder de gebruikte mortierbommen vallen) bij een ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen. De verdachten waren zich hiervan ook bewust.
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte(n) bij uitstek een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan te duchten was, hetgeen zich ook heeft verwezenlijkt nu uit de vastgestelde feiten volgt dat bepaalde goederen door de ontploffing(en) daadwerkelijk (fors) zijn beschadigd of zelfs zijn vernield.
Zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar
Voor mortierbommen die zonder mortier worden ontstoken, geldt dat deze op de grond tot ontploffing komen. Afhankelijk van het kaliber zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading waardoor personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing gevaar voor letsel en schade lopen. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel voor een persoon dodelijk zijn (p. 942-943, map 3).
Met betrekking tot de aanslagen gepleegd in Rosmalen (11 oktober 2020) en Vlijmen (4 november 2020) is dat rechtbank van oordeel dat gelet op:
  • het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (in de nachtelijke uren);
  • het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en sommigen vanwege het tijdstip al lagen te slapen);
  • het kaliber van het gebruikte explosief (3 of 6 inch shell);
  • de locatie waar de mortierbom tot ontploffing is gebracht (dicht bij of in de woning, ter hoogte van voordeur en/of een raam) en
  • de kracht die af te leiden is uit de schade,
naar algemene ervaringsregels gemeten voor verdachte en zijn medeverdachte(n) voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning te duchten was.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring [medeverdachte 1] blijkt dat bij de aanslagen zoals die zijn gepleegd (ver van de woning van verdachte, in de nachtelijke uren, met gebruikmaking van mortierbommen en in een samenstelling die in kern bestond uit minimaal twee dezelfde personen met soms een derde persoon erbij) sprake was van een gezamenlijke organisatie. Daarbij is een en ander gepland en met elkaar afgestemd met een gemeenschappelijk doel, namelijk de firma [naam 1] afpersen door bij de woningen van haar (ex-)werknemers en familieleden aanslagen met mortierbommen te plegen. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is telkens van zodanig gewicht geweest - en nam bovendien in gewicht toe door aanslagen te blijven plegen - dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij [medeverdachte 1] de chauffeur was, [verdachte] het explosief meenam, [verdachte] alleen of met [medeverdachte 5] het explosief aanstak en gooide en [medeverdachte 1] op de uitkijk stond. De (vlucht)auto werd altijd op een strategische plek (aan het eind van de weg/op een kruising) neergezet en in sommige gevallen was ook nog eerst sprake van een gezamenlijke voorverkenning. De verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het ten laste gelegde geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de:
  • onder parketnummer 05/780075-20 feit 1 cumulatief/alternatief, feit 3 en de
  • onder parketnummer 05/780031-21 feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/780075-20:
1.
Cumulatief/alternatief
hij in
of omstreeksde periode van 15 december 2020 tot en met 22 december
2020 te Bussum
en/of Hilversum en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen
[medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 2]
en/of een of meer andere perso(o)n(en)door
giften
,enbeloften
, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of
endoor het verschaffen van
gelegenheid,middelen
ofeninlichtingen te bewegen om
een
of meer misdrijven/misdrijf,
te weten
opzettelijke brandstichting en/ofopzettelijk een ontploffing
teweegbrengen in een woning (perceel [adres 2] te Hilversum)
met gemeen gevaar voor goederen en
/ofmet levensgevaar voor de bewoner
(s
)
en/of een of meer andere perso(o)n(en)te duchten
(art.157 Wetboek van Strafrecht) te begaan,
opzettelijk
-
(een
)gegevensdrager
(s)met het adres [adres 2] te Hilversum erop en
/of
- shells/mortierbommen
en/of Cobra's(in een zak op een verstopplek onder bladeren bij een specifieke boom in Bussum)
en/of
- twee Cobra's 6 (in Bussum bij controle in auto bij [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] aanwezig op 15 december 2020) en/of
- (vermoedelijk zwaar) vuurwerk (aangeduid in de communicatie tussen o.a. verdachte [verdachte] en [medeverdachte 2] als 'dingen’) en/of
een of meer andere voorwerpenbestemd tot het begaan van
die misdrijven/dat
misdrijf
aan die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 2] en/of aan die perso(o)n(en)
heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben aangeboden, althans die/dat
voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/ofvoorhanden heeft
/hebbengehad en
/of
- een geldbedrag heeft
/hebbenaangeboden aan die [medeverdachte 2]
,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij in
of omstreeksde nacht van 10 op 11 oktober 2020 te Rosmalen
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe
nabijheid van)een woning ( [adres 3] )
door naar die woning (waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
op dat moment lagen te slapen
/verbleven) te
rijden/gaan en
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen bij
(de voordeur van
)die woning en
/of vervolgens
de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)
waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die
woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan onder meer
een of meerra
(a)m
(en
)en
/ofeendeur
(en)van die
woning zijn vernield en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die
woning,
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar voor de
aanwezige bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen
/ofgevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2]
, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente
duchten was;
Parketnummer 05/780031-21:
1.
