ECLI:NL:RBGEL:2022:1514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
05/840899-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging na vertraging in opname door tijdelijke opnamestop

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene, die eerder was veroordeeld tot TBS met voorwaarden voor bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname van de betrokkene in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPC) vertraagd is door een tijdelijke opnamestop die door de vorige minister was afgekondigd. Ondanks deze vertraging lijkt er nu weer vooruitgang te zijn in de plaatsing van wachtende TBS-passanten. De rechtbank heeft de TBS verlengd met twee jaar, omdat er duidelijke contra-indicaties zijn voor de gevraagde verlenging van één jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen als redenen voor de verlenging genoemd.

De procedure begon met een vordering van de officier van justitie op 18 oktober 2021 om de maatregel te verlengen. De rechtbank heeft eerder, op 31 december 2021, het onderzoek heropend en de officier van justitie opdracht gegeven om nadere informatie in te winnen over de opnamestop. Tijdens de zitting op 11 maart 2022 zijn zowel de betrokkene als zijn raadsman en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie heeft de vordering gewijzigd en verzocht om een verlenging van één jaar, terwijl de raadsman van de betrokkene zich niet verzette tegen deze verlenging.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat een verlenging van één jaar niet zinvol is, gezien het tijdsverloop en de noodzaak om de behandeling in de kliniek te starten. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de TBS met twee jaar te verlengen, ondanks dat dit teleurstellend kan zijn voor de betrokkene. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere beslissingen en rapportages die de noodzaak van een klinische behandeling onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/840899-18
Datum uitspraak: 25 maart 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] , (hierna: betrokkene),

geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te P.I. Haaglanden, PPC te ’s-Gravenhage.
Raadsman: mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage.

Procedure

Betrokkene is bij vonnis van 7 november 2019 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met voorwaarden voor twee keer bedreiging met zware mishandeling. De vordering van het openbaar ministerie vermeldt dat de maatregel op diezelfde dag is ingegaan, maar de brief van DIZ vermeldt dat de maatregel, behoudens verlenging, zal eindigen op 24 november 2021.
Bij beslissing van 11 december 2020 van deze rechtbank is de terbeschikkingstelling omgezet en de verpleging van overheidswege bevolen, omdat het ambulante kader niet toereikend was om betrokkene op een veilige wijze te behandelen en te resocialiseren. Betrokkene is tegen die beslissing in hoger beroep gegaan. De penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij tussenbeslissing op 6 mei 2021 het onderzoek heropend, en de reclassering verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een voortgezette behandeling binnen het voorwaardelijke kader in een kliniek met expertise op het gebied van autisme. De reclassering concludeerde dat er geen Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) met die expertise beschikbaar is die een klinische behandeling van betrokkene in dat kader vorm kan geven. Daarop is de beslissing van de rechtbank (de omzetting naar terbeschikkingstelling met dwangverpleging) bij beslissing van 9 september 2021 door de penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd.
Bij vordering van 18 oktober 2021, bij de griffie van deze rechtbank op dezelfde dag ingekomen, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.
Bij tussenbeslissing van deze rechtbank van 31 december 2021 is naar aanleiding van de zitting op 17 december 2021 het onderzoek heropend en is de officier van justitie opdracht gegeven nadere informatie in te winnen bij de minister inzake de tijdelijke opnamestop voor tbs-gestelden waarvan de behandeling nog moet beginnen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en). Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen dan wel de algemene veiligheid van goederen de verlenging van de maatregel vereist.
De officier van justitie heeft vervolgens een brief van Divisie Individuele Zaken (DIZ) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 21 februari 2022 in het geding gebracht.

Het onderzoek ter zitting

Ter zitting van 11 maart 2022 zijn gehoord:
- betrokkene;
- de raadsman mr. J.A.W. Knoester;
- de officier van justitie, mr. J. Klein Egelink.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, net als zijn collega officier van justitie op de zitting van 17 december 2021, ter zitting de vordering gewijzigd en verzocht om de maatregel met één jaar te verlengen. Daartoe voerde deze aan dat aan de formele criteria tot verlenging van de maatregel wordt voldaan. Het risico op agressie is groot. Dat heeft zich ook met regelmaat geuit in detentie. Betrokkene wil behandeling, maar dan wel op zijn eigen voorwaarden. Daarvoor is opname in een FPC noodzakelijk gebleken. De verwachting is dat de behandelduur lang zal zijn. . Het is kwalijk dat betrokkene al lang als passant in de PI verblijft, maar dat maakt een verlenging van de maatregel niet meteen disproportioneel. Alternatieven zijn er in redelijkheid niet. Door het Openbaar Ministerie wordt voortdurend bij DIZ aandacht gevraagd voor tbs-passanten. Betrokkene heeft inmiddels een intake gehad en staat nu tweede op de wachtlijst voor instroom bij de Van Mesdag kliniek. Een concrete datum is nog niet bekend. Er is voor betrokkene dus zicht op een opname. Om een vinger aan de pols te houden wordt een verlenging voor de duur van één jaar gevorderd.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft het woord gevoerd en naar voren gebracht dat hij zich niet verzet tegen de gewijzigde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel met één jaar. De problemen die er momenteel zijn met tbs-passanten kunnen niet in het kader van deze verlengingszitting worden opgelost. De tussenbeslissing van deze rechtbank heeft, naar het zich laat aanzien, een belangrijke rol gespeeld in die zin dat er op dit moment geen opnamestop meer is. Betrokkene is realistisch en houdt rekening met een verlenging van de maatregel.

