ECLI:NL:RBGEL:2022:154

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/05/395982 / KG ZA 21-405
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging overeenkomst van opdracht met deurwaarder en overdracht derdenbeslagdossier

In deze zaak, die op 13 januari 2022 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Berk, vorderingen hebben ingesteld tegen gedaagde, een gerechtsdeurwaarder verbonden aan Via Optima. De zaak is ontstaan uit een eerdere juridische procedure waarbij gedaagde in een andere hoedanigheid was veroordeeld om bepaalde bescheiden te verstrekken aan eisers, maar hieraan niet heeft voldaan. Eisers hebben vervolgens een overeenkomst van opdracht gesloten met gedaagde voor de tenuitvoerlegging van het vonnis, maar na een geschil over de afdracht van geïncasseerde gelden hebben eisers de overeenkomst beëindigd en de zaak overgedragen aan een opvolgend deurwaarder, Rijken Gerechtsdeurwaarders.

Eisers vorderen in dit kort geding onder andere de overdracht van het dossier aan Rijken, afgifte van exploten en financiële afwikkeling van de door gedaagde geïncasseerde bedragen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, aangezien de tenuitvoerlegging van het vonnis al meer dan een jaar stagneert. De rechter wijst de vorderingen gedeeltelijk toe, waarbij gedaagde wordt verplicht om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis het dossier en de exploten aan eisers te verstrekken. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde hier niet aan voldoet.

De rechter oordeelt dat gedaagde, ondanks haar verweer, verplicht is om de gevraagde documenten te verstrekken en dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geen belemmering vormt voor de overdracht aan de opvolgend deurwaarder. De kosten van de procedure worden aan gedaagde opgelegd, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/395982 / KG ZA 21-405
Vonnis in kort geding van 13 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser, cs.] ,

wonende te [woonplaats eiser 1]
2.
[eiser, cs.],
wonende te [woonplaats eiser 2]
eisers,
advocaat mr. J. van Berk te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde,
advocaat mr. C.J. Diks te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser, cs.] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 november 2021, met 58 producties;
  • het e-mailbericht van mr. Diks van 3 januari 2022, met 7 producties;
  • het e-mailbericht van mr. Van Berk van 4 januari 2022, met productie 59 tot en met 63;
  • het e-mailbericht van mr. Van Berk van 5 januari 2022, met productie 64;
  • de mondelinge behandeling van 6 januari 2022;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Berk;
  • de pleitnota van mr. Diks.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Begin 2020 hebben [eiser, cs.] bij deze rechtbank tegen mevrouw [gedaagde in andere procedure] een juridische procedure gevoerd. Bij verstekvonnis van 16 maart 2020 is, kort samengevat, [gedaagde in andere procedure] onder meer veroordeeld om aan [eiser, cs.] bepaalde bescheiden te verstrekken, bij gebreke waarvan zij dwangsommen verbeurt van maximaal € 45.000,00 in totaal. Aan het vonnis, dat aan [gedaagde in andere procedure] is betekend en kracht van gewijsde heeft gekregen, is door [gedaagde in andere procedure] niet voldaan. Op enig moment nadat het vonnis is gewezen is [gedaagde in andere procedure] onder bewind gesteld.