hij in
of omstreeksde nacht van 4 op 5 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht in
/bij (de directe
nabijheid van
)een woning (rijtjeswoning, perceel [adres 4] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoner [slachtoffer 3]
lag te slapen
/verbleef) te rijden
/gaanen
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen
op/aan/bij een auto (kenteken [kenteken 1] ), die op de oprit van die
woning
, althans in de directe nabijheid van die woningstond geparkeerd
,
en
/of vervolgensde lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen),
waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die
woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan die auto is vernield en
/of een
(schuur
)deur beschadigd is
geraakt en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoner
van die woning, te weten [slachtoffer 3] en/of levensgevaar voor een
ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die
[slachtoffer 3] , en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderente duchten was;
2.
hij op
of omstreeks4 november 2020 te Vlijmen, gemeente Heusden,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht
in/bij
(de directe
nabijheid van)een woning (perceel [adres 5] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 4]
en
/ofdiens vrouw
en/of diens kinderenverbleven
/verbleef) te
rijden
/gaanen
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen bij
(de voordeur van
)die woning en
/of vervolgens
de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)
waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die
woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan de voordeur van die woning is vernield
en/of beschadigd is
geraakten
/ofrookontwikkeling ontstond en
/ofdaarvan gemeen gevaar voor (de
inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/of
levensgevaar voor die aanwezige bewoner
(s
)van die woning en
/of levensgevaar
voor een ander of anderen en/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die
bewoner
(s
) en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderente duchten was;
3.
hij in
of omstreeksde nacht van 27 op 28 oktober 2020 te Tiel
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht in
/bij (de directe
nabijheid van
)een woning (perceel [adres 6] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 5] en haar
zoontje sliep
(en
)/verbleven) te rijden
/gaanen
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen onder
/op/aaneen auto (van die [slachtoffer 5] ) die op de oprit van
die woning stond geparkeerd en
/of vervolgens
de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)
waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die
woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan
de voordeur van die woning is vernield en/of beschadigd is
geraakt en/of rookontwikkeling ontstond en/of daarvangemeen gevaar voor (de
inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar voor die [slachtoffer 5] en/of haar zoontje en/of levensgevaar
voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die
[slachtoffer 5] en/of haar zoontje en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderente duchten was;
4.
hij in
of omstreeksde nacht van 7 op 8 oktober 2020 te Breda
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
/hebbengebracht in
/bij (de directe
nabijheid van
)een woning (perceel [adres 7] )
door naar die woning (waar op dat moment de bewoners [slachtoffer 6] en
/of
[slachtoffer 7] en
/ofde moeder van die [slachtoffer 7] sliepen
/verbleven)
te rijden
/gaanen
/of
een
of meermortierbom
(men)/shell
(s), althans zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
te plaatsen in de brandgang en
/of in/nabij de achtertuin van die woning en
/of
vervolgens
de lont
(en)van die
/datmortierbom
(men)/shell
(s)/zwa(a)r(e) explosieve
stof(fen)aan te steken,
althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te
brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen)
waarbij
dat/die mortierbom
(men)/shell
(s)/explosieve stof(fen)nabij die
woning tot ontploffing is
/zijngekomen,
ten gevolge waarvan die achtertuin
(deels) is vernield en/ofbeschadigd is
geraakt
en/of rookontwikkeling ontstonden
/ofdaarvan gemeen gevaar voor (de
inboedel van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar voor die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/780075-20 feit 1 cumulatief/alternatief:
medeplegen van poging om een ander door giften, beloften en door het verschaffen van middelen en inlichtingen te bewegen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 05/780075-20 feit 3 en parketnummer 05/780031-21 feit 2, telkens:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 05/780031-21 feit 1, feit 3 en feit 4, telkens:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft met betrekking tot parketnummer 05/780075-20 feit 1 betoogd dat sprake is van vrijwillige terugtred en dat verdachte van dat feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Van vrijwillige terugtred kan sprake zijn indien verdachte weliswaar een begin heeft gemaakt met de uitvoering van het - criminele - plan, maar die uitvoering voortijdig heeft gestaakt en dat plan uiteindelijk niet heeft volbracht. Waar het in deze zaak om gaat is de reden van de terugtred, waarom is het plan afgebroken. Voor straffeloosheid is immers vereist dat deze terugtred vrijwillig is. Of uit de gedragingen van verdachte kan worden afgeleid dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 2] door middel van geld, inlichtingen en middelen heeft gepoogd te bewegen om een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank acht de enkele opmerking van verdachte, dat als er mensen beneden zijn het niet hoeft, onvoldoende voor het aannemen van vrijwillige terugtred. Daarmee wordt immers niet gezegd dat het (lees: de aanslag) niet meer doorgaat, maar lijkt er enkel een soort voorbehoud te worden gemaakt dat als er mensen beneden zouden zijn het niet hoeft. Niet omdat er dan - zoals de verdediging heeft gesteld - doden of gewonden zouden kunnen vallen, maar omdat de kans op betrapping dan groter was. Daarnaast wordt het gesprek inhoudelijk voortgezet, waarbij verdachte zelfs nog aangeeft dat hij [medeverdachte 2] alles nog gaat uitleggen. Van een vrijwillige terugtred was dan ook geen sprake.