ECLI:NL:RBGEL:2021:7341

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9058257 \ CV EXPL 21-623
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en levering van een horecazaak met betrekking tot NEN-certificering en ontbrekende inventaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: eisende partij) en drie andere besloten vennootschappen (hierna: gedaagde partijen) over de verkoop en levering van een horecazaak. De eisende partij vorderde betaling van kosten die gemaakt zijn voor de NEN-certificering van de elektrische installatie in het pand, alsook schadevergoeding voor het ontbreken van een kassasysteem en Wifi-apparatuur die volgens de koopovereenkomst bij de levering inbegrepen zouden zijn.

De procedure begon met een tussenvonnis op 23 juli 2021 en een mondelinge behandeling op 11 november 2021. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij verantwoordelijk was voor de NEN-certificering en de bijbehorende kosten, en dat de eisende partij recht had op schadevergoeding voor de gemaakte kosten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde partij niet alleen verantwoordelijk was voor de keuring, maar ook voor de aanpassing van de elektrische installatie om aan de NEN-normen te voldoen. De eisende partij had de kosten voor de werkzaamheden door derden gemaakt, die door de gedaagde partij vergoed moesten worden.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de gedaagde partijen hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van de kosten die voortvloeiden uit het ontbreken van de roerende zaken, zoals het kassasysteem en de Wifi-apparatuur. De rechtbank wees de vorderingen van de eisende partij toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de gedaagde partijen in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9058257 \ CV EXPL 21-623 \ 50749
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eisende partij]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. C.J. Diks
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1]
gevestigd te [vestigingsplaats]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2]
gevestigd te [vestigingsplaats]
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde partijen
gemachtigde mr. M. Smits
Eisende partij wordt hierna [eisende partij] genoemd. Gedaagde partijen worden hierna afzonderlijk
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd. Gedaagde partijen worden hierna gezamenlijk in
enkelvoud als [gedaagde partij] aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 juli 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 11 november 2021.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] heeft aan [eisende partij] een horecazaak verkocht en geleverd. Partijen twisten over de nasleep.
2.2.
De feiten staan vermeld in het tussenvonnis. In aanvulling daarop staan ook de volgende feiten vast.
2.3.
Op 22 maart 2020 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] [installateur sub a] voorgesteld als installateur die de NEN-inspectie aan de elektrische installatie zou kunnen uitvoeren.
2.4.
Op 6 mei 2020 heeft [eisende partij] haar contactgegevens doorgegeven aan de door [gedaagde partij] benaderde installateur, [installateur sub b] . In opdracht van [gedaagde partij] heeft [installateur sub b] op 14 juni 2020 de inspectie verricht en een deel van de gebreken hersteld. Op de factuur van [installateur sub b] van 8 juli 2020 staat vermeld:
Er komt nog een vervolg op deze werkzaamheden i.v.m. ontbreken van informatie om het werk af te ronden.
De factuur van [installateur sub b] ad € 4.061,22 is door [gedaagde partij] betaald.
2.5.
In juli 2020 heeft [gedaagde partij] in Whatsappberichten aan [eisende partij] laten weten:
Ik ben nog bezig om een electricien te zoeken
Ik heb een electricien gesproken die voor een redelijk uurtarief de zaken evt wil oplossen heb hem het rapport gestuurd en hij neemt maandag contact met mij op ik hoop dat dit je verder brengt
Hij mag de keuring niet uitvoeren maar wel de gebreken oplossen zodat een certificering verkregen kan worden

3.De vordering en het verweer

3.1.
De vordering en het verweer zijn in het tussenvonnis omschreven. Op specifieke standpunten zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De nasleep van de verkoop en levering ziet op twee onderwerpen, namelijk (1) de NEN-certificering van de elektrische installatie in het pand en (2) het ontbreken van een kassasysteem en Wifi-benodigdheden. Beide onderwerpen zullen hierna worden besproken.
NEN-certificering
4.2.
[eisende partij] vordert betaling van de kosten van de werkzaamheden die in opdracht van [eisende partij] door een derde aan de elektrische installatie zijn verricht. Volgens [eisende partij] had [gedaagde partij] de verplichting op zich genomen om ervoor te zorgen dat de elektrische installatie aan de geldende NEN-normen zou voldoen, maar heeft [gedaagde partij] die verplichting verzaakt. [gedaagde partij] betwist dat, stellend dat zij alleen hoefde te zorgen voor de keuring. De kosten van eventuele aanpassing van de installatie om aan de NEN-normering te voldoen en de kosten van certificering vallen daar niet onder, aldus [gedaagde partij] .
4.3.
