ECLI:NL:RBGEL:2021:7209

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
840899-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over terbeschikkingstelling en opnamestop in tbs-klinieken

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 31 december 2021, wordt de situatie van een tbs-gestelde besproken die niet kan worden geplaatst in een gespecialiseerde tbs-kliniek vanwege een door de minister afgekondigde opnamestop. De rechtbank behandelt de vraag of deze opnamestop verenigbaar is met de nationale en internationale verplichtingen om adequate psychiatrische behandeling te bieden. De betrokkene, die lijdt aan een autismespectrumstoornis, is eerder veroordeeld tot terbeschikkingstelling met voorwaarden voor bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken en rapportages die de noodzaak van een gespecialiseerde behandeling onderstrepen. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de tbs-maatregel, maar de raadsman pleit voor aanhouding van de zaak vanwege de opnamestop. De rechtbank heropent het onderzoek en vraagt de officier van justitie om bij de minister navraag te doen over de gevolgen van de opnamestop voor tbs-gestelden. De rechtbank benadrukt het belang van behandeling en resocialisatie en stelt dat de huidige situatie mogelijk onrechtmatig is als er geen adequate behandeling wordt aangeboden. De beslissing om het onderzoek te heropenen is genomen met het oog op de rechten van de betrokkene en de noodzaak van een passende behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/840899-18
Datum uitspraak: 31 december 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene], hierna: betrokkene,

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
op dit moment verblijvende in de P.I. Haaglanden, PPC.
Raadsman: mr. J.A.W. Knoester, advocaat in 's-Gravenhage.

Procedure

Betrokkene is bij vonnis van 7 november 2019 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met voorwaarden voor twee keer bedreiging met zware mishandeling. De vordering van het openbaar ministerie vermeldt dat de maatregel op diezelfde dag ingegaan, maar de brief van DIZ vermeldt dat de maatregel, behoudens verlenging, zal eindigen op 24 november 2021.
Bij beslissing van 11 december 2020 van deze rechtbank is de terbeschikkingstelling omgezet en de verpleging van overheidswege bevolen, omdat het ambulante kader niet toereikend was om betrokkene op een veilige wijze te behandelen en te resocialiseren. Betrokkene is tegen die beslissing in hoger beroep gegaan. De penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij tussenbeslissing op 6 mei 2021 het onderzoek heropend, en de reclassering verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een voortgezette behandeling binnen het voorwaardelijke kader in een kliniek met expertise op het gebied van autisme. De reclassering concludeerde dat er geen Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) beschikbaar was die de klinische behandeling van betrokkene, gericht op de gevraagde expertise, in dat kader vorm kon geven. Daarop is de beslissing van de rechtbank (de omzetting naar terbeschikkingstelling met dwangverpleging) bij beslissing van 9 september 2021 door de penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd.
Bij vordering van 18 oktober 2021, bij de griffie van deze rechtbank op dezelfde dag ingekomen, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 17 december 2021 zijn gehoord:
- betrokkene;
- de raadsman;
- dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater;
- D. Muitjens, reclasseringswerker en
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering gewijzigd en verzocht om de maatregel met één jaar te verlengen. Daartoe is het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft feitelijk nog niet kunnen profiteren van een behandeling. Dat heeft onder meer te maken met de omzetting naar dwangverpleging en het hoger beroep daartegen. Betrokkene lijkt telkens aan te geven wat hij nodig heeft en mist in de behandeling, maar daarin ontbreekt - hoewel dat voor een deel ook is ingegeven door onmacht - zijn eigen rol. Het is kwalijk dat betrokkene niet op een juiste behandelplek kan worden geplaatst en de recente brief van de Minister aan de Tweede Kamer, waaraan de raadsman refereert, baart zorgen. Hoe dan ook wordt nog steeds voldaan aan het criterium voor verlenging van de maatregel, maar is het gezien de huidige stand van zaken nodig om een vinger aan de pols te houden en daarom te verlengen met één jaar.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft het woord gevoerd en gepleit voor aanhouding van deze zaak. Daartoe is het volgende aangevoerd. De Minister voor Rechtsbescherming heeft op 26 november 2021 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin als tijdelijke maatregel een opnamestop in de tbs-klinieken is aangekondigd voor nieuw te starten behandelingen. Als gevolg daarvan kunnen op dit moment ruim 80 tbs-passanten, waaronder betrokkene niet doorstromen, verblijven zij langer dan gebruikelijk in een penitentiaire inrichting en kunnen zij pas later met hun behandeling beginnen dan gewenst. Dat stelt betrokkene op een grote achterstandspositie. De deskundige dr. Kaiser heeft ter zitting ook aangegeven dat het niet wenselijk is dat betrokkene nog langer in een penitentiaire inrichting verblijft. De vordering van de officier van justitie (verlenging met slechts 1 jaar) is elegant, maar de vraag is wat deze brief in de praktijk voor betrokkene betekent en wat er terecht komt van de plicht tot behandeling. zoals neergelegd in artikel 2 van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden. Ook is maar de vraag hoe lang de opnamestop duurt en hoe deze zich verhoudt tot artikel 5 van het EVRM. Er moet duidelijkheid komen op deze vragen. De rechtbank is dan wel geen politiek orgaan, maar gaat wel over betrokkene waarmee iets moet gebeuren in het kader van de tbs-maatregel.

