ECLI:NL:RBGEL:2021:7161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
05/235540-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij een hennepkwekerij. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier werd geschat op € 488.070,95, maar later werd bijgesteld tot € 50.634,15. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen winst had gemaakt met de hennepteelt, omdat de oogst mislukt was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde wel degelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit een eerdere oogst, die niet was bewezen in het eerdere vonnis. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de politie en het procesdossier, en concludeerde dat de veroordeelde een eerdere hennepoogst had gehad en deze had verkocht. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 31.300,60 en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat. Tevens werd bepaald dat de veroordeelde kan worden gegijzeld indien hij zijn betalingsverplichting niet nakomt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/235540-20 (ontneming)
Datum uitspraak : 23 december 2021
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde], (hierna te vernoemen: veroordeelde)
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.W.J. Hopmans, advocaat in Groesbeek.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 488.070,95.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 9 december 2021 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt. De zaak is op voornoemde datum ter terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat aannemelijk is geworden dat veroordeelde in beide kweekruimtes voordeel heeft genoten van één oogst en op grond daarvan de vordering bijgesteld tot een bedrag van € 50.634,15 (kweekruimte 1: € 18.270,55 + kweekruimte 2: € 32.363,60). Van dit bedrag dienen de kosten van [slachtoffer] naar rato van één oogst per kweekruimte nog te worden afgetrokken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu veroordeelde geen geld heeft verdiend met de hennepteelt. Veroordeelde heeft één keer in één ruimte geoogst en deze oogst was mislukt. Het hennepafval dat is aangetroffen was van deze oogst afkomstig. De henneptoppen zaten onder in de vuilniszakken waar ook het hennepafval in zat. Als er vaker was geoogst dan was er meer restafval aangetroffen. Uit jurisprudentie volgt dat de vaststellingen tijdens het aantreffen van een hennepkwekerij, gebaseerd op visuele waarnemingen van een opsporingsambtenaar, op zichzelf genomen niet aannemelijk maken dat er in de betreffende hennepkwekerij sprake is geweest van een eerdere oogst. Ook is het gebruikelijk dat bij de opbouw van een hennepkwekerij tweedehands materialen worden gebruikt. De raadsman heeft in dit verband gewezen op onder meer ECLI:NL:GHSHE:2014:645. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de anonieme melding uit 2018 onvoldoende concreet en verifieerbaar is om als begin van de ontnemingsperiode te gebruiken. Bovendien is de ter terechtzitting aangepaste ontnemingsvordering van de officier van justitie niet concreet onderbouwd en niet verifieerbaar. Tot slot heeft de raadsman verzocht om bij een eventuele berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen gebruik te maken van de kosten voor hennepstekken zoals opgenomen in het rapport van BOOM, nu deze waarden zijn verdubbeld.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft heden tegen veroordeelde een vonnis gewezen waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren ter zake van:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, gepleegd op 9 april 2020;
  • diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, gepleegd in de periode van 1 december 2019 tot 9 april 2020;
  • opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen en een stoornis in de werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is, gepleegd in de periode van 1 december 2019 tot 9 april 2020.
De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis onder meer het volgende vastgesteld.
Veroordeelde is eigenaar van het pand gelegen aan de [adres] in de gemeente Beuningen. Op de zolder van de schuur van dit pand is op 9 april 2020 een hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij bestond uit twee kweekruimtes, een droogruimte en een derde overige ruimte. In de eerste kweekruimte stonden 210 hennepplanten van ongeveer 1 meter hoog. In de tweede kweekruimte stonden 300 potten gevuld met stekblokjes met daarin een afgeknipte stengel van een hennepplant. In de derde ruimte werden 84 hennepstekken aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit andere feiten, te weten het telen van hennep (ook) buiten de bij voornoemd vonnis bewezenverklaarde pleegperiode. Er bestaan namelijk voldoende aanwijzingen, en er kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld, dat veroordeelde een eerdere hennepoogst heeft gehad en die oogst heeft verkocht. De rechtbank baseert zich daarbij op het op 9 december 2021 ter terechtzitting gehouden onderzoek, in samenhang met de inhoud van het procesdossier, het voornoemde vonnis en de daaraan ontleende bewijsmiddelen. [1]
Andere strafbare feiten (eerdere oogst)
Veroordeelde heeft verklaard dat hij eigenaar was van de hennepkwekerij. Van december 2019 tot januari 2020 heeft hij de kwekerij opgebouwd. Hij kweekte per ruimte. In één van de kweekruimtes is één keer geoogst. Deze oogst was mislukt en heeft hij niet kunnen verkopen. [2] De rechtbank acht de verklaring van veroordeelde niet geloofwaardig, omdat deze niet overeenkomt met de feiten en de staat van de hennepplantage zoals deze door de politie is aangetroffen.
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij op 9 april 2020 zijn onder meer aangetroffen: [3]
  • in beide kweekruimtes een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten;
  • in beide kweekruimtes verkleuring op het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen, op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de latten;
  • in kweekruimte 1 verkleuring van purschuim;
  • in kweekruimte 2 verdroogde resten van hennepplanten;
  • in kweekruimte 2 potten gevuld met losse steenwol vlokken, met daarin een stekblokje en een afgeknipt stronkje van een hennepplant;
  • in kweekruimte 2 drie vuilniszakken met knipafval van hennepplanten;
  • in kweekruimte 2 en in de derde ruimte knipscharen met hennepresten en slaolie;
  • in de derde ruimte vijf gebruikte assimilatielampen;
  • in de derde ruimte vijf vuilniszakken met beschimmeld hennepafval en zeven vuilniszakken met daarin steenwollen cubes, met daarin stekblokjes met de wortel en een stukje van een afgeknipte hennepplant.
  • in de derde ruimte 13 strijkzakken met daarnaast een strijkijzer waarvan het ijzer sterk vervuild was;
  • in de derde ruimte meerdere voedingsmiddelen en bestrijdingsmiddelen;
  • in de droogruimte meerdere droogrekken met daarop en op de grond resten van hennepplanten;
  • in de droogruimte een koolstoffilter waarvan het filterdoek sterk vervuild was;
  • in de droogruimte gedroogde henneptoppen in een lamp.
Tevens lag er stof op:
  • de kappen van de armaturen van de assimilatielampen;
  • het stoffilter van de koolstofcilinder;
  • de aanwezige elektra;
  • de spinnenwebben op het schakelbord.
De conclusie in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is dat in de periode van 25 maart 2018 tot 9 april 2020 in kweekruimte 1 negen keer is geoogst en in kweekruimte 2 tien keer is geoogst. Daarbij is uitgegaan van een kweekcyclus van tien weken en zijn de voornoemde aangetroffen aanwijzingen in aanmerking genomen. [4]
De rechtbank neemt deze conclusie uit het rapport niet over. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk geworden dat er rond 25 maart 2018 is begonnen met het kweken van hennep. Enkel de (onvoldoende concrete en niet verifieerbare) anonieme melding van 30 mei 2018, zonder dat deze wordt gestaafd door concrete aanwijzingen in het procesdossier dat op die datum al daadwerkelijk een hennepkwekerij in werking was, is daartoe onvoldoende. De rechtbank acht wel aannemelijk geworden dat veroordeelde één keer (in één kweekruimte) heeft geoogst. Veroordeelde heeft zelf verklaard dat hij de kwekerij van begin december 2019 tot half januari 2020 heeft opgebouwd. Hij is vervolgens per ruimte gaan kweken. De periode van 15 januari 2020 tot en met 9 april 2020 beslaat 12 weken. Uitgaande van een kweekcyclus van tien weken, kan naar het oordeel van de worden aangenomen dat veroordeelde na 15 januari 2020 één keer heeft geoogst in kweekruimte 2. Deze conclusie past ook bij de aangetroffen situatie in de kwekerij: een kweekruimte met 210 hennepplanten van ongeveer 1 meter hoog en een kweekruimte met 300 potten met daarin stekblokjes en afgeknipte hennepplanten.
De niet nader onderbouwde verklaring van veroordeelde dat de oogst was mislukt, waardoor hij deze niet heeft kunnen verkopen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Onder meer het aantreffen van de gebruikte knipscharen met hennepresten, de zakken met hennepafval, de aangetroffen henneptoppen in de droogruimte en de strijkzakken met daarnaast een sterk vervuild strijkijzer duiden er niet op dat de oogst is mislukt. Bovendien hebben de verbalisanten ten aanzien van de henneptoppen geconstateerd dat deze gedroogd waren en dat daarop geen sporen van ongedierte of ziektes te zien waren . De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat uit de oogst geen opbrengst zou zijn voortgekomen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat veroordeelde, als eigenaar van de hennepkwekerij, wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit één eerdere oogst.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van enkele feiten en omstandigheden zoals die in het ‘Rapport berekening wederrechtelijk voordeel hennepkwekerij’ zijn beschreven en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De politie is bij het opstellen van dat rapport uitgegaan van de uitgangspunten in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016 (verder: het rapport), waarin standaardberekeningen en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen zijn vermeld.
Uitgangspunten rapport:
Een kilogram hennep levert volgens het rapport een bedrag van € 4.070,00 op. De rechtbank neemt dit uitgangspunt over. Datzelfde geldt voor de opbrengst hennep per plant van 28,6 gram, bij een bepaalde hoeveelheid planten per m².
Kweekruimte 2:
Opbrengst:
In de kweekruimte werden 300 potten aangetroffen:
Totale bruto opbrengst hennep per oogst: 300 planten x 28,6 gram = 8,58 kilogram
Totale bruto opbrengst per oogst: 8,58 kilogram x € 4.070,00 = € 34.920,60
Kosten:
De elektriciteit is niet op legale wijze betrokken. [slachtoffer] heeft een nota opgemaakt (p. 172 van het dossier), die is voldaan. Enkel de kosten die in directe relatie staan tot de eerdere oogst in kweekruimte 2 komen in aanmerking voor aftrek op de opbrengst. De blijkens de nota van [slachtoffer] berekende kosten aan netverlies over 2020, te weten 99 dagen (± 14 weken) bedragen € 2.232,81 (vast € 2.076,39 + contractueel € 156,42). Dit bedrag staat in relatie tot de teelt van 300 hennepplanten in kweekruimte 2, gedurende een kweekcyclus van tien weken, alsmede tot de teelt van de 210 aangetroffen hennepplanten in kweekruimte 1, eveneens gedurende tien weken. In dit geval komt enkel voor aftrek in aanmerking een deel van het bedrag van € 2.232,81, namelijk het deel dat betrekking heeft op de teelt van 300 hennepplanten in kweekruimte 2, gedurende een kweekcyclus van tien weken.
De nota van [slachtoffer] biedt geen inzicht in de precieze omvang van dit bedrag. De rechtbank zal de in aftrek te brengen kosten voor de teelt van 300 hennepplanten in kweekruimte 2 daarom schatten. Aangezien in kweekruimte 2 meer apparatuur aanwezig was dan in kweekruimte 1, mag worden aangenomen dat in kweekruimte 2 meer elektriciteit is verbruikt dan in kweekruimte 1. Gelet hierop schat de rechtbank de elektriciteitskosten voor de eerdere oogst in kweekruimte 2 op een bedrag van afgerond € 1.063,00 (€ 2.232,81 / 14 x 10 =
€ 1.594,86 x 2/3).
De in mindering te brengen kosten per oogst van kweekruimte 2 zijn op basis van het rapport:
Afschrijvingskosten € 250,00 (tabel p. 3 van rapport)
Hennepstekken € 1.143,00 (€ 3,81 per stek/plant)
Variabele kosten € 1.164,00 (€ 3,88 per stek/plant)
Totale kosten per oogst: € 2.557,00
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen aanleiding om wat betreft de kosten van de hennepstekken uit te gaan van een hoger bedrag dan hiervóór genoemd. Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij wat dat betreft hogere uitgaven heeft gedaan.
De netto opbrengst van de oogst in kweekruimte 2 bedraagt dan:
€ 34.920,60 - € 2.557,00 = € 32.363,60
Van dit totaalbedrag wordt het inmiddels voldane bedrag aan elektriciteit van € 1.063,00 afgetrokken.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt dan berekend op:
( € 32.363,60 - € 1.063,00 = ) € 31.300,60
De rechtbank zal het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook vaststellen op een bedrag van € 31.300,60
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt vastgesteld aan de Staat te betalen.
De rechtbank zal bepalen dat veroordeelde kan worden gegijzeld gedurende een periode van maximaal 626 dagen indien hij zijn betalingsverplichting niet nakomt.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 31.300,60 (eenendertigduizenddriehonderd euro en zestig eurocent);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 626 (zeshonderd en zesentwintig) dagen.
Aldus gegeven door mr. F.M.C. Boesberg (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2021.
Mr. K.A.M. van Hoof is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020236670, gesloten op 2 juli 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 9 december 2021.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, p. 10-13; proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 4-5.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, p. 8, 10-13.