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de eventuele oplegging van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is betrokken geweest bij meerdere aanslagen op woningen van (voormalige) medewerkers van [naam 1] . Hij heeft zich binnen een periode van ongeveer een maand schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf aanslagen met zware vuurwerkbommen. Verdachte is degene die telkens een mortierbom bij (de voordeur van) een woning heeft geplaatst waar deze vervolgens tot ontploffing kwam. Verdachte wist wat de gevaren waren van de aanslagen, maar bleef toch doorgaan. Hij heeft zich niet laten weerhouden door deze gevaren, waaronder het niet ondenkbare scenario dat de slachtoffers hierdoor zouden kunnen komen te overlijden. Sterker nog, nadat in Hedel op 25 november 2020 een woning volledig was afgebrand en de bewoners uit het raam moesten springen om te kunnen overleven, waarvan verdachte kennis had, heeft verdachte nog gepoogd een aanslag te laten plegen.
Verdachte heeft geen enkele empathie getoond voor de slachtoffers van de door hem medegepleegde feiten. Hij vond zijn eigen geldelijk gewin kennelijk belangrijker. Deze ernstige feiten zijn bovendien gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft door bij een groot aantal aanslagen betrokken te zijn geweest een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanhoudende afpersing van [naam 1] . De aanslagen zijn gericht tegen volkomen onschuldige (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf. Er zijn vele gezinnen die mede door het handelen van verdachte in doodsangsten hebben geleefd omdat zij op ieder willekeurig moment slachtoffer zouden kunnen worden van zeer heftige aanslagen. Dat geldt niet alleen voor de bewoners van de woningen waar aanslagen op zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst staat of zelfs maar in de buurt woont van een dergelijk adres. De gehele Bommelerwaard leeft al jaren in angst voor aanslagen. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid een grote bijdrage geleverd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Verdachte heeft zich tot aan de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak continu op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft geen enkele openheid van zaken gegeven. Bij de inhoudelijke behandeling heeft hij vervolgens alle betrokkenheid bij de feiten ontkend. Door deze proceshouding heeft de reclassering ook niet volledig kunnen rapporteren.
Gelet op de ernst van de feiten, de grote hoeveelheid feiten, het aanhoudende handelen van verdachte en zijn rol daarbij en de achtergrond van de feiten, acht de rechtbank enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend. Alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in deze zaak passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met het onder parketnummer 05/780031-21 feit 3 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.196,05 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich vanwege de bepleitte vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het eigen risico voor de factuur van de psycholoog ter hoogte van € 281,98 is voldoende onderbouwd. Deze schadepost is verder niet inhoudelijk betwist en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De schadeposten met betrekking tot de beveiliging van de woning, de verhuizing, de inrichting van de nieuwe woning en de hogere huur zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Van de camera en de rookmelders zijn geen aankoopbewijzen overgelegd. Met betrekking tot de overige schadeposten geldt dat - mede gezien de tijd die tussen de aanslagen en de verhuizing is gelegen - onvoldoende duidelijk is geworden dat deze kosten een direct gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 281,98 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezen verklaarde feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Het moet voor de benadeelde partij erg beangstigend zijn geweest toen zij ontdekte dat er nabij haar woning een flinke ontploffing had plaatsgevonden. Dat zij de ontploffing op het moment zelf niet had opgemerkt, doet daaraan niet af. De benadeelde partij wist dat zij op een lijst van werknemers van [naam 1] stond. Dat zij hierdoor slachtoffer zou kunnen worden van een aanslag was haar bekend en zal voor veel angst hebben gezorgd, zeker toen deze kans werkelijkheid werd. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen. Wat betreft het meer of anders verzochte zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten:
  • over de kosten van de psycholoog vanaf 2 juli 2021 (datum laatste behandeling);