Partijen vatten artikel 14.4 van de koopovereenkomst in verschillende zin op. Ter beantwoording van de vraag welke opvatting de juiste is, komt het naast de taalkundige uitleg van de bewoordingen aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de contractsbepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium). Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan de overeenkomst te geven uitleg (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde partij] zorgdraagt voor de NEN-certificering én de kosten draagt die nodig zijn om tot NEN-certificering te komen. De bepaling in de overeenkomst kan immers niet los worden gezien van de e-mailwisseling die aan de overeenkomst vooraf is gegaan. Nadat [eisende partij] de concept huurovereenkomst van de verhuurder had ontvangen, heeft zij die aan [gedaagde partij] voorgelegd. Het pand werd door [gedaagde partij] casco gehuurd, waarmee de elektrische installatie de verantwoordelijkheid van de huurder was, en de verhuurder eiste van [eisende partij] als nieuwe huurder dat de elektrische installatie voldeed aan de geldende NEN-normen. De makelaar van [gedaagde partij] heeft [eisende partij] daarop per e-mail laten weten dat het certificaat voor de elektra door [gedaagde partij] zal worden verzorgd. Daarnaast nam de makelaar in de nieuwe versie van de koopovereenkomst op dat [gedaagde partij]
“zal zorgdragen voor een goedkeuring certificaat voor de elektrische installatie in het pand (NEN 1010 keuring)”. Deze mailwisseling, samen met de voorgestelde contractaanpassing, kan moeilijk anders worden gelezen dan dat [gedaagde partij] zich opwierp om de elektrische installatie aan de NEN-norm te laten voldoen. Dat de voorgestelde tekst uiteindelijk niet woordelijk in de uiteindelijke koopovereenkomst terecht is gekomen, had als reden dat op verzoek van [eisende partij] het format van de op 20 januari 2020 door [eisende partij] ontbonden koopovereenkomst werd gebruikt. Niet gesteld of gebleken is dat partijen daarmee de bedoeling hadden af te wijken van de (op de dag ervoor) door de makelaar gecommuniceerde toezegging aangaande de NEN-certificering. Kortom mocht [eisende partij] er op basis van de verklaringen en gedragingen van [gedaagde partij] redelijkerwijs vanuit gaan dat [gedaagde partij] de mogelijke kosten van aanpassing van de installatie voor haar rekening zal nemen.
4.5.
Ook na het sluiten van de overeenkomst hebben partijen zich daarnaar gedragen. Uit de communicatie per mail en Whatsapp volgt namelijk dat [eisende partij] weliswaar een voorstel voor een installateur deed (zij had immers ook belang bij voortgang), maar dat [gedaagde partij] de opdrachtnemers selecteerde en contracteerde en – in het geval van [installateur sub b] – ook betaalde. Niet is komen vast te staan dat [gedaagde partij] dat alleen maar uit coulance deed, zoals zij heeft gesteld. Uit de communicatie lijkt eerder te volgen dat de hoogte van de kosten [gedaagde partij] tegenviel en zij er spijt van had dat zij dit scenario niet in de koopovereenkomst had verdisconteerd, getuige ook de opmerking van [gedaagde partij] dat de eigenaar van het pand de verdere kosten van aanpassing maar moest gaan betalen. Aan die omstandigheid gaat de kantonrechter voorbij, te meer omdat [gedaagde partij] als gebruiker van de elektrische installatie op de hoogte was of had kunnen zijn van de staat ervan.
4.6.
[gedaagde partij] kan zich evenmin verschuilen achter de mededeling van [eisende partij] op 25 januari 2020 dat het voor [eisende partij] belangrijk was om op de hoogte te zijn van de staat van de elektrische installatie. Daaruit volgt geenszins dat het voor [eisende partij] ook
voldoendewas dat zij op de hoogte was.
4.7.
[eisende partij] heeft [installateur sub c] ingeschakeld. [installateur sub c] heeft facturen verstuurd op 25 augustus 2020 (ad € 3.741,56) en op 24 november 2020 (ad € 2.751,11). Beide facturen zien op werkzaamheden en materialen die nodig waren om tot een NEN-certificering van de elektrische installatie te komen. [eisende partij] vordert betaling van die facturen op grond van de voor [gedaagde partij] ontstane verplichting tot schadevergoeding.
4.8.
In dat verband heeft [gedaagde partij] aangevoerd dat [eisende partij] haar geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om de gebreken zelf te herstellen en van verzuim geen sprake is. De kantonrechter volgt [gedaagde partij] daarin niet. Reeds op 2 juni 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] schriftelijk aangemaand de NEN-certificering op te leveren. Weliswaar heeft [gedaagde partij] vervolgens [installateur sub b] ingeschakeld, maar die werkzaamheden hebben niet tot de overeengekomen NEN-certificering geleid. Nadat de contacten in juli 2020 niet leidden tot daadwerkelijke vervolgwerkzaamheden, was [eisende partij] gerechtigd de werkzaamheden door een derde te laten verrichten. De daarmee gemoeide kosten, door [gedaagde partij] niet betwist, komen als vervangende schadevergoeding voor rekening van [gedaagde partij] .