2.2.
[gedaagde] is gerechtsdeurwaarder. Zij is verbonden aan Via Optima Gerechtsdeurwaarders, handelsnaam van Via Optima Incasso B.V. te Nijmegen (hierna ook: Via Optima). [gedaagde] is aangesloten bij de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (hierna: KBvG).
2.3.
Eind augustus 2020 is door [eiser, cs.] enerzijds en [gedaagde] of Via Optima anderzijds een overeenkomst van opdracht gesloten ter zake van de tenuitvoerlegging van voornoemd vonnis. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden Via Optima Gerechtsdeurwaarders en het Tarieven Reglement Via Optima.
2.4.
Op grond van voornoemd vonnis is door [gedaagde] ten laste van [gedaagde in andere procedure] executoriaal derdenbeslag gelegd onder Stichting Pensioenfonds ABP te Heerlen (hierna: ABP). Het derdenbeslag is door en ten name van [gedaagde] dan wel Via Optima geregistreerd in het door Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (hierna: SNG) gehouden Digitaal Beslagregister. Onder het derdenbeslag op de maandelijkse pensioenuitkering van [gedaagde in andere procedure] viel, met inachtneming van de beslagvrije voet, aanvankelijk een bedrag van
€ 941,54.
2.5.
Vanaf 4 september 2020 heeft Via Optima aan mr. Van Berk een aantal kostendeclaraties verstrekt, die door mr. Van Berk zijn voldaan. Vanaf eind 2020 heeft Via Optima aan [eiser, cs.] een aantal tussentijdse afdrachten betaald.
2.6.
Vanaf begin september 2020 hebben [gedaagde] enerzijds en mr. Van Berk (en later ook [eiser, cs.] ) anderzijds gecorrespondeerd en gesproken over onder meer de resultaten van het derdenbeslag, de mate van afdracht van geïncasseerde gelden door [gedaagde] aan [eiser, cs.] en de door [gedaagde] in verband met het derdenbeslag met ABP, de bewindvoerder van [gedaagde in andere procedure] , SNG en KBvG gevoerde correspondentie. Op enig moment is tussen partijen een geschil ontstaan over, kort samengevat, het antwoord op de vraag op welke gronden en in welke mate [gedaagde] jegens [eiser, cs.] , al dan niet tussentijds, gehouden zou zijn tot afdracht van geïncasseerde gelden en het verstrekken van gegevens dan wel bescheiden (zoals een specificatie van kosten en afschriften van correspondentie met derden).
2.7.
Bij e-mail van 16 juli 2021 aan [gedaagde] heeft mr. Van Berk de overeenkomst van opdracht beëindigd.
2.8.
[eiser, cs.] hebben met Rijken Gerechtsdeurwaarders te ‘s-Hertogenbosch (hierna: Rijken) een overeenkomst van opdracht gesloten ter zake van de (verdere) tenuitvoerlegging van voornoemd vonnis. In voornoemde e-mail van 16 juli 2021 heeft mr. Van Berk [gedaagde] gemeld dat Rijken de kwestie verder in behandeling zal nemen en hij heeft [gedaagde] verzocht, en nadien gesommeerd, het dossier ter behandeling aan Rijken over te dragen. [gedaagde] heeft bij ABP en SNG melding gemaakt van de overdracht van de behandeling van het derdenbeslag door Rijken. [gedaagde] heeft geen bescheiden aan Rijken verstrekt.
2.9.
Vanaf medio oktober 2021 heeft ABP afdrachten (ter grootte van € 581,63) aan Rijken in plaats van aan [gedaagde] betaald. Bij gebreke van voldoende gegevens en/of bescheiden heeft Rijken geen toestemming verleend om voornoemd beslag ten name van haar te stellen in het Digitaal Beslagregister. [gedaagde] is niet overgegaan tot het opstellen van een eindafrekening c.q. het afsluiten van het dossier.

