ECLI:NL:RBGEL:2021:7057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
9364972
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van werknemer met toekenning van transitievergoeding en billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 november 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een werknemer om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werknemer, die sinds 2002 in dienst was bij Gomes B.V., verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, die voortvloeiden uit een verstoorde arbeidsrelatie en het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De werknemer had zich ziek gemeld en stelde dat Gomes niet adequaat had gereageerd op haar ziekte, haar re-integratieverplichtingen niet was nagekomen en haar onder druk had gezet om haar arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat Gomes inderdaad ernstig verwijtbaar had gehandeld, vooral na de ziekmelding van de werknemer op 6 april 2020. De kantonrechter wees de ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe en kende de werknemer een transitievergoeding van € 10.019,93 en een billijke vergoeding van € 4.500,00 toe. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op deze vergoedingen omdat de werkgever tekort was geschoten in zijn zorgplicht en de communicatie met de werknemer onvoldoende was geweest. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 januari 2022, en Gomes werd veroordeeld tot het opstellen van een correcte eindafrekening.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9364972 \ HA VERZ 21-159 \ 512 \ 918
uitspraak van 5 november 2021
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. M. Hille Ris Lambers
en
de besloten vennootschap
Gomes B.V.
gevestigd te Ede
verwerende partij
gemachtigde mrs. E. van Otterloo en I. Staps-Geenen
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en Gomes genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 28 juli 2021 met producties;
- het verweerschrift van 24 september 2021 met producties;
- de brief van 17 augustus 2021 met producties van de zijde van [verzoekende partij] ;
- de brief van 1 oktober 2021 met producties van de zijde van [verzoekende partij] ;
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2021 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [verzoekende partij] en de gemachtigde van Gomes.
1.2.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is met ingang van 26 juni 2002 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van Gomes laatstelijk in de functie van Taxichauffeur (in de dementiezorg) tegen een salaris van € 1.426,22 bruto per maand exclusief emolumenten bij een arbeidsomvang van 24 uren per week.
2.2.
Vanaf 17 maart 2020 kon Gomes [verzoekende partij] en haar collega’s de gebruikelijke werkzaamheden niet aanbieden vanwege de van overheidswege opgelegde lockdown maatregel ter bestrijding van de Covidpandemie.
heeft daarom op verzoek van Gomes haar vakantie (die aanvankelijk van
26 maart 2020 tot en met 6 april 2020 zou duren) verschoven naar de periode 19 maart 2020 tot en met 3 april 2020.
2.3.
Bij e-mailbericht van 3 april 2020 heeft de heer [betrokkene 1] van de aan Gomes gelieerde onderneming NOOT Personenvervoer (hierna: NOOT) [verzoekende partij] en een aantal van haar collega’s opgeroepen om zich om 9.00 uur te melden bij de receptie van het hoofdkantoor te Ede om vervangende werkzaamheden te komen verrichten.
2.4.
[verzoekende partij] heeft hierop bij e-mailbericht van 4 april 2020 Gomes onder meer als volgt bericht:
“(…) DEZE MAIL HEB IK GISTERAVOND GEKREGEN.
Een en al onduidelijkheid.
Klopt dit wel?
Vooralsnog ga ik hier niet op in.
Iedereen wordt verzocht thuis te blijven, en zo min mogelijk contacten er maken.
Dus ik kom maandag niet naar hoofdkantoor.
Het adres staat trouwens ook niet in de mail. (…)”
2.5.
Bij e-mailbericht van 6 april 2020 om 11.41 uur heeft de echtgenoot van [verzoekende partij] de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), directeur van NOOT, onder meer als volgt bericht:
“ [verzoekende partij]– toevoeging kantonrechter]
heeft zich deze morgen ziek gemeld.
Zij zit er even helemaal doorheen, en zal het een tijdje rustig aan moeten doen.
Het is echt geen onwil maar het gaat gewoon even niet.
Eigenlijk hadden wij vandaag (…) terug zullen komen van vakantie.
Daar was zij echt helemaal aan toe, maar door de coronacrisis is deze vakantie helaas geannuleerd.
Nu dwingen jullie haar min of meer tot alternatieve werkzaamheden.
Het is komen of verlof opnemen. Het niet komen zou volgens jullie gevolgen kunnen hebben.