  • over de immateriële schade vanaf 28 oktober 2020.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om de reis- en parkeerkosten van de benadeelde partij ten behoeve van besprekingen met de advocaat ter hoogte van € 40,05 respectievelijk € 5,00. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij is slachtoffer geworden van een ernstig strafbaar feit. Om haar rechten als benadeelde partij volledig te kunnen effectueren was het noodzakelijk deze kosten te maken. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met het onder parketnummer 05/780031-21 feit 3 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich vanwege de bepleitte vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezen verklaarde feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Het moet voor de benadeelde partij erg beangstigend zijn geweest toen hij ontdekte dat er nabij de woning van zijn moeder een flinke ontploffing had plaatsgevonden op het moment dat hij daar ook verbleef. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 5.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 28 oktober 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 46a, 47, 57, 60a, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/780075-20 feit 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
 veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 05/780031-21 feit 3 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 281,98 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente
  • over de kosten van de psycholoog vanaf 2 juli 2021 (datum laatste behandeling);
  • over de immateriële schade vanaf 28 oktober 2020
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 40,05;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 5] , een bedrag te betalen van € 281,98 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
  • over de kosten van de psycholoog vanaf 2 juli 2021 (datum laatste behandeling);
  • over de immateriële schade vanaf 28 oktober 2020
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 61 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 05/780031-21 feit 3 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 5.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Raat (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. M. Draaijers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2022.

Voetnoten

1.HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418 (Post-Keskin).
2.HR 1 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:86.
3.De validiteit van een verklaring betreft de vraag in welke mate de verklaring overeenkomt met hetgeen in het verleden heeft plaatsgevonden, oftewel het waarheidsgehalte van een verklaring.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020599668 (PANTER/ONRAA20123), gesloten op 27 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 330 (map 2).
6.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 332 (map 2).
7.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 333 (map 2).
8.Proces-verbaal rapport analyse historische verkeersgegevens …#935, p. 590-592 (map 3).
9.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 326-327 (map 2).
10.Proces-verbaal onderzoek Iphone 7, p. 283-284 (map 2).
11.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 334 (map 2).
12.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 335-336 (map 2).
13.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 339-340 (map 2).
14.Proces-verbaal rapport analyse tijdlijn 21 december 2020, p. 341 (map 2).
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 22 (map 2); proces-verbaal van bevindingen, p. 361 (map 2).
16.Rapport dactyloscopisch onderzoek, p. 1164-1174 (map 3); proces-verbaal resultaat dactyloscopisch onderzoek, p. 1164 (map 3).
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1382-1383 (map 3).
18.Rapport analyse ANPR-hits ( [kenteken 2] ), p. 915-918 (map 3).
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2110-2111 en p. 2133 (map 6).
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1405-1410 (map 4).
21.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris afgelegd op 16 november 2021 (nagekomen).
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 1403 (map 4).
23.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 30-31 (map 2); proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1208-1209 (map 4).
24.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 597-605 (map 3).
25.Rapport analyse ANPR-hits ( [kenteken 3] ), p. 306-307 (map 2).
26.Rapport analyse historische verkeersgegevens …#935, p. 594-569 (map 3).
27.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2092-2095 (map 6).
28.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] , p. 2 (map 4); proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 1190-1191 (map 4).
29.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 835-840 (map 3).
30.Rapport analyse historische verkeersgegevens …#649, p. 964 (map 3).
31.Proces-verbaal verdenking [medeverdachte 1] , p. 314 (map 7).
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2120-2122 (map 6).
33.Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon [verdachte] ), p. 786, 792-793 (map 3).
34.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 1-2 (map 2); proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1081-1209 (map 4).
35.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 952 (map 3).
36.Rapport analyse ANPR-hits ( [kenteken 3] ), p. 306-307 (map 2).
37.Proces-verbaal van bevindingen (bevindingen COV Vuurwerkresten Tiel/Breda), p. 925-929 (map 3).
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2114-2115 (map 6).
39.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 46-47 (map 2); proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] , p. 1393 (map 4); proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 7] , p. 1415 (map 4); proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 8] , p. 1413 (map 4); proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1308-1309 (map 4).
40.Proces-verbaal van bevindingen (buurtonderzoek), p. 1048 (map 4); proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 1395-1396 (map 4).
41.Rapport analyse ANPR-hits ( [kenteken 3] ), p. 306-307 (map 2).
42.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2106-2107 (map 6).