3.Het geschil

3.1.
[eiser, cs.] vorderen, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] gelast om binnen 7 dagen na dit vonnis aan Rijken Gerechtsdeurwaarders over te dragen, het gehele dossier met dossiernummer 200167/MT, waartoe in ieder geval behoren de documenten:
- alle door gedaagde uitgebrachte exploten;
- alle communicatie met derden, zowel ingaand als uitgaand;
- een sluitend overzicht, met bewijsstukken, van de bedragen die [gedaagde] , ten laste van [gedaagde in andere procedure] , van Stichting Pensioenfonds ABP ontving;
II. bepaalt dat indien [gedaagde] niet binnen 7 dagen na dit vonnis volledig en onverkort aan hetgeen hiervoor onder I. wordt gevorderd voldoet, [gedaagde] voor iedere dag of deel van een dag vanaf de 8ste dag na wijzen van het vonnis waarop [gedaagde] niet heeft voldaan, een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 1.000,00 aan [eiser, cs.] ;
III. [gedaagde] gelast om binnen 7 dagen na dit vonnis met [eiser, cs.] financieel af te wikkelen, door hetgeen [gedaagde] van Stichting Pensioenfonds ABP heeft geïncasseerd, dit ten laste van [gedaagde in andere procedure] , aan [eiser, cs.] af te dragen, voor zover deze bedragen nog niet tussentijds aan [eiser, cs.] zijn afgedragen;
IV. bepaalt dat, indien en voor zover [gedaagde] , niet binnen 7 dagen na dit vonnis volledig en onverkort aan hetgeen hiervoor onder III. wordt gevorderd voldoet, [gedaagde] voor iedere dag of deel van een dag vanaf de 8ste dag na wijzen van het vonnis waarop [gedaagde] niet heeft voldaan, een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 1.000,00 aan [eiser, cs.] ;
V. [gedaagde] veroordeelt in de buitengerechtelijke incassokosten, met de verplichting dat wettelijke rente over deze buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, indien niet binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis aan [eiser, cs.] is betaald;
VI. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, met de verplichting dat wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd is, indien niet binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis aan [eiser, cs.] is betaald;
VII. [gedaagde] veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[eiser, cs.] leggen aan hun vordering, samengevat, het volgende ten grondslag. Door [eiser, cs.] en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht gesloten. Ondanks beëindiging van die overeenkomst weigert [gedaagde] - niettegenstaande haar toezeggingen daartoe - zonder goede gronden het dossier af te geven alsmede een eindafrekening op te stellen en af te dragen wat zij ten laste van [gedaagde in andere procedure] heeft geïncasseerd. [eiser, cs.] hebben bij de tenuitvoerlegging van het vonnis een groot financieel belang. Bij gebreke van het dossier van [gedaagde] kan de opvolgend deurwaarder haar werkzaamheden niet adequaat en naar behoren uitvoeren. [eiser, cs.] hebben hiermee ook een spoedeisend belang. [gedaagde] handelt in strijd met de overeenkomst van opdracht en de op [gedaagde] toepasselijke wettelijke bepalingen (artikel 7:401 e.v. BW en bepalingen in de Gerechtsdeurwaarderswet) en beroeps- en gedragsregels. Er is sprake van wanprestatie en onzorgvuldig en onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eiser, cs.]
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser, cs.] hebben een spoedeisend belang bij hun vordering. De tenuitvoerlegging van het vonnis stagneert nu al meer dan een jaar. Ook stagneert de overdracht van de opdracht tot tenuitvoerlegging aan een opvolgende deurwaarder, te weten Rijken. [eiser, cs.] hebben er belang bij dat zij op korte termijn verder kunnen met de verkrijging van hetgeen waarop zij ingevolge het vonnis recht hebben. In aanmerking genomen de aard van de gerezen moeilijkheden, kan van hen in redelijkheid niet worden gevergd de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
4.2.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiser, cs.] niet de opdrachtgevers zijn, maar dat mr. Van Berk de opdrachtgever is. Weliswaar is de opdracht door mr. Van Berk gegeven, maar aangenomen moet worden dat hij dat namens zijn cliënten, [eiser, cs.] , heeft gedaan. Zij zijn immers partij bij de titel die ten uitvoer gelegd moet worden en de uitvoering van de opdracht is ten behoeve van hen. Afdracht van door [gedaagde] geïncasseerde gelden heeft voor een deel ook aan [eiser, cs.] plaatsgevonden. Dit betekent dat [eiser, cs.] als opdrachtgevers moeten worden beschouwd.
4.3.
In de tweede plaats heeft [gedaagde] zich erop beroepen dat niet zij de opdrachtnemer is, maar dat Via Optima de opdrachtnemer is. Of dit zo is, leent zich niet voor een oordeel in algemene zin. De vraag of [gedaagde] dan wel Via Optima tot voldoening van de vordering is gehouden, zal per onderdeel van de vordering moeten worden beantwoord. Bij de bespreking van de verschillende onderdelen van de vordering wordt hierop teruggekomen.
4.4.
[eiser, cs.] hebben in de eerste plaats afgifte gevorderd van de originele grosse van het vonnis. Op dat onderdeel hoeft niet meer te worden beslist omdat mr. Van Berk ter zitting heeft verklaard dat hij inmiddels een tweede grosse heeft opgevraagd en gekregen en dat hij in zoverre dit onderdeel van de vordering intrekt.
4.5.