Wel [verzoekende partij] had dus al vakantie opgenomen en zoals gezegd kon dat door de crisis niet doorgaan.
Na overleg met de planning bij jullie, twee weken terug, is er besloten dat [verzoekende partij] voor haar al geplande vakantiedagen enkele extra dagen verlof op wil nemen.
Dit allemaal ten behoeve voor de firma Noot/ Gomes.
Dus wat jullie nu aanvoeren, of verlof opnemen of komen, is wel een beetje overtrokken.
[verzoekende partij] had de afspraak gemaakt met de planning, dat als er werk zou zijn wat in de lijn van bestaande werkzaamheden ligt, zij zou worden opgebeld.
In plaats van bellen komt er vervolgens een vage mail zonder Noot/Gomes logo waarin haar wordt medegedeeld dat zij zich maar even hoeft te melden voor werkzaamheden welke geheel niet liggen in de haar gerelateerde werkzaamheden.
(…)
Ik hoop via deze mail dat jullie begrip tonen voor de situatie.”
2.6.
Bij e-mailbericht van 6 april 2020 om 12.39 uur heeft [betrokkene 2] [verzoekende partij] als volgt bericht:
“Uit jouw reactie begrijp ik dat je denkt dat je de keuze hebt ergens niet op in kunt gaan.
Dat is niet het geval. Wij geven jou een werkopdracht en hier geen gehoor aan geven heeft gevolgen.
E.e.a. geheel in lijn met de RIVM richtlijnen en zoals je overal op internet kunt vinden wat een werkgever in deze situatie van een werknemer mag verwachten. Zoals je wellicht weet zijn een heleboel winkels nog gewoon open (bouwmarkten etc). Het gaat om het feit dat je anderhalve meter afstand moet houden. Dat lukt bij hetgeen we van jullie verlangen echt wel lukken.
Het feit dat het adres van ons kantoor er niet bij staat en jij dit als argument aanvoert is natuurlijk echt te triest voor woorden. Ook dit kun je vinden op internet hoor. Een beetje moeite is niet teveel gevraagd lijkt me.
Je hebt de volgende keuzes: of je neemt verlof op of je bent morgen hier (te weten [adres] ) voor vervangende werkzaamheden.”
2.7.
Nadat [verzoekende partij] zich op 7 mei 2020 hersteld had gemeld, meldt zij zich op
8 mei 2020 opnieuw ziek.
2.8.
Op 11 juni 2020 heeft [verzoekende partij] contact met de bedrijfsarts. Deze adviseert partijen om samen in goed overleg te kijken wat [verzoekende partij] kan doen en hoe ze haar werk met beleid gefaseerd kan oppakken. Dit is daarop ook gebeurd, maar kort na aanvang van de re-integratiewerkzaamheden is [verzoekende partij] opnieuw volledig uitgevallen.
2.9.
Op 20 augustus 2020 heeft [verzoekende partij] opnieuw contact met de bedrijfsarts. Deze adviseert om vanaf 24 augustus 2020 te starten met het opbouwen van de uren, te beginnen met twee keer twee uur. Voorts geeft de bedrijfsarts aan dat er een plan gemaakt moet worden, dat te snel te veel willen het herstel zal belemmeren en dat als [verzoekende partij] klachten krijgt de urenopbouw een week verlengd dient te worden.
Bij e-mailbericht van 21 augustus 2020 heeft mevrouw [betrokkene 3] , de casemanager in dienst van Gomes, hierna: [betrokkene 3] , een Plan van Aanpak aan [verzoekende partij] verzonden met de mededeling dat [verzoekende partij] vanaf 31 augustus 2020 voor twee uur per dag zou worden ingepland en dat [betrokkene 3] na 1,5 week graag contact met [verzoekende partij] zou willen om de opbouw te bespreken. [verzoekende partij] is door Gomes vervolgens niet ingepland.
2.10.
Op 1 oktober 2020 heeft [verzoekende partij] opnieuw contact met de bedrijfsarts. Deze adviseert om het opgestelde werkplan op te pakken, vanaf 13 oktober 2020 te starten met twee keer twee uur werken en de uren in stappen verder op te bouwen. Voorts geeft de bedrijfsarts aan dat partijen samen een werkopbouwplan moeten maken. Daarnaast heeft de bedrijfsarts [verzoekende partij] de mogelijkheid van een vaststellingsovereenkomst voorgehouden om op die manier tot een einde van de arbeidsovereenkomst te komen.
