ECLI:NL:RBGEL:2021:839

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
C/05/383142 / FZ RK 21-280
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van vrijwillige behandeling en psychische stoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 februari 2021 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De psychiater die recent de behandeling van betrokkene heeft overgenomen, heeft aangegeven dat het niet wenselijk is om betrokkene een zorgmachtiging op te leggen. In plaats daarvan pleit hij voor een behandelrelatie op vrijwillige basis, waarbij betrokkene heeft aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan een vrijwillige behandeling. Dit biedt een alternatieve mogelijkheid om het ernstig nadeel, dat voortvloeit uit de psychische stoornissen van betrokkene, af te wenden.

Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder Gilles de la Tourette en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Het gedrag dat voortvloeit uit deze stoornissen leidt tot ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en psychische schade. De psychiater heeft toegelicht dat de zorgmachtiging eerder is gebruikt voor diagnostiek en dat betrokkene tijdens zijn verblijf op de HIC geen misbruik heeft gemaakt van de vrijheden die hij had.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de voorkeur van de psychiater voor een vrijwillige behandeling en de bereidheid van betrokkene om hieraan mee te werken, er geen noodzaak is voor het opleggen van een zorgmachtiging. De rechtbank heeft het verzoek tot zorgmachtiging dan ook afgewezen. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021 door rechter A.L.M. Steinebach-de Wit, in tegenwoordigheid van griffier L. Stoevenbelt. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 februari 2021.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/383142 / FZ RK 21-280
Datum mondelinge uitspraak: 12 februari 2021
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: GGNet, locatie [adres] ,
op grond van een zorgmachtiging, geldend tot en met 16 februari 2021,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers te Ulft.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 29 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 12 februari 2021.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
[naam] als psychiater verbonden aan GGNet;
[naam] , als ambulant begeleider verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van Gilles de la Tourette (vastgesteld door het Leo Kannerhuis), een stoornis in het alcoholgebruik en vooralsnog een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (mogelijk cluster A).
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de psychiater aangegeven dat de voorliggende zorgmachtiging is gebruikt om betrokkene op te nemen op de HIC om zo diagnostiek te plegen. Betrokkene heeft gesproken met een psycholoog en die heeft vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis waarbij betrokkene een karakter heeft dat maakt dat het leven voor hem moeilijker is en waarbij hij tegen dingen aanloopt. Als gevolg daarvan gebruikt hij middelen en is er de zucht naar alcohol. Betrokkene ontvangt hiervoor geen medicatie. Ten tijde van het verblijf van betrokkene op de HIC heeft betrokkene meerdere vrijheden gehad. Hij heeft daar geen misbruik van gemaakt en ging er goed mee om. Er spelen in het leven van betrokkene meerdere problemen op het gebied van huisvesting, relationeel vlak en financieel vlak. De psychiater, die sinds kort de behandeling heeft overgenomen, is van mening dat het niet wenselijk is betrokkene een zorgmachtiging op te leggen. Een behandelrelatie opbouwen op een vrijwillige basis prefereert boven een behandeling op verplichte basis. De psychiater wil graag een vertrouwensband met betrokkene opbouwen om vervolgens te bekijken of GGNet hem kan helpen en kan begeleiden in hoe hij kan omgaan met de klachten die voortkomen uit zijn karakterproblemen. De diagnose ‘persoonlijkheidsstoornis’ is nog niet met betrokkene besproken, daarover staat op korte termijn een afspraak gepland. Desondanks pleit de psychiater nu al voor het niet opleggen van een zorgmachtiging.
2.5.
Door en namens betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat een behandeling van GGNet op vrijwillige basis wordt toegejuicht en dat betrokkene er aan zal meewerken. Een zorgmachtiging is een ultimum remedium en als GGNet schetst dat zij een zorgmachtiging niet als laatste redmiddel zien en graag een behandelrelatie op vrijwillige basis willen opbouwen, dan is het niet noodzakelijk een zorgmachtiging aan betrokkene op te leggen.
2.6.
Nu de psychiater heeft toegelicht dat zij een vrijwillige behandeling prefereert boven een behandeling in een gedwongen kader en betrokkene heeft aangegeven hier aan mee te willen werken, is er sprake van een andere mogelijkheid om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank zal dan ook het verzoek tot een zorgmachtiging afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
Wijst af het verzoek tot een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021 door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 februari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.