4.9.
Concluderend op dit onderdeel zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van in hoofdsom (€ 3.741,56 + € 2.751,11 = ) € 6.492,67 toewijzen.
Kassasysteem en Wifi-benodigdheden
4.10.
In de tweede plaats heeft [eisende partij] gesteld dat bij de levering ten onrechte enkele roerende zaken ontbraken. Het gaat om een zogenoemd Lightspeed kassasysteem en Wifi-apparatuur. Volgens [eisende partij] stonden deze zaken op de inventarislijst waarnaar in de koopovereenkomst wordt verwezen. [gedaagde partij] heeft gesteld dat deze zaken weliswaar op de inventarislijst staan, maar [eisende partij] heeft er – zo begrijpt de kantonrechter de stelling van [gedaagde partij] – bij de levering afstand van gedaan. Dat volgt volgens [gedaagde partij] uit de handgeschreven aantekeningen “wordt nader bekeken en afgestemd” op de inventarislijst.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat het kassasysteem en de Wifi-apparatuur tot de koopovereenkomst behoren en zijn blijven behoren. De koopovereenkomst en daarin genoemde koopprijs is mede tot stand gekomen op basis van de inventarislijst zoals die voorafgaand aan de koop door de makelaar aan [eisende partij] is verstrekt. Niet valt in te zien waarom [eisende partij] bij de levering zomaar afstand zou doen van zaken die een waarde vertegenwoordigen en die [eisende partij] ook daadwerkelijk nodig had voor de exploitatie van het horecabedrijf. Wat partijen met de handgeschreven tekst, die op zichzelf niet inhoudt dat [eisende partij] afstand van de zaken doet, exact voor ogen hadden kan daarmee in het midden blijven.
4.12.
[eisende partij] heeft de ontbrekende roerende zaken alsnog zelf moeten aanschaffen en brengt de kosten daarvan als schadevergoeding bij [gedaagde partij] in rekening. Nu de hoogte van de kosten niet is betwist, zijn de volgende factuurbedragen toewijsbaar: € 2.479,00 betreffende Lightspeed kassa en € 1.241,05 betreffende Wifi-apparatuur.
Wettelijke rente
4.13.
[eisende partij] heeft wettelijke handelsrente over de hoofdsom gevorderd. Volgens [eisende partij] gaat het om een vordering tot nakoming, omdat in artikel 15 van de overeenkomst een verplichting tot schadeloosstelling is opgenomen. Die redenering gaat echter niet op. De regeling van artikel 6:119a BW ziet alleen op de situatie dat betaling van het op grond van de overeenkomst verschuldigde niet tijdig plaatsvindt en niet op het geval dat er sprake is van een verplichting tot schadevergoeding – een betalingsverplichting uit hoofde van een verplichting tot schadevergoeding daaronder begrepen zoals in de onderhavige zaak. De gevorderde wettelijke handelsrente zal daarom worden afgewezen.
4.14.
De wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW is wel toewijsbaar. Nu [eisende partij] wettelijke handelsrente heeft gevorderd, dient te worden aangenomen dat zij tevens aanspraak maakt op het mindere, te weten de wettelijke rente (vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70). De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de door [eisende partij] schriftelijk aan [gedaagde partij] gestelde betaaltermijnen, te weten: veertien dagen na 4 september 2020 (NEN-certificering deel 1) en zeven dagen na 12 januari 2021 (overige zaken).
Buitengerechtelijke kosten
4.15.
[eisende partij] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag van € 877,13 is conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Hoofdelijke veroordeling
4.16.
[eisende partij] heeft gevorderd dat [gedaagde partij] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk worden veroordeeld. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde partij] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] alle drie (verkopende) partij zijn bij de koopovereenkomst, is de hoofdelijke veroordeling toewijsbaar.
Proceskosten
4.17.
[gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden vastgesteld op:
- dagvaarding
126,66
- griffierecht
507,00
- salaris gemachtigde
746,00
(2 punten x tarief € 373,00)
totaal
1.379,66
4.18.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 124,00, zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt ook de anderen zijn bevrijd, om aan [eisende partij] te voldoen een bedrag van € 10.212,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.741,56 met ingang van 18 september 2020 en de wettelijke rente over € 6.471,14 met ingang van 19 januari 2021, tot en met de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt ook de anderen zijn bevrijd, om aan [eisende partij] te voldoen een bedrag van € 877,13 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt ook de anderen zijn bevrijd, in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 1.379,66, alsmede in de nakosten, begroot op € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G. Hilberink en in het openbaar uitgesproken op