De beoordeling

De rechtbank verwijst naar de tussenbeslissing van 31 december 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:7209) en de daarin vermelde stukken, waaronder het adviesrapport van 31 augustus 2021 van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, de voortgangsverslagen en een psychiatrische rapportage van dr. L.H.W.M. Kaiser van 20 augustus 2021. De reclassering en psychiater Kaiser adviseren de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren.
De rechtbank heeft in haar tussenbeslissing van 31 december 2021 onder andere het volgende overwogen:
“Uit de huidige stukken leidt de rechtbank het volgende af. De terbeschikkingstelling is omgezet naar dwangverpleging, omdat een behandeling binnen een ambulant kader met voorwaarden niet haalbaar is gebleken. Vanwege het strakke kader dat betrokkene nodig heeft en zijn problematiek is een gespecialiseerde afdeling binnen een FPC geïndiceerd.
Deze plaatsing loopt nu echter vertraging op doordat de minister een opnamestop heeft gelast voor tbs-gestelden die verblijven in een penitentiaire inrichting en nog niet zijn begonnen met de behandeling, waardoor deze ‘passanten’ langer dan gebruikelijk in de penitentiaire inrichting zullen verblijven. [1] Er zijn weliswaar mogelijkheden om betrokkene in een voor hem geschikte kliniek te plaatsen, maar die lijken nu door de tijdelijke opnamestop te worden tegengewerkt. De vraag is wat dat doet met het uitzicht van betrokkene op een zo spoedig mogelijke behandeling, en hoe dit moet worden gezien in het licht van het voldoen aan de wettelijke en verdragsrechtelijke verplichtingen ten aanzien van tbs-gestelden.”
Uit de brief van de Divisie Individuele Zaken (DIZ) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 21 februari 2022 blijkt het volgende:
“Van een opnamestop is geen sprake geweest. Wel is tijdelijk sprake geweest van
wachtlijstbeheer. Tbs-gestelden die reeds waren opgenomen in een kliniek, maar die
dienden te worden overgeplaatst belemmerden de doorstroming zodanig dat het
systeem vastliep. Daarom is ervoor gekozen om hen tijdelijk voorrang te geven bij
vrijgekomen plaatsen. De personen die hun behandeling nog moesten starten en
hun eerste plaatsing afwachtten, de zgn. tbs-passanten dienden daarvoor tijdelijk
iets langer te wachten op plaatsing maar profiteren uiteindelijk ook van een goede
doorstroom en uitstroom aan de achterkant. ––––’
Vervolgens wordt in deze brief de rechtspraak van het EHRM en de Hoge Raad aangehaald waaruit voortvloeit dat het niet onredelijk is dat niet meteen na ingang van de maatregel een behandelplek beschikbaar is en dat een zekere frictie tussen beschikbare en gevraagde capaciteit onvermijdelijk is (EHRM 11 mei 2004, NJ 2005/57) en dat een passantentermijn van ten hoogste vier maanden rechtmatig is (HR 21 december 2007, NJ 2010/166).
De omzetting in tbs met bevel tot verpleging is onherroepelijk geworden op 10 september 2021. Vanaf dat moment diende de minister betrokkene te laten opnemen in een FPC. De wettelijke plaatsingstermijn van vier maanden (art 6.3 lid 1 Wet forensische zorg) is daarmee verstreken op 10 januari 2022. In de brief van het ministerie wordt weliswaar meermaals gewezen op de mogelijkheid om bij overschrijden van de plaatsingstermijn een financiële tegemoetkoming te vragen, maar terbeschikkingstelling wordt niet opgelegd om vergoedingen te kunnen claimen.
Het ziet er naar uit dat de in genoemde Kamerbrief aangekondigde opnamestop (in eerder genoemde brief eufemistisch aangeduid als “tijdelijk wachtlijstbeheer”) inmiddels weer is opgeheven, maar intussen heeft betrokkene nog steeds geen uitzicht op een concrete opnamedatum. Uit het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat betrokkene inmiddels tweede op de wachtlijst voor plaatsing bij de Van Mesdag kliniek staat. Hij heeft een intake gehad en de verwachting is dat hij in het voorjaar nog geplaatst zal worden. Kortom, wat er ook zij van vertraging in de opname, voor betrokkene bestaat thans perspectief op plaatsing op korte termijn in een FPC.
De officier van justitie en verdediging hebben verlenging met één jaar bepleit, “om een vinger aan de pols te houden”. De rechtbank ziet de noodzaak daartoe niet, maar ziet eerder contra-indicaties daarvoor.
Met de klinische behandeling wordt pas een begin gemaakt zodra betrokkene in de Van Mesdag kliniek wordt geplaatst. Bovendien, zo heeft de rechtbank begrepen, is de kliniek van plan eerst nog aanvullend c.q. verdiepend diagnostisch onderzoek te doen om te bepalen wat de beste behandelmethode zal zijn,. Voorts overweegt de rechtbank dat het recidiverisico vooralsnog, bij het wegvallen van begeleiding en structuur, hoog wordt geschat. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak is een verlenging met één jaar niet zinvol omdat dan in september/oktober alweer een begin moet worden gemaakt met de volgende verlengingsprocedure. Dat brengt alleen maar extra afleiding teweeg.
De maatregel zal worden verlengd met een periode van twee jaren, ook al is dat wellicht teleurstellend voor betrokkene na de eis van de officier van justitie.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. R.M.H. Pennings en mr. S.P.H. Brinkman, als rechters in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2022.
mr. R.M.H. Pennings, mr. S.P.H. Brinkman en mr. K.M. Rokette zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kamerbrief 26 november 2021, Kamerstukken II, 2021-22, 33 628, nr 85 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-1008569