ECLI:NL:RBGEL:2021:7333

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9509181
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling van een ambtenaar bij de gemeente Nijmegen

In deze zaak vordert [eiser], een ambtenaar bij de gemeente Nijmegen, wedertewerkstelling na een non-actiefstelling door de gemeente. [eiser] is sinds 1 oktober 2009 in dienst bij de gemeente en heeft verschillende functies bekleed, waaronder specialist burgerzaken. De non-actiefstelling vond plaats na een periode van conflict en communicatieproblemen met haar leidinggevende, [naam bureauhoofd]. De rechtbank Gelderland heeft vastgesteld dat de gemeente Nijmegen onvoldoende gronden heeft aangetoond voor de non-actiefstelling. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet heeft aangetoond dat er een reëel dreigend nadeel voor de organisatie bestond door de aanwezigheid van [eiser] op de werkvloer. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] toe en verplicht de gemeente Nijmegen om haar binnen zeven dagen weer toe te laten tot haar werkzaamheden. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van goed werkgeverschap en de noodzaak voor werkgevers om redelijke gronden aan te tonen voor ingrijpende maatregelen zoals non-actiefstelling.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
Zaakgegevens : 9509181 \ VV EXPL 21-69
Grosse aan : mr. Wijers
Afschrift aan : mr. Hissink
Vonnis in kort geding d.d. 21 december 2021
In de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Wijers,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Nijmegen,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.M. Hissink.
Partijen worden hierna [eiser] en de gemeente Nijmegen genoemd.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 november 2021 (die vanwege vrijwillige verschijning van de gemeente Nijmegen niet is betekend);
  • de conclusie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling van 18 november 2021. De gemachtigde van [eiser] heeft pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van het overige verhandelde is aantekening gehouden door de griffier;
  • de brief van 8 december 2021 van mr. Wijers, waarin om vonnis is gevraagd omdat het na de mondelinge behandeling tussen partijen nog gevoerde schikkingsoverleg niet tot een minnelijke regeling heeft geleid.