De beoordeling

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van 31 augustus 2021 van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren.
In dit rapport staat - onder meer - vermeld:
“Betrokkene is een ernstig autistische (niveau 2) man met forse gedragsproblemen, die eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Betrokkene vernielde goederen, maar verwondde ook personen die hem wilden helpen, getuige de slachtoffers van de onderhavige indexdelicten (medewerkers van een GZ-polikliniek). Het patroon is steeds hetzelfde; als betrokkene van mening is dat hem onrecht wordt aangedaan, dan haalt hij verhaal, waarbij hij fysiek geweld of dreiging daartoe niet schuwt. Dat hij al eerder hiervoor is veroordeeld, deert hem niet. Het blijkt dat betrokkene van kinds af aan problematisch gedrag vertoonde en er is sprake van een ernstig autisme spectrum stoornis. Een van de daarbij behorende kenmerken is dat betrokkene sociaal-emotioneel op zeer laag niveau functioneert. Hij is daardoor basaal angstig, waardoor er constant sprake is van een hoog spanningsniveau. Hierdoor is er maar weinig nodig dat betrokkene verbaal en fysiek doet exploderen, zoals ook regelmatig gebeurde tijdens zijn behandeling en binnen de penitentiaire inrichtingen. Anderzijds lijkt betrokkene te ervaren dat (dreigen met) geweld ook tot het bereiken van zijn doel leidt, waardoor hij dit bewust inzet. Het behandeltraject binnen de FPK verliep moeizaam, omdat betrokkene door zijn welhaast non-conformistische houding regelmatig in conflict kwam met behandelaren, therapeuten en medecliënten. Dit deed de behandeling stagneren. Het gewelddadig patroon is niet doorbroken tijdens de behandeling en het zorgelijk gedrag liet hij vervolgens ook zien in de penitentiaire inrichting in Grave en het PPC in Vught. In het PPC heeft hij zelfs een medewerker fysiek mishandeld. Het fors normoverschrijdend gedrag, de risicovolle houding en de op de voorgrond staande
ontwikkelingsstoornis, maken dat het delictsrisico niet is te managen in een ambulant kader en dat dit risico door de reclassering onverminderd als hoog wordt ingeschat. Er zijn nauwelijks interne beschermende factoren aanwezig; betrokkene geeft weliswaar aan dat hij behandeld wil worden en hij kan ook aangeven wat hij vindt dat dan nodig is, maar het verbetert zijn gedrag en houding niet, omdat hij enkel bereid is zich in te zetten onder zijn voorwaarden. De enige beschermende factor blijft dan ook de maatregel, zij het dat het ambulant kader te licht is, omdat is gebleken dat betrokkene zich niet kan houden aan de hem opgelegde voorwaarden. (…) Wij adviseren om de tbs te verlengen met twee jaar.”
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een psychiatrische rapportage van
dr. L.H.W.M. Kaiser van 20 augustus 2021. Daarin is - onder meer - het volgende vermeld:
“In wezen is er geen verandering gekomen in de risicoprognose ten opzichte van de
opleggingsrapportage. Het is nu duidelijk geworden dat een behandeling in het kader van
voorwaarden met een niet maximale beveiliging niet haalbaar is. (…) Zijn dreigen met geweld en gebruik van geweld vereisen een beveiligende omgeving. Door consequent dezelfde benadering, structuur en dagprogramma op een gespecialiseerde afdeling te bieden kan mogelijk effect van de behandeling bereikt worden. Tot nu toe is er in de behandeling
geen verbetering bereikt. Slechts in een FPC kan hem de stabiliteit en omgeving geboden worden die hij nodig heeft. Daar kan zijn neiging tot geweldpleging of dreigen er mee ondervangen worden door direct ingrijpen en door de stabiliteit in het programma en de structuur op de afdeling. Na stabilisering kan hem voor zijn stoornis passende behandeling geboden worden en kan uiteindelijk mogelijk meer gericht worden op zijn positieve kanten (herstelgericht) in plaats van alleen de-escaleren en incidentenmanagement. (…) Het advies is om de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen en voor de duur van twee jaar.”
Ter zitting heeft de deskundige het rapport aangevuld in die zin dat het gedrag dat betrokkene laat zien vooral onmacht is en past bij zijn autismespectrumstoornis. Het is belangrijk dat men aan de slag gaat met de kwaliteiten van betrokkene in plaats van dat er voortdurend conflicten ontstaan. Daarvoor is een gespecialiseerde afdeling met gespecialiseerd personeel nodig, waarbij ze veel individueler met hem kunnen omgaan en een band op kunnen bouwen. Het is wenselijk dat betrokkene zo snel mogelijk naar een gespecialiseerde FPC gaat. De opnamestop waar de raadsman aan refereert is onwenselijk voor betrokkene.
Uit de huidige stukken leidt de rechtbank het volgende af. De terbeschikkingstelling is omgezet naar dwangverpleging, omdat een behandeling binnen een ambulant kader met voorwaarden niet haalbaar is gebleken. Vanwege het strakke kader dat betrokkene nodig heeft en zijn problematiek is een gespecialiseerde afdeling binnen een FPC geïndiceerd.
Deze plaatsing loopt nu echter vertraging op doordat de minister een opnamestop heeft gelast voor tbs-gestelden die verblijven in een penitentiaire inrichting en nog niet zijn begonnen met de behandeling, waardoor deze ‘passanten’ langer dan gebruikelijk in de penitentiaire inrichting zullen verblijven. [1]
Er zijn weliswaar mogelijkheden om betrokkene in een voor hem geschikte kliniek te plaatsen, maar die lijken nu door de tijdelijke opnamestop te worden tegengewerkt. De vraag is wat dat doet met het uitzicht van betrokkene op een zo spoedig mogelijke behandeling, en hoe dit moet worden gezien in het licht van het voldoen aan de wettelijke en verdragsrechtelijke verplichtingen ten aanzien van tbs-gestelden.
De rechtbank wijst daarbij op het bepaalde in artikel 6.2.16 Sv en artikelen 2 en 16 van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden waarin het belang van behandeling en resocialisatie tijdens de tenuitvoerlegging als serieus te nemen opdracht aan de minister wordt benadrukt. Wanneer tijdens een op psychiatrische behandeling gerichte vrijheidsbeneming niet daadwerkelijk ook geëigende behandeling wordt aangeboden, kan die vrijheidsbeneming op enig moment onrechtmatig worden. [2] Dat die benodigde behandeling ook kan worden geboden in het PPC, kan niet serieus worden volgehouden in het licht van de complexe problematiek van betrokkene: autismespectrum stoornis (specifiek: multiple complex developmental disorder) met verstoorde emotieregulatie, verstoord sociaal gedrag en denkstoornissen. Zoals de deskundige psychiater Kaiser in haar rapport en ter zitting benadrukte, zal een inhoudelijke behandeling nooit van de grond komen zolang hij niet in een voor hem passende omgeving verblijft, dat wil zeggen een hoog beveiligde, strak gestructureerde omgeving met begeleiders die ruime ervaring hebben in het omgaan en ‘lezen’ van mensen met een ingrijpende ASS-stoornis. Dat laatste is essentieel om de aanhoudende reeks van agressief gedrag en de spiraal van negatieve ervaringen om te buigen en, met betrokkene, te komen tot een meer positieve benadering via intensieve psycho-educatie.
Het voorgaande brengt de rechtbank ertoe het onderzoek te heropenen en de officier van justitie op te dragen om bij de Minister navraag te doen naar deze tijdelijke maatregel. Daarbij is mede van belang dat betrokkene reeds geruime tijd niet in een gespecialiseerd behandelcentrum verblijft door de lange duur van de voorgaande omzettingsprocedure. Daarbij wil de rechtbank in ieder geval schriftelijk - en met afschrift aan de raadsman - worden geïnformeerd over de onderstaande punten.

De beslissing

De rechtbank:
heropenthet onderzoek en bepaalt dat dit zal worden hervat op een nader te bepalen datum over ongeveer drie maanden;
geeft opdrachtaan de officier van justitie om bij de Minister te informeren:
 wat de beslissing in de vorm van een tijdelijke opnamestop voor tbs-gestelden waarvan de behandeling nog moet starten in de praktijk betekent;
 hoe die maatregel zich verhoudt tot de beginselen die aan de uitvoering en invulling van een tbs-maatregel ten grondslag liggen zoals de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en het EVRM en
 hoe lang deze tijdelijke opnamestop naar verwachting zal duren.
gelastde oproeping van betrokkene en zijn raadsman tegen de nog nader te bepalen zitting.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Snijders, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. P. Verkroost, als rechters in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2021.

Voetnoten

1.Kamerbrief 26 november 2021, Kamerstukken II, 2021-22, 33 628, nr 85
2.EHRM 31 januari 2019 (GC), no. 18052/11, NJ 2019/294 m.nt. Mevis (