2.11.
Bij e-mailbericht van 5 oktober 2020 heeft Gomes [verzoekende partij] een vaststellingsovereenkomst gezonden ter beëindiging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt.
2.12.
Op 28 oktober 2020 is [verzoekende partij] wederom gestart met re-integratiewerkzaamheden. [verzoekende partij] kreeg echter direct weer klachten en heeft deze werkzaamheden daardoor vroegtijdig moeten staken. Door Gomes is wederom een vaststellingsovereenkomst aan
voorgelegd, waarover opnieuw geen overeenstemming is bereikt.
2.13.
Op 12 november 2020 heeft [verzoekende partij] contact met de bedrijfsarts. Deze adviseert [verzoekende partij] eerst rust te laten nemen om vervolgens de werkzaamheden per 1 januari 2021 voor 50% en per 1 februari 2021 volledig te hervatten. Gomes heeft [verzoekende partij] daarover geïnformeerd en haar daarbij wederom een vaststellingsovereenkomst voorgelegd. De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft op 16 november 2020 aangegeven dat [verzoekende partij] niet akkoord ging met de vaststellingsovereenkomst en dat zij het bovendien niet eens was met het oordeel van de bedrijfsarts.
2.14.
Bij brief van 18 november 2020 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] het UWV verzocht om een deskundigenoordeel zowel over de arbeidsongeschiktheid van [verzoekende partij] als over de re-integratie inspanningen van Gomes.
2.15.
Op 21 januari 2021 heeft [verzoekende partij] contact met de bedrijfsarts. Deze handhaaft het op 12 november 2020 gegeven advies. [betrokkene 3] heeft [verzoekende partij] vervolgens opgeroepen om per 25 januari 2021 haar werkzaamheden voor 50% van haar contracturen te hervatten. De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft Gomes hierop bij e-mailbericht van 22 januari 2021 bericht dat [verzoekende partij] niet over de rapportage van de bedrijfsarts beschikt, niet in staat is de werkzaamheden te hervatten en dit daarom ook niet zal doen.
2.16.
Bij deskundigenoordeel van 25 februari 2021 heeft het UWV geoordeeld dat
[verzoekende partij] op 1 februari 2021 haar eigen werk niet kon doen. Het UWV overweegt daartoe onder meer het volgende:
“(…) kom ik tot mijn oordeel dat er nog wel sprake is van meer dan gebruikelijk mentale klachten. Deze klachten kunnen naar mijn mening niet uitsluitend worden toegeschreven aan een verstoorde arbeidsverhouding, maar gaan dieper. Dit zal betekenen dat de werknemer naar mijn mening nog niet in volle omvang haar werk per 1-2-21 kon verrichten. Er waren echter wel benutbare mogelijkheden voor algemeen gangbare arbeid. (…)”
2.17.
Bij deskundigenoordeel van 15 maart 2021 heeft het UWV geoordeeld dat Gomes voldoende meewerkt aan de re-integratie van [verzoekende partij] . Het UWV overweegt daartoe onder meer het volgende:
“(…) Hoewel ik kan begrijpen dat de re-integratie door werkgever bij werknemer tot de nodige spanningen heeft geleid heeft werkgever in het algemeen wel de juiste processtappen gevolgd. De verzekeringsarts heeft ook aangegeven dat de klachten van werknemer niet alleen kunnen worden toegeschreven aan een verstoorde arbeidsverhouding. Toch is het de taak van de werkgever om te zorgen dat de re-integratie niet verder ziekmakend gaat worden waardoor de re-integratie alsnog als onvoldoende beoordeeld kan worden.
Werkgever had over kunnen gaan tot mediation. Dit heeft hij ten onrechte nagelaten, gezien de geringe belastbaarheid van werknemer op dat moment en het feit dat aangegeven is dat er nu wel afspraken worden gemaakt inzake re-integratie kan ik niet zeggen dat dit het re-integratieproces zelf momenteel heeft belemmerd dan wel dat er kansen gemist zijn hierdoor. Vooralsnog zijn de inspanningen dan ook voldoende geweest. (…)”
2.18.