Verder vorderen [eiser, cs.] afgifte van alle exploten ter zake van het onder ABP gelegde derdenbeslag. Het verweer van [gedaagde] daartegen is dat zij die telkens per brief naar mr. Van Berk heeft gestuurd. Dit betreft brieven van achtereenvolgens 7 en 24 september 2020, 4 februari en 23 juli 2021. Mr. Van Berk betwist dat hij die brieven en de daarbij behorende exploten ooit heeft ontvangen. Het ligt op de weg van [gedaagde] om aannemelijk te maken dat zij die stukken heeft verstuurd en dat die bij mr. Van Berk zijn bezorgd. Dat heeft zij niet gedaan en daarom kan er dus niet vanuit worden gegaan dat zij de desbetreffende exploten aan mr. Van Berk heeft verstrekt, hoewel het misschien wel voor de hand ligt dat zij dat wel heeft gedaan in de uitoefening van haar bediening. [gedaagde] heeft ter zitting laten weten dat zij afschriften van die exploten in haar dossier bewaart. Op grond van artikel 15 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet dient de deurwaarder het exploot te verstrekken aan degene op wiens verzoek hij de ambtshandeling heeft verricht. Dat is een verplichting die op de deurwaarder persoonlijk in zijn hoedanigheid rust en niet op Via Optima. [gedaagde] is dus verplicht om die exploten alsnog aan [eiser, cs.] te verstrekken, die op hun beurt deze exploten aan de opvolgend deurwaarder kunnen verstrekken.
4.6.
Verder wensen [eiser, cs.] overdracht van het gehele dossier. Er heeft enige onduidelijkheid bestaan of zij overdracht van dat dossier aan zichzelf, aan mr. Van Berk of aan de opvolgend deurwaarder verlangen. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat het haar op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet vrij staat het dossier aan [eiser, cs.] of aan mr. Van Berk over te dragen vanwege de persoonlijke en privacygevoelige informatie omtrent de schuldenaar die daarin te vinden zou zijn. Ter zitting is duidelijk geworden dat [gedaagde] wel bereid is om dat dossier aan de opvolgend deurwaarder over te dragen. Het valt ook niet in te zien dat de AVG aan die overdracht in de weg zou staan, omdat de opvolgende deurwaarder over desbetreffende informatie moet kunnen beschikken om de handelingen te kunnen verrichten waarvoor hij krachtens de wet is aangesteld, terwijl hij bovendien net als [gedaagde] een geheimhoudingsplicht heeft. De verplichting tot dossiervorming rust ook op de deurwaarder persoonlijk in zijn hoedanigheid en [gedaagde] is dus verplicht dat dossier aan de opvolgend deurwaarder over te dragen zoals [eiser, cs.] kennelijk ook beogen. [eiser, cs.] hebben verder nog afschrift verlangd van de correspondentie tussen [gedaagde] en de KBvG, maar dat is correspondentie die niets te maken heeft met de incasso van de vordering en dat deel van de vordering komt reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
4.7.
Verder vorderen [eiser, cs.] financiële afwikkeling waaronder rekening en verantwoording. [gedaagde] erkent op zichtzelf wel dat die verplichting op de deurwaarder als opdrachtnemer rust, maar stelt zich op het standpunt dat haar administratieve systeem het pas mogelijk maakt om tot afrekening te komen nadat de opvolgend deurwaarder het beslag in het digitaal beslagregister naar zijn kantoor heeft omgezet. Ter zitting is gebleken dat die omzetting in de visie van Rijken als opvolgend deurwaarder afhangt van de beschikbaarheid van de beslagexploten. Aangezien [gedaagde] die beslagexploten moet afgeven, mag verwacht worden dat Rijken die omzetting binnen enkele dagen zal doen plaatsvinden nadat zij de beschikking heeft gekregen over die exploten. Zodra dat is gebeurd staat er ook in de visie van [gedaagde] niets meer in de weg om tot een finale afrekening over te gaan. Dat zal zij dan moeten doen, zij het dat die afrekening uit zal moeten gaan van Via Optima, die in zoverre opdrachtnemer is en niet van [gedaagde] zelf. Via Optima is echter geen partij in dit kort geding en in zoverre kan dit gedeelte van de vordering niet worden toegewezen. Dit laat onverlet dat Via Optima zonder meer verplicht is om bij beëindiging van de opdracht en overdracht van het dossier tot een afrekening over te gaan die voldoet aan alle eisen die daaraan gesteld mogen worden.
4.8.
Met inachtneming hiervan zullen de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen op straffe van verbeurte van een dwangsom zoals hierna te vermeld.
4.9.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op de voet van artikel 6:96 lid 2 onder c BW voor vergoeding in aanmerking komen als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens artikel 241 Rv de regels betreffende de proceskosten van toepassing zijn. Hiervoor geldt een dubbele redelijkheidstoets: vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gevorderde niet toewijsbaar is, omdat i) [eiser, cs.] niet hebben gesteld wat de omvang van betreffende kosten is en ii) [eiser, cs.] niet hebben onderbouwd dat betreffende kosten betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskosten geen vergoeding plegen in te houden.
4.10.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten en in de nakosten. De kosten aan de zijde van [eiser, cs.] worden begroot op € 121,39 voor explootkosten, € 309,00 voor griffierecht en € 1.016,00 voor salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis afschriften van alle door haar uitgebrachte exploten aan [eiser, cs.] te verstrekken en het gehele dossier, met uitzondering van de correspondentie met KBvG, af te geven aan Rijken,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser, cs.] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] vanaf de 8ste dag na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van in totaal € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser, cs.] tot op heden begroot op € 1.446,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.