2.De feiten

2.1
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is per 1 oktober 2009 bij de gemeente Nijmegen in ambtelijke dienst getreden in de functie van medewerker burgerzaken. Per 1 januari 2020 is deze aanstelling van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst. Daarop is de cao gemeenten van toepassing.
2.2
Vanaf 2019 is [eiser] werkzaam als specialist burgerzaken. Het team specialisten van de afdeling burgerzaken vervult een adviesrol voor de andere teams van de afdeling. Daarnaast wikkelt het team specialisten de meest complexe casuïstiek af.
2.3
Naast drie vaste krachten, waaronder [eiser] , werken in het team specialisten structureel externe medewerkers die door de gemeente Nijmegen als zzp’er of via een bureau worden ingehuurd. De wisselende samenwerking van het team vergt in de loop der jaren de nodige aandacht en zorg van de opvolgende leidinggevenden. Daarbij komt dat die leidinggevenden een stroeve samenwerking hebben vastgesteld, zowel binnen het team alsook in het contact met de andere teams van de afdeling.
2.4
Het functioneren van [eiser] is tot en met 10 juni 2016 altijd positief beoordeeld. Daarna hebben er tot november 2020 geen beoordelingsgesprekken plaatsgevonden.
2.5
Per 1 juni 2018 is [naam bureauhoofd] aangesteld als bureauhoofd publiekszaken en zij is daarmee de leidinggevende van het team specialisten geworden.
2.6
In 2020 is [eiser] door [naam bureauhoofd] aangesproken op haar omgang met collega’s.
Op 5 maart 2020 heeft [naam bureauhoofd] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“(…) Wij weten dat je betrokkenheid groot is, wij weten dat je het beste met de afdeling voor hebt. Je hebt kennis van het werk wat je doet. Ik weet ook dat je heel enthousiast en zorgzaam kan zijn. Echter de vraag die wij herhaaldelijk stellen is dat jij je manier van communiceren in lijn brengt met de gewenste wijze waarop we hier met elkaar omgaan. Desondanks overheerst bij jou vaak de negatieve emotie in jouw communicatie. Daarbij komen we altijd weer uit bij wie of wat niet goed gaat, terwijl wij vragen een warm te zijn voor je collega’s. (…) Je geeft aan dat ik ( [naam bureauhoofd] ) de medewerkers beter moet aanspreken op hun gedrag, omdat ze nu niet doen wat we vragen. (…)”
2.7
Op 12 november 2020 heeft [eiser] een voorlopige beoordeling van [naam bureauhoofd] gekregen, waarin haar ‘omgaan en samenwerken met collega’s’ negatief is beoordeeld.
2.8
Het Reglement personeelsbeoordeling van de gemeente Nijmegen bepaalt in artikel 3 lid 5 dat na uitreiking van de voorlopige beoordeling een beoordelingsgesprek plaatsvindt zodat de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze omtrent de beoordeling te geven. Daarna wordt de voorlopige beoordeling definitief vastgesteld. [eiser] heeft op 4 december 2020 aan [naam bureauhoofd] gevraagd een dergelijk gesprek in te plannen. Dit gesprek heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.
2.9
[eiser] heeft vervolgens op 27 januari 2021 daarover een klacht ingediend bij de gemeentesecretaris. [eiser] heeft tevens aangegeven dat zij het gevoel krijgt dat [naam bureauhoofd] graag de ‘oude garde’ (de drie vaste medewerkers) uit haar team weg wil hebben.
2.1
Op 23 februari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] , het afdelingshoofd [naam afdelingshoofd] en [naam p en o adviseur] (hierna: [naam p en o adviseur] ). Hiervan is een gespreksverslag van 15 pagina’s opgemaakt.
2.11
[eiser] heeft zich begin maart 2021 ziek gemeld.
2.12
Op 6 april 2021 heeft [eiser] , bijgestaan door mr. Wijers, via Microsoft Teams een persoonlijk onderhoud gehad met [naam bureauhoofd] die werd bijgestaan door mr. Hissink. In het hiervan opgemaakte gespreksverslag staat onder meer dat [eiser] volgens [naam bureauhoofd] ziek zou zijn geworden door haar persoon en daarom niet binnen de afdeling mag re-integreren. Hierop heeft mr. Wijers op 23 april 2020 gereageerd. Hij heeft aangegeven dat er geen belemmering is om [eiser] in haar eigen functie en op de eigen afdeling te laten
re-integreren zodra zij daartoe in staat is. Hierop is niet inhoudelijk door de gemeente Nijmegen gereageerd.
2.13
Vanaf 8 juli 2021 heeft tussen partijen mediation plaatsgevonden, waarbij is afgesproken dat tot het einde van de mediation nog geen sprake zou zijn van werkhervatting door [eiser] . Per 16 juli 2021 is [eiser] volledig hersteld gemeld bij de gemeente Nijmegen. De mediation is op 9 september 2021 zonder resultaat beëindigd.
2.14
Bij brief van 16 september 2021 heeft mr. Wijers de gemeente Nijmegen verzocht [eiser] weer toe te laten tot het verrichten van haar werkzaamheden. Hierop heeft de gemeente Nijmegen op 21 september 2021 geantwoord dat [eiser] niet meer tot het werk zal worden toegelaten.

