3.6.In artikel 14 van de Re-integratieverordening participatiewet Rijk van Nijmegen is bepaald dat de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt:
a. € 600,00 per zes maanden bij een participatieplaats met een arbeidsduur van 24 uur of meer per week,
b. € 420,00 per zes maanden bij een participatieplaats met een arbeidsduur van 16 tot 24 uur per week,
c. € 210,00 per zes maanden bij een participatieplaats met een arbeidsduur van 8 tot 16 uur per week.
Het geschil
Beëindiging voorziening participatieplaats
4. Eiseres stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de participatieovereenkomst beëindigd is per 8 mei 2020 vanwege de coronamaatregelen. Door de coronamaatregelen zal het erg lastig worden een werkplek of een stageplek te vinden om de studie af te kunnen ronden. Eiseres verzoekt de participatieplaats met een jaar (tot december 2021) te verlengen zodat zij haar studie kan afronden. Eiseres stelt dat zij door de beëindiging van de participatieplaats schade geleden heeft, bestaande uit studievertraging van twee jaar
(€ 40.000,-, volgens richtlijn letselschade studievertraging), collegegeld (€ 5.000,-), studieboeken (€ 1.000,-), overige schade als gevolg van wanprestatie (€ 30.000,-), overige schade als gevolg van een onrechtmatige daad (€ 25.420,-) en gederfd loon voor later toetreden tot de arbeidsmarkt (€ 5.169,- per maand). Zij verzoekt de rechtbank ook om de HAN te veroordelen haar per direct toegang tot onderwijs te verlenen en de HAN te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding voor de opgelopen studievertraging en het missen van lessen. Ook verzoekt eiseres de rechtbank om verweerder te veroordelen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de gemachtigde van verweerder. Volgens eiseres was de gemachtigde van verweerder niet bevoegd om een besluit te nemen in het kader van het re-integratietraject. Verweerder heeft het re-integratietraject immers gedelegeerd aan het Werkbedrijf. Eiseres verzoekt verder het Werkbedrijf het restantbedrag van de eigen bijdrage van de kinderopvang aan haar te laten uitbetalen en om aanstelling van een andere werkcoach. Tot slot verzoekt zij de rechtbank te bepalen dat de gemeente Nijmegen aan haar loon betaalt voor de werkzaamheden die zij voor hen verricht heeft tijdens de participatieplaats over de periode van 1 december 2019 tot 8 mei 2020.
5. Verweerder heeft zich hierover, samengevat, op het standpunt gesteld dat bij het bestreden besluit I vast is komen te staan dat het recht op de participatieplaats niet tussentijds beëindigd had mogen worden. De beëindiging is niet aan eiseres te wijten. Daarom spant het Werkbedrijf zich in om een nieuwe invulling van de participatieplaats te vinden, zoals in 2.1 is beschreven. Feitelijk is het niet meer mogelijk voor eiseres om terug te keren in haar participatieplaats bij de gemeente Nijmegen. De reden hiervoor is dat de arbeidsverhoudingen te veel verstoord zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen het bestreden besluit en de geleden schade. Verweerder kan niet ingaan op de vordering van eiseres gericht aan de HAN en tot directe toelating tot het volgen van onderwijs en op de schadevergoeding die zij van de HAN vordert. Dat geldt ook voor het loon dat zij van de gemeente Nijmegen vordert.
6. De rechtbank is allereerst van oordeel dat (de gemachtigde van) verweerder bevoegd was om op het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I te beslissen en om het bestreden besluit I te ondertekenen. Uit (de bijlage bij) het Bevoegdhedenbesluit gemeente Berg en Dal 2021 volgt dat de gemachtigde van verweerder, vanuit haar functie als medewerker bezwaar en beroep in dienst van verweerder, bevoegd is om te beslissen op bezwaren tegen besluiten die door het Werkbedrijf namens verweerder genomen zijn.