ECLI:NL:RBGEL:2021:838

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
C/05/383076 / FZ RK 21-264
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 februari 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofrenie van het paranoïde type en een stoornis in het gebruik van alcohol. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens de behandeling heeft de advocaat van de betrokkene gepleit voor afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen sprake is van psychische problematiek en dat betrokkene in staat is om thuis te blijven wonen met de geboden hulpverlening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar sprake is van een psychische stoornis en zorgen over de betrokkene, maar dat het verzoek tot zorgmachtiging onvoldoende onderbouwd was met betrekking tot het bestaan van ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een wankel evenwicht is, de betrokkene de geboden hulpverlening accepteert en dat de ernstige nadelen voor zover die bestaan, voldoende worden ondervangen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 19 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/383076 / FZ RK 21-264
Datum mondelinge uitspraak: 12 februari 2021
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.A.J.M. te Staal te Zutphen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 28 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 12 februari 2021.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
[naam] , als psychiater verbonden aan GGNet;
[naam] , als activiteitenbegeleider verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft bepleit tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene is van mening dat er geen sprake is van psychische problematiek en hij hecht er veel waarde aan om thuis te kunnen blijven wonen. Betrokkene accepteert zorg in de thuissituatie, neemt medicatie en er is in de laatste anderhalf jaar geen sprake geweest van (val)incidenten. Betrokkene is van mening dat er geen sprake is van ernstig nadeel in de zin van de Wvggz.
2.3.
Anders dan door de advocaat van betrokkene betoogt, is naar het oordeel van de rechtbank uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling voldoende gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type, een stoornis in het gebruik van alcohol en mogelijk een cognitieve stoornis (vermoedelijk Korsakov als gevolg van overmatig alcoholgebruik).
Er is bij betrokkene sprake van overmatige alcoholgebruik op dagelijkse basis. Onder invloed van alcohol zijn er situaties ontstaan waarbij betrokkene verbaal agressief reageerde op de hulpverlening (thuiszorg en ambulante woonbegeleiding) of de deur in zijn geheel niet open deed. Ongeveer twee jaar geleden is betrokkene ten gevolge van een val van de trap onder invloed in een verpleeghuis verbleven voor zes weken ter revalidatie. Het alcoholgebruik startte alweer tijdens het verblijf in het verpleeghuis. Er is derhalve sprake van een zucht. Betrokkene is daarnaast achterdochtig naar buren. Hij is al viermaal verhuisd maar bleef last houden van dezelfde klachten. Ondanks dat veel van betrokkene al is overgenomen (financiën, huishoudelijke hulp en ambulante woonbegeleiding), wordt waargenomen dat betrokkene dingen vergeet, en afhankelijk is van ondersteuning om afspraken na te komen.
2.4.
De rechtbank deelt echter de mening dat er geen sprake is van ernstig nadeel in de zin van de Wvggz. Er is weliswaar sprake van een psychische stoornis en er zijn zorgen over betrokkene, maar dat er sprake is van ernstig nadeel dat een zorgmachtiging rechtvaardigt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Er is sprake van een wankel evenwicht maar betrokkene accepteert de geboden hulpverlening en dat maakt dat de ernstige nadelen voor zover die bestaan, voldoende worden ondervangen op dit moment. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een zorgmachtiging af te geven en zal dan ook het verzoek tot een zorgmachtiging afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek tot een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021 door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 februari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.