De kantonrechter overweegt als volgt.
[verzoekende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij – na een lang dienstverband zonder enige dag ziekte – met name erg ontdaan was door de toon in de e-mail van [betrokkene 2] van 6 april 2020, direct na de eerste ziekmelding van [verzoekende partij] . Dit is volgens haar de start van een lange vervelende periode die een knik in de tot dan goede verhoudingen heeft gegeven. [betrokkene 2] , zoals ter zitting door Gomes is betoogd, handelde op dat moment vanuit emotie, gelet op de problemen die het bedrijf had door de opgelegde maatregel van een lockdown. Deze handelwijze getuigt naar het oordeel van de kantonrechter, zeker in het geval van een directeur van een grote onderneming, niet van goed werkgeverschap. Het is ook niet aan de werkgever om te beoordelen of een werknemer ziek is. Dit is voorbehouden aan de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft vervolgens ook geconcludeerd dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid.
[verzoekende partij] verwijt Gomes voorts dat de bedrijfsarts haar de verslagen niet toestuurde en dat MEERbaan ten onrechte informatie bij de bedrijfsarts opvroeg. De kantonrechter overweegt dat de handelwijze van de bedrijfsarts en MEERbaan op zichzelf niet aan Gomes kunnen worden toegerekend. Daar staat tegenover dat [betrokkene 3] , in haar functie als casemanager in dienst bij Gomes, de taak had om de communicatie met [verzoekende partij] over haar re-integratie goed te laten verlopen en de verslagen van de bedrijfsarts met [verzoekende partij] zonodig te bespreken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Gomes toegelicht dat dergelijke verslagen in een digitale portal worden gezet. Onbetwist staat vast dat het [verzoekende partij] vanaf de dag dat zij zich ziek meldde niet lukte om toegang tot deze portal te krijgen en [betrokkene 3] hier van meet af aan van op de hoogte was. Sterker nog, zij heeft om deze reden zelf de eerste ziekmelding van [verzoekende partij] in de portal ingevoerd. Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene 3] [verzoekende partij] nadien uitleg heeft gegeven over hoe zij wel toegang kon krijgen en zich ervan heeft vergewist dat dit [verzoekende partij] toen wel lukte. Dat dit niet het geval was blijkt bovendien uit het feit dat [verzoekende partij] telkens om toezending van de desbetreffende stukken verzoekt. Dat [betrokkene 3] deze stukken vervolgens niet, althans slechts gedeeltelijk en pas nadat daarom telkens door (de gemachtigde van) [verzoekende partij] werd verzocht aan haar heeft verstrekt valt Gomes aan te rekenen.
De verwijten die [verzoekende partij] Gomes maakt ten aanzien van het herhaaldelijk willen beëindigen van haar arbeidsovereenkomst zijn door Gomes gemotiveerd weersproken.
Zij voert aan dat het de bedrijfsarts was die [betrokkene 3] heeft geïnformeerd dat [verzoekende partij] de arbeidsovereenkomst mogelijk door middel van een vaststellingsovereenkomst wenste te beëindigen. Daarom heeft zij een vaststellingsovereenkomst aan [verzoekende partij] voorgelegd. Partijen zijn het echter niet eens geworden over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst beëindigd diende te worden, zodat daarover geen overeenstemming is bereikt. Nadien heeft zij nog een aantal keren een voorstel voor beëindiging gedaan, maar ook toen is daar geen overeenstemming over bereikt. [verzoekende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het de bedrijfsarts was die haar de optie van een vaststellingsovereenkomst heeft voorgehouden, waarop zij heeft aangegeven een dergelijk voorstel af te zullen wachten. Hoewel het herhaald toezenden van een concept-vaststellingsovereenkomst bij [verzoekende partij] een gevoel van druk zal hebben gegeven, heeft zij daartoe zelf het startsein gegeven, werd zij juridisch bijgestaan en is door haar gemachtigde steeds aangegeven dat de voorstellen van Gomes niet akkoord waren.
Gomes betwist voorts de haar gemaakte verwijten ten aanzien van de re-integratie. Zij weerspreekt dat zij [verzoekende partij] onder druk heeft gezet om weer aan het werk te gaan. [verzoekende partij] is wel degelijk ziek gemeld en Gomes heeft aan haar verplichtingen in het kader van de re-integratie van [verzoekende partij] voldaan, aldus Gomes.
De kantonrechter overweegt dat uit het oordeel van het UWV van 15 maart 2021 volgt dat Gomes in ieder geval tot op dat moment niet tekort is geschoten in haar
re-integratieverplichtingen. Weliswaar geeft het UWV ook aan dat Gomes eerder over had kunnen gaan tot mediation, maar zij verbindt geen gevolgen aan. Daar komt bij dat mediation op dat moment nog niet door de bedrijfsarts was geadviseerd, terwijl voorts uit de verslagen van de bedrijfsarts en de rapportage van de verzekeringsarts blijkt dat niet alleen sprake is van werkgerelateerde problemen en dat [verzoekende partij] juist even rust nodig had. Dat Gomes haar getracht heeft deze rust te geven en niet teveel druk te zetten op de re-integratie kan haar dan ook niet verweten worden. Hoewel het door toedoen van Gomes nog even heeft geduurd, is in juni 2021 alsnog mediation opgestart. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid. Uit de stukken blijkt voorts dat de verhouding tussen [verzoekende partij] en de heer
Van der Meer van MEERbaan al vrij snel gespannen was. Nadat [verzoekende partij] dit aangaf, heeft zij daarom een andere coach bij MEERbaan gekregen. Gomes had daarna de indruk dat het tweede spoortraject toen wel goed liep. Toen zij opnieuw klachten van [verzoekende partij] ontving over de begeleiding door MEERbaan, heeft zij voorgesteld om een ander
re-integratiebureau in te schakelen. Hierop heeft [verzoekende partij] echter niet meer gereageerd.
[verzoekende partij] verwijt Gomes verder dat zij ten onrechte een loonstop heeft aangezegd. Dit erkent Gomes. Hoewel Gomes deze loonstop weliswaar niet feitelijk heeft doorgevoerd en op het gebruikelijke tijdstip het salaris aan [verzoekende partij] heeft uitbetaald, heeft dit de druk bij
wel opgevoerd.
Alles afwegende kan naar het oordeel van de kantonrechter worden geconcludeerd dat Gomes een ernstig verwijt gemaakt kan worden van de gang van zaken na de ziekmelding op 6 april 2020.