3.1.AVB vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, APPC te veroordelen:
1. om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 6.934,32 te voldoen;
2. om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting 2% per maand met een minimum van € 300,- per maand over de niet betaalde huursom te voldoen vanaf 1 november 2020 tot de dag der algehele voldoening;
3. om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 12.355,62 te voldoen of een bedrag van € 31.955,62 met betrekking tot de kosten die verhuurder heeft moeten maken om het gehuurde na oplevering in de staat te brengen zoals partijen zijn overeengekomen dat huurder zou opleveren;
4. om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 48.540,24 te voldoen op grond van artikel 24.11 van de algemene bepalingen voor de periode dat verhuurder na einde van de huurovereenkomst weer in staat was het gehuurde opnieuw commercieel te exploiteren, namelijk vanaf 1 december 2020 tot 1 juni 2021;
5. om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 250,- per kalenderdag voor elke dag dat APPC in verzuim is met de niet-nakoming van een in de huurovereenkomst of algemene bepalingen opgenomen voorschrift te voldoen, vanaf 1 november 2020 tot de dag der algehele voldoening van het restant van de gevorderde huursom en/of de herstelkosten met betrekking tot de gebrekkige oplevering of vanaf een in goede justitie te bepalen datum tot een in goede justitie te bepalen datum;
6. tot betaling van € 2.027,30 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten over de hoofdsom, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
7. om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 4.800,- te voldoen;
met veroordeling van APPC in de proceskosten en de nakosten, inclusief betekeningskosten.