3.De vordering en het verweer

3.1
[eiser] vordert – kort gezegd – dat de gemeente Nijmegen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden [eiser] haar gebruikelijke werkzaamheden te laten verrichten. Daarnaast vordert [eiser] betaling van de proceskosten.
3.2
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de gemeente Nijmegen
haar zonder deugdelijke grond op non-actief heeft gesteld. De vermeende samenwerkingsproblematiek tussen [eiser] respectievelijk het team en [naam bureauhoofd] , de ziekmelding en het feit dat de communicatie tussen [eiser] en [naam bureauhoofd] niet vlekkeloos verloopt rechtvaardigen geen non-actiefstelling.
3.3
De gemeente Nijmegen heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen. Daarop zal hierna waar nodig worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[eiser] heeft een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening,
nu de vordering tot wedertewerkstelling naar haar aard spoedeisend is.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder uitvoerig onderzoek, getuigenverhoren of voorlichting door deskundigen, beoordeeld worden of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop de toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is. In het bijzonder zal beoordeeld moeten worden of de gemeente Nijmegen [eiser] op goede gronden op non-actief heeft mogen stellen en of de belangen van [eiser] voorshands moeten prevaleren boven de belangen van de gemeente Nijmegen, zodat [eiser] weer haar gebruikelijke werkzaamheden kan verrichten.
4.3
Vooropgesteld wordt dat een werknemer in beginsel een zwaarwegend belang heeft
bij het kunnen verrichten van de overeengekomen arbeid. Door het opleggen van een ingrijpende maatregel als een non-actiefstelling ontneemt de werkgever de mogelijkheid voor de werknemer om de overeengekomen arbeid te verrichten. Die maatregel heeft bovendien een diffamerend karakter. Uit de eisen van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW vloeit daarom voort dat de werkgever deze maatregel alleen kan inzetten als hij daarvoor over een redelijke en voldoende zwaarwegende grond beschikt. [1]
Bij de beoordeling daarvan weegt in elk geval mee of er een reëel dreigend nadeel voor de werkgever bestaat bij voortzetting van de werkzaamheden door de werknemer.
Dat van dit alles sprake is heeft de gemeente Nijmegen, op wie de verplichting rust aan te tonen dat redelijke gronden bestaan om de werknemer van het werk uit te sluiten, niet voldoende aannemelijk gemaakt. Evenmin blijkt uit het dossier iets over onbeheersbare en onwerkbare toestanden op de werkvloer vanwege de aanwezigheid van [eiser] . Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.4
Vaststaat dat niet de negatieve voorlopige beoordeling van 12 november 2020, maar de gebeurtenissen die zich daarna hebben voorgedaan of kenbaar zijn geworden, aanleiding hebben gegeven voor de non-actiefstelling.
4.5
De gemeente Nijmegen wijst op twee incidenten die zich in april 2020 tussen [eiser] respectievelijk haar collega’s [naam collega] en [naam collega] zouden hebben voorgedaan en waarmee [naam bureauhoofd] pas na het beoordelingsgesprek werd geconfronteerd. Volgens de gemeente Nijmegen zou [eiser] – kort gezegd – een onprettige toon tegen [naam collega] hebben aangeslagen waarna zij in tranen weg is gelopen en zou [eiser] naar fouten bij [naam collega] zoeken en deze melden bij [naam bureauhoofd] , hetgeen het werkplezier van [naam collega] heeft bedorven.
[eiser] betwist gemotiveerd dat sprake zou zijn van dergelijke incidenten en dat haar hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Partijen hebben aldus een andere herinnering en beleving bij de gestelde gebeurtenissen. Nu de gemeente Nijmegen geen stukken ter onderbouwing heeft overgelegd en er in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar de bestreden feiten, moet het er voorshands voor worden gehouden dat de juistheid van deze gebeurtenissen niet vaststaat, laat staan dat deze gebeurtenissen een non-actiefstelling rechtvaardigen. Het aanslaan van een onprettige toon tegen een collega en het zoeken naar fouten in het werk van een andere collega, hoe vervelend ook, zijn daarvoor onvoldoende.
Ook hebben zich na april 2020 geen incidenten tussen [eiser] en collega’s voorgedaan.
Dat sprake zou zijn van een onbeheersbare en onwerkbare relatie tussen [eiser] en haar collega’s die een terugkeer van [eiser] op de werkvloer onmogelijk maakt, is aldus niet aannemelijk geworden.
4.6
Het is de kantonrechter ter zitting gebleken dat de gemeente Nijmegen [eiser] voornamelijk verwijt dat zij bij de gemeentesecretaris een klacht heeft ingediend over (de samenwerking met) [naam bureauhoofd] . Het wordt [eiser] vooral kwalijk genomen dat zij dit buiten [naam bureauhoofd] om heeft gedaan. Dit verwijt is onterecht. Waarom [naam bureauhoofd] zich niet rechtstreeks tot de gemeentesecretaris heeft mogen wenden met zorgen over haar verstandhouding met [naam bureauhoofd] , valt niet goed te begrijpen. De gemeentesecretaris is geen onbenaderbare zonnekoning. De klacht van [eiser] aan het adres van de gemeentesecretaris werd ingegeven door het feit dat zij zich niet door [naam bureauhoofd] gehoord voelde en een reactie van [naam bureauhoofd] op het verzoek tot het houden van een gesprek uitbleef. Waarom het gesprek uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden blijft onduidelijk en is in ieder geval niet alleen het gevolg van overlappende vakanties en de ziekteperiode van [eiser] .
Daarnaast werd in dezelfde periode haar collega [naam collega] op non-actief gesteld en heeft [eiser] dit kennelijk opgevat als een bedreiging voor de positie van de groep vaste specialisten van de afdeling, reden voor haar om het hogerop te zoeken. Een professionele organisatie moet daartegen bestand zijn. De gemeentesecretaris had eenvoudig de keuze om zich er wel of niet mee te bemoeien. Het gaat te ver om [eiser] in plaats daarvan hierop af te rekenen en het uiten van de klacht te gebruiken als argument waarom zij niet meer naar haar eigen werk kan terugkeren.
4.7
In het oog springt nog dat de gemeente Nijmegen de wens om [eiser] niet langer haar functie te laten uitoefenen heeft vermengd met haar re-integratieverplichtingen nadat [eiser] ziek is uitgevallen. Zonder voorafgaand besluit tot non-actiefstelling heeft de gemeente Nijmegen [eiser] immers niet op haar eigen afdeling willen laten re-integreren. Dat gebeurde ook nog eens zonder dat daaraan een advies van de bedrijfsarts ten grondslag lag. Dat getuigt niet van goed werkgeverschap.
4.8
Intussen heeft de Ondernemingsraad, naar aanleiding van de zorgen van de gemeente Nijmegen over de werksfeer op de afdeling Publiekszaken en in het bijzonder bij het team specialisten, zich gemeld en heeft hij in oktober 2021 een verbeterde samenwerking en sfeer op de werkvloer gesignaleerd. In de door de Ondernemingsraad opgestelde notitie ‘Impressie Publiekszaken’ is vermeld dat het
‘gevoel heerst dat er geen sprake meer is van een pestcultuur’en
‘de personen die hier een actieve rol in hadden zijn niet meer aanwezig op de werkvloer’. Dat [eiser] een van de hier bedoelde personen zou zijn is niet door de gemeente Nijmegen aannemelijk gemaakt. Ook heeft de gemeente Nijmegen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] niet in staat zou zijn om zich bij de gesignaleerde nieuwe positieve atmosfeer aan te sluiten. [eiser] heeft zich tijdens haar ziekte onder behandeling gesteld en een programma doorlopen bij de HSK waardoor zij, zoals door [eiser] gesteld, weerbaarder is geworden en heeft geleerd om te gaan met bepaalde situaties.
4.9
Dat [naam bureauhoofd] desondanks geen vertrouwen meer heeft in [eiser] omdat zij, ondanks alle gesprekken, coaching en gevolgde (externe) cursussen, geen verbetering in haar gedrag en communicatie laat zien, en [naam bureauhoofd] eventueel van mening is dat de werkrelatie tussen haar en [eiser] inmiddels is verstoord, is van geheel andere orde. Daarbij past het niet om vooruitlopend op de gewenste uitkomst van de om die reden eventueel in te zetten juridische acties (functiewijziging of eventueel zelfs ontslag wegens disfunctioneren en/of een verstoorde arbeidsrelatie) alvast een daarmee overeenstemmende feitelijke toestand te bewerkstelligen.
4.1
De slotsom is dat niet aannemelijk is geworden dat de gemeente Nijmegen een redelijke en voldoende zwaarwegende grond had om [eiser] niet meer toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden. Dat betekent dat de door [eiser] gevorderde wedertewerkstelling dient te worden toegewezen. Nu de gemeente Nijmegen heeft toegezegd dat zij bij een veroordeling het vonnis zal naleven, wordt daarbij afgezien van het opleggen van dwangsommen.
4.11
De gemeente Nijmegen krijgt ongelijk en zij moet daarom de proceskosten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1
veroordeelt de gemeente Nijmegen om [eiser] binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar gebruikelijke werkzaamheden als specialist burgerzaken bij de gemeente Nijmegen;
5.2
veroordeelt de gemeente Nijmegen in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 85,00 aan griffierecht en € 436,00 aan salaris gemachtigde;
5.3
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
(ldj)

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:295.