ECLI:NL:RBGEL:2022:1199

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2956
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een röntgenlaborante in opleiding, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres had op 29 januari 2021 een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 20,44%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skype-zitting op 28 februari 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl het Uwv niet aanwezig was. Eiseres betwistte de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid en voerde aan dat haar medische situatie ernstiger was dan het Uwv had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op zorgvuldige wijze had opgesteld en dat deze aan de vereisten voldeden. Eiseres had onvoldoende medische onderbouwing om haar claims te ondersteunen.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had besloten om geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiseres, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk, en de rechtbank wees erop dat de proceskosten niet vergoed zouden worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2956

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats A] , eiseres
(gemachtigde: mr. T.P. Boer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: J.Marquenie).

Procesverloop

Met het besluit van 29 januari 2021 heeft het Uwv de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 20,44%.
Met het besluit van 2 juni 2021 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Skype-zitting van 28 februari 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het Uwv was, met bericht, niet aanwezig
.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als röntgenlaborante in opleiding. Op 17 oktober 2018 is het dienstverband geëindigd. Het Uwv heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 5 december 2018 bij het Uwv ziekgemeld wegens vermoeidheidsklachten, waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 2 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 79,56 % kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Het Uwv heeft geen dan wel onvoldoende rekening gehouden met het dagverhaal van eiseres. Ook heeft het Uwv onvoldoende rekening gehouden met het feit dat werken en het verrichten van dagelijkse activiteiten thuis niet samengaan.
Verder voert eiseres aan dat het Uwv ten onrechte concludeert dat slechts een deel van haar klachten objectiveerbaar is. Eiseres is als gevolg van haar beperkingen uitgevallen. Zij wil wel werken, maar is hiertoe niet in staat. De energetische beperking is het ernstigst. Eiseres overschat zichzelf en daarna wordt zij ver teruggeworpen. Eiseres voert tevens aan dat de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek had moeten verrichten, bijvoorbeeld aan haar bewegingsapparaat.
Eiseres stelt dat zij met haar beperkingen de geduide functies niet kan verrichten. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank om een deskundige te benoemen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor 20,44% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
2 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien. Voorafgaand aan het spreekuur heeft eiseres per brief
11 december 2020 kenbaar gemaakt een fysieke, niet digitale, keuring te willen. De verzekeringsarts heeft eiseres fysiek op het spreekuur gezien. Hij vond het niet nodig om een lichamelijk onderzoek te verrichten, omdat dat wegens de al aanwezige medische stukken in het dossier geen toegevoegde waarde had. Bovendien wilde eiseres eerder naar huis.
Volgens de verzekeringsarts is eiseres aangewezen op fysiek lichte werkzaamheden in een rustige omgeving zonder frequente deadlines. De polsen mogen niet overbelast worden door zwaar fysiek werk. Hij heeft beperkingen aangenomen op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en werktijden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in het rapport van 2 mei 2021 heroverwogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier en de informatie van de behandelaars, waaronder de brieven van de logopedist, reuma verpleegkundige en diëtist bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig was, nu de verzekeringsarts geen lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd. De enkele omstandigheid dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, hoeft niet te leiden tot een onzorgvuldig onderzoek. [1] De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts in dit geval voldoende heeft gemotiveerd waarom geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er sprake is van een aandoening met veel subjectieve, maar deels te objectiveren klachten, waarvan eiseres veel hinder ondervindt in het dagelijks leven. Zo heeft eiseres vermoeidheidsklachten, polsklachten, persoonlijkheidsstoornissen (narcisme en borderline), klachten aan haar nek en kaak en is zij prikkelgevoelig. Gezien het reeds langdurig bestaan van de klachten en de veelvoudige bezoeken aan behandelaars acht de verzekeringsarts, ondanks dat de klachten niet objectiveerbaar zijn, aannemelijk dat eiseres enige beperkingen ondervindt. In de FML heeft de verzekeringsarts onder andere beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast zijn er beperkingen aangenomen ten opzichte van koude temperatuur en huidcontact en met betrekking tot duwen, trekken, tillen dragen en lopen. Tot slot heeft de verzekeringsarts een urenbeperking aangenomen.
Behalve de bovengenoemde beperkingen zijn de overige beperkingen volgens de verzekeringsarts niet te herleiden naar geobjectiveerde medische oorzaken. Daarnaast merkte de verzekeringsarts op dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig zijn als het gaat om de vermoeidheidsklachten. Zo heeft eiseres tijdens het spreekuur aangegeven last te hebben van traag spreken. Volgens de verzekeringsarts is het traag spreken niet goed te verklaren en is het inconsistent met gedragingen bij vermoeidheid op werk. Op de vragen van de verzekeringsarts omtrent de tegenstrijdigheid in haar verklaringen heeft eiseres geen antwoord gegeven.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Met betrekking tot de nek- en kaakklachten merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat er hiervoor geen duidelijke verklaring aanwezig is. Ten aanzien van de polsklachten zijn er ook geen duidelijke verklaringen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt hierbij dat de polsklachten toch wel deels objectiveerbaar zijn, gezien de lange medische geschiedenis van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert net als de verzekeringsarts dat slechts een deel van de klachten medisch objectiveerbaar is. Hierbij stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat er beperkingen aangenomen kunnen worden ten opzichte van het persoonlijk en sociaal functioneren wegens de persoonlijkheidsproblematiek van eiseres die medisch is vastgesteld. Daarnaast stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat er beperkingen kunnen worden aangenomen met betrekking tot het langdurig staan (wegens de pijnklachten van het houdings-en bewegingsapparaat) en het verrichten van zwaar werk (wegens vermoeidheid en het lage lichaamsgewicht). In tegenstelling tot de verzekeringsarts ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding voor een urenbeperking, echter houdt de verzekeringsarts deze toch in stand nu het niet nadelig is voor eiseres.
Tot slot overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen aanleiding is voor het aannemen van nieuwe beperkingen naar aanleiding van het bezwaarschrift. Immers, de stukken waar eiseres tijdens de bezwaarprocedure naar heeft verwezen, zijn al door de primaire verzekeringsarts in acht genomen. Nu er geen nieuwe medische stukken zijn meegestuurd, is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuw medisch beeld ontstaan.
Eiseres voert aan dat het Uwv ten onrechte geen extra beperkingen heeft aangenomen voor de genoemde vermoeidheids- en polsklachten.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, nieuwe stukken meegewogen en per klacht gemotiveerd of deze objectiveerbaar is of niet. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met medische stukken. Hoe iemand zich voelt, is zonder medische onderbouwing niet genoeg om bij de rechtbank gelijk te krijgen. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
Eiseres heeft tot slot de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen, nu zij dit niet zelf kan bekostigen. Zoals hiervoor vermeld, twijfelt de rechtbank niet aan de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Daarnaast merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat eiseres geen ruimte heeft gehad om de medische stukken te betwisten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een deskundige te benoemen.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiseres op 2 december 2020 met de middelste van deze functies 79,56% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als röntgenlaborante in opleiding, zodat eiseres voor de overige 20,44% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

Het Uwv heeft terecht geen WIA-uitkering aan eiseres toegekend.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Deve, griffier op 3 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 3 maart 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.12 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4633