Op 18 maart 2021 heeft de bedrijfsarts contact met de [verzoekende partij] .
Vervolgens is op 23 maart 2021 door Gomes re-integratie in het tweede spoor gestart.
Zij heeft hiervoor re-integratiebureau MEERbaan ingeschakeld.
2.19.
Op 18 juni 2021 heeft er een mediationgesprek tussen partijen plaatsgevonden.
Dit heeft echter niet geleid tot het gewenste resultaat, waarna de mediation is beëindigd.
2.20.
Op 8 juli 2021 heeft de bedrijfsarts contact met [verzoekende partij] . Bij e-mailbericht van
8 juli 2021 bericht [betrokkene 3] [verzoekende partij] onder meer als volgt:
“Zojuist heeft u een gesprek gevoerd met onze bedrijfsarts (…). Zoals reeds bij u bekend volgt daarna een gesprek met de casemanager verzuim om het Plan van Aanpak voor de komende periode in overleg op te stellen. U heeft direct na het gesprek met de bedrijfsarts het pand verlaten.
U werkt wederom niet actief mee aan uw reintegratie, daarom stel ik per direct een loonstop in. (…)”
2.21.
Op 14 juli 2021 heeft Gomes [verzoekende partij] een Plan van Aanpak toegezonden.
2.22.
Op 20 juli 2021 ontvangt [verzoekende partij] via Gomes een FML.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt:
primair
a. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens gewichtige redenen, gelegen in verandering van omstandigheden;
b. Gomes te veroordelen om aan haar te betalen de transitievergoeding zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 1 BW;
c. Gomes te veroordelen om aan haar te betalen een billijke vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:671c lid 2 sub a BW ten bedrage van € 30.806,35 bruto, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen billijke vergoeding;
d. Gomes te veroordelen om een correcte eindafrekening te doen opmaken per datum einde dienstverband waarin in elk geval de vakantietoeslag en de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen worden betrokken;
e. haar te ontheffen van een eventueel tussen partijen bestaand relatie-/ concurrentiebeding;
subsidiair
f. haar, indien de kantonrechter van oordeel is dat zij niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding en/of een billijke vergoeding, een termijn te stellen waarbinnen zij het verzoekschrift kan intrekken;
primair en subsidiair
g. Gomes te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[verzoekende partij] legt aan haar verzoeken het volgende ten grondslag.
Gomes heeft de arbeidsverhouding tussen haar en [verzoekende partij] moedwillig volledig verstoord en dit is haar ernstig te verwijten. Zij heeft voortdurend druk uitgeoefend op [verzoekende partij] , telkens getracht haar de organisatie uit te werken en daarbij geen bereidheid getoond om zelfs maar de transitievergoeding te betalen. Tijdens de ziekte van [verzoekende partij] heeft Gomes verder de bepalingen van de Wet Verbetering Poortwachter overtreden. [verzoekende partij] is inmiddels meer dan een jaar arbeidsongeschikt. Door de handelwijze van Gomes is haar gezondheidstoestand verslechterd. Het gevolg hiervan is dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord, zodat om ontbinding wordt verzocht. Deze ontbinding van de arbeidsovereenkomst is het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van Gomes en daarom is plaats voor toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
3.3.
Gomes voert hiertegen verweer waarop hierna, waar nodig voor de beoordeling van de zaak, verder wordt ingegaan. Zij betwist dat zij is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als goed werkgever, laat staan dat haar een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de ontstane situatie. Zij verzet zich evenwel niet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en verzoekt in geval van ontbinding geen transitievergoeding en ook geen billijke vergoeding toe te kennen en [verzoekende partij] in de proceskosten te veroordelen.

4.De beoordeling

De ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.1.
Artikel 7:671c lid 1 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst kan ontbinden op grond van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Nu Gomes zich niet tegen de verzochte ontbinding verzet, het een werknemersverzoek betreft waarop de bijzondere opzegverboden niet van toepassing zijn en een werknemersverzoek in beginsel gehonoreerd dient te worden, wordt het verzoek tot ontbinding toegewezen.
Toekenning transitievergoeding en billijke vergoeding
4.2.
Vervolgens moet worden beoordeeld of er in deze procedure aanleiding is voor toekenning van de verzochte transitievergoeding en billijke vergoeding. Nu het verzoek is ingediend door [verzoekende partij] als werknemer, is de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 onder b BW slechts verschuldigd indien er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever. Voor de toekenning van een billijke vergoeding geldt ingevolge artikel 7:671c lid 2 aanhef en onder b BW dezelfde maatstaf.
4.3.
[verzoekende partij] stelt dat Gomes ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door voortdurend druk op haar uit te oefenen, telkens aan te sturen op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder ook maar de transitievergoeding te willen betalen. Gomes heeft daarnaast haar ziekte niet serieus genomen door te laat de bedrijfsarts in te schakelen, haar re-integratie verplichtingen niet na te komen, lang te weigeren het middel van mediation in te zetten, voortijdig het tweede spoor in te zetten via de organisatie MEERbaan met een begeleider waarin [verzoekende partij] geen vertrouwen had. Ook was er sprake van een ernstig verwijtbaar gebrek aan communicatie tijdens de ziekte van [verzoekende partij] . Zo ontving [verzoekende partij] de verslagen van de bedrijfsarts pas na herhaald verzoek en soms zelfs niet. Door de handelwijze van Gomes is haar gezondheidstoestand na een lang dienstverband zonder ziekte nu sterk verslechterd. Het gevolg hiervan is dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord. Dit kan Gomes ernstig worden verweten, hetgeen de toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding rechtvaardigt, aldus [verzoekende partij] . Gomes voert daartegen gemotiveerd verweer.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
[verzoekende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij – na een lang dienstverband zonder enige dag ziekte – met name erg ontdaan was door de toon in de e-mail van [betrokkene 2] van 6 april 2020, direct na de eerste ziekmelding van [verzoekende partij] . Dit is volgens haar de start van een lange vervelende periode die een knik in de tot dan goede verhoudingen heeft gegeven. [betrokkene 2] , zoals ter zitting door Gomes is betoogd, handelde op dat moment vanuit emotie, gelet op de problemen die het bedrijf had door de opgelegde maatregel van een lockdown. Deze handelwijze getuigt naar het oordeel van de kantonrechter, zeker in het geval van een directeur van een grote onderneming, niet van goed werkgeverschap. Het is ook niet aan de werkgever om te beoordelen of een werknemer ziek is. Dit is voorbehouden aan de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft vervolgens ook geconcludeerd dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid.
[verzoekende partij] verwijt Gomes voorts dat de bedrijfsarts haar de verslagen niet toestuurde en dat MEERbaan ten onrechte informatie bij de bedrijfsarts opvroeg. De kantonrechter overweegt dat de handelwijze van de bedrijfsarts en MEERbaan op zichzelf niet aan Gomes kunnen worden toegerekend. Daar staat tegenover dat [betrokkene 3] , in haar functie als casemanager in dienst bij Gomes, de taak had om de communicatie met [verzoekende partij] over haar re-integratie goed te laten verlopen en de verslagen van de bedrijfsarts met [verzoekende partij] zonodig te bespreken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Gomes toegelicht dat dergelijke verslagen in een digitale portal worden gezet. Onbetwist staat vast dat het [verzoekende partij] vanaf de dag dat zij zich ziek meldde niet lukte om toegang tot deze portal te krijgen en [betrokkene 3] hier van meet af aan van op de hoogte was. Sterker nog, zij heeft om deze reden zelf de eerste ziekmelding van [verzoekende partij] in de portal ingevoerd. Gesteld noch gebleken is dat [betrokkene 3] [verzoekende partij] nadien uitleg heeft gegeven over hoe zij wel toegang kon krijgen en zich ervan heeft vergewist dat dit [verzoekende partij] toen wel lukte. Dat dit niet het geval was blijkt bovendien uit het feit dat [verzoekende partij] telkens om toezending van de desbetreffende stukken verzoekt. Dat [betrokkene 3] deze stukken vervolgens niet, althans slechts gedeeltelijk en pas nadat daarom telkens door (de gemachtigde van) [verzoekende partij] werd verzocht aan haar heeft verstrekt valt Gomes aan te rekenen.
De verwijten die [verzoekende partij] Gomes maakt ten aanzien van het herhaaldelijk willen beëindigen van haar arbeidsovereenkomst zijn door Gomes gemotiveerd weersproken.
Zij voert aan dat het de bedrijfsarts was die [betrokkene 3] heeft geïnformeerd dat [verzoekende partij] de arbeidsovereenkomst mogelijk door middel van een vaststellingsovereenkomst wenste te beëindigen. Daarom heeft zij een vaststellingsovereenkomst aan [verzoekende partij] voorgelegd. Partijen zijn het echter niet eens geworden over de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst beëindigd diende te worden, zodat daarover geen overeenstemming is bereikt. Nadien heeft zij nog een aantal keren een voorstel voor beëindiging gedaan, maar ook toen is daar geen overeenstemming over bereikt. [verzoekende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat het de bedrijfsarts was die haar de optie van een vaststellingsovereenkomst heeft voorgehouden, waarop zij heeft aangegeven een dergelijk voorstel af te zullen wachten. Hoewel het herhaald toezenden van een concept-vaststellingsovereenkomst bij [verzoekende partij] een gevoel van druk zal hebben gegeven, heeft zij daartoe zelf het startsein gegeven, werd zij juridisch bijgestaan en is door haar gemachtigde steeds aangegeven dat de voorstellen van Gomes niet akkoord waren.
Gomes betwist voorts de haar gemaakte verwijten ten aanzien van de re-integratie. Zij weerspreekt dat zij [verzoekende partij] onder druk heeft gezet om weer aan het werk te gaan. [verzoekende partij] is wel degelijk ziek gemeld en Gomes heeft aan haar verplichtingen in het kader van de re-integratie van [verzoekende partij] voldaan, aldus Gomes.
De kantonrechter overweegt dat uit het oordeel van het UWV van 15 maart 2021 volgt dat Gomes in ieder geval tot op dat moment niet tekort is geschoten in haar
re-integratieverplichtingen. Weliswaar geeft het UWV ook aan dat Gomes eerder over had kunnen gaan tot mediation, maar zij verbindt geen gevolgen aan. Daar komt bij dat mediation op dat moment nog niet door de bedrijfsarts was geadviseerd, terwijl voorts uit de verslagen van de bedrijfsarts en de rapportage van de verzekeringsarts blijkt dat niet alleen sprake is van werkgerelateerde problemen en dat [verzoekende partij] juist even rust nodig had. Dat Gomes haar getracht heeft deze rust te geven en niet teveel druk te zetten op de re-integratie kan haar dan ook niet verweten worden. Hoewel het door toedoen van Gomes nog even heeft geduurd, is in juni 2021 alsnog mediation opgestart. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid. Uit de stukken blijkt voorts dat de verhouding tussen [verzoekende partij] en de heer
Van der Meer van MEERbaan al vrij snel gespannen was. Nadat [verzoekende partij] dit aangaf, heeft zij daarom een andere coach bij MEERbaan gekregen. Gomes had daarna de indruk dat het tweede spoortraject toen wel goed liep. Toen zij opnieuw klachten van [verzoekende partij] ontving over de begeleiding door MEERbaan, heeft zij voorgesteld om een ander
re-integratiebureau in te schakelen. Hierop heeft [verzoekende partij] echter niet meer gereageerd.
[verzoekende partij] verwijt Gomes verder dat zij ten onrechte een loonstop heeft aangezegd. Dit erkent Gomes. Hoewel Gomes deze loonstop weliswaar niet feitelijk heeft doorgevoerd en op het gebruikelijke tijdstip het salaris aan [verzoekende partij] heeft uitbetaald, heeft dit de druk bij
wel opgevoerd.
Alles afwegende kan naar het oordeel van de kantonrechter worden geconcludeerd dat Gomes een ernstig verwijt gemaakt kan worden van de gang van zaken na de ziekmelding op 6 april 2020.
4.5.
Gelet op het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Gomes, zodat er een grondslag bestaat voor de toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Transitievergoeding
4.6.
De transitievergoeding bedraagt, uitgaande van de onder r.o. 4.8. genoemde datum van ontbinding, € 10.019,93 bruto en zal gelet op het hiervoor overwogene worden toegewezen.
Billijke vergoeding
4.7.
[verzoekende partij] verzoekt om de toekenning van een billijke vergoeding van € 30.806,35 bruto, zijnde haar loon inclusief vakantiegeld tot 1 oktober 2023 (de datum waarop zij de AOW-leeftijd bereikt). Hoewel [verzoekende partij] stelt dat zij tot haar pensioen bij Gomes had willen werken, acht de kantonrechter het gelet op alle feiten en omstandigheden onwaarschijnlijk dat dit daadwerkelijk zou zijn gebeurd. Immers, [verzoekende partij] is al langere tijd ziek, om redenen die volgens de bedrijfsarts niet enkel werkgerelateerd zijn. Er is voorts sprake van een re-integratietraject in het tweede spoor zonder dat is gesteld of gebleken dat de inzet daarbij was een terugkeer in het eigen werk. De kantonrechter acht het daarom aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst, indien deze niet was ontbonden, niet langer dan tot 4 april 2022 had voortgeduurd, zijnde de dag dat [verzoekende partij] twee jaar ziek is. Dat Gomes nog een jaar loonsanctie opgelegd zou krijgen zoals [verzoekende partij] stelt, blijkt niet uit de stukken, in het bijzonder niet uit het onder r.o. 4.4. aangehaalde oordeel van het UWV van 15 maart 2021, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat [verzoekende partij] eerder dan 4 april 2022 hersteld zou zijn, gaat de kantonrechter bij de berekening van de billijke vergoeding uit van deze datum en het loon tijdens ziekte van € 1.283,60 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Rekening houdend met de hoogte van het op basis van het voorgaande nog verschuldigde loon tot 4 april 2022 en de reeds toegekende transitievergoeding, wordt de billijke vergoeding daarom vastgesteld op € 4.500,00 bruto.
Termijn ontbinding
4.8.
[verzoekende partij] verzoekt om de fictieve opzegtermijn in acht te nemen en de proceduretijd hierop niet in mindering te brengen. De kantonrechter zal, gelet op het bepaalde in artikel 7:671c lid 1 en lid 2 aanhef en onder a BW alsmede gelet op de hierna vermelde termijn van intrekking, de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 januari 2022.
Eindafrekening
4.9.
[verzoekende partij] verzoekt verder de veroordeling van Gomes om een correcte eindafrekening op te stellen per einde dienstverband waarin in elk geval betaling van de vakantietoeslag en de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen wordt betrokken. Op grond van de wet dient Gomes hieraan te voldoen, terwijl Gomes ook heeft aangegeven dit te zullen doen. Het verzoek wordt daarom toegewezen.
Relatie-/concurrentiebeding
4.10.
[verzoekende partij] verzoekt verder haar te ontheffen van een eventueel tussen partijen bestaand relatie-/concurrentiebeding. Nu niet is gesteld dat tussen partijen een dergelijk beding is overeengekomen, dit door Gomes wordt betwist en ook niet uit de arbeidsovereenkomst blijkt, heeft [verzoekende partij] geen belang bij dit verzoek. Het verzoek wordt om die reden afgewezen.
Gelegenheid tot intrekking verzoek
4.11.
Nu aan de ontbinding niet de volledige door [verzoekende partij] verzochte vergoeding wordt verbonden, zal zij op grond van artikel 7:686a lid 7 BW in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken als bedoeld in artikel 7:686a lid 6 BW binnen de hierna te noemen termijn.
Proceskostenveroordeling
4.12.
Nu Gomes grotendeels in het ongelijk wordt gesteld moet zij de proceskosten aan de zijde van [verzoekende partij] betalen. Indien [verzoekende partij] het verzoek intrekt, dient zij de proceskosten aan de zijde van Gomes te betalen.
5. De beslissing
De kantonrechter,
5.1.
stelt [verzoekende partij] in de gelegenheid uiterlijk 19 november 2021 het verzoek in te trekken;
indien [verzoekende partij] het verzoek intrekt:
5.2.
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van
Gomes begroot op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
indien [verzoekende partij] het verzoek niet intrekt:
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2022;
5.5.
veroordeelt Gomes tot betaling aan [verzoekende partij] van de transitievergoeding van
€ 10.019,93 bruto;
5.6.
veroordeelt Gomes tot betaling aan [verzoekende partij] van een billijke vergