Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser conventie/verweerder reconventie 1] ,
[eiser conventie/verweerder reconventie 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 november 2021;
- de akte overlegging producties tevens vermeerdering van eis van [eiser conventie/verweerder reconventie c.s.] van 3 februari 2022;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 februari 2022.
2.De feiten
3.De vorderingen in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in conventie
‘U zou met alle werkzaamheden (schilderwerk, badkamers en toiletten) op 19 februari (de dag van onze verhuizing) klaar zijn’, maar dat [gedaagde conventie/eiser reconventie] hier mee zou hebben ingestemd volgt niet uit deze brief. Ten slotte wordt gewezen op ‘het verkeer richting de verzekeraar’. Voor zover hier mee wordt gedoeld op de als productie 3 bij dagvaarding gevoegde brief met bijlagen van 5 april 2021 geldt dat uit de passage waarin de datum van 19 februari 2021 (de dag van de verhuizing) wordt genoemd, te weten
‘alle werkzaamheden zouden volgens [gedaagde conventie/eiser reconventie] binnen twee weken klaar kunnen zijn in eerste instantie gaf u zelf aan: met genoeg mankracht in 4 dagen. We hadden van 26 januari tot 19 februari 3 weken de tijd’geen fatale termijn kan worden afgeleid en reeds gelet daarop niet als onderbouwing van de stelling dat een fatale termijn is overeengekomen kan dienen.
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
als de verzekeringsmaatschappij zou uitbetalen. Met die voorwaarde zou [gedaagde conventie/eiser reconventie] niet hebben ingestemd, zo heeft hij met zoveel woorden aangegeven. Deze verklaring is strijdig met de schriftelijke verklaring en bovendien lijkt deze ter zitting afgelegde toelichting er juist op te duiden dat -zoals [eiser conventie/verweerder reconventie c.s.] aanvoert- de gestelde mondelinge overeenkomst níet tot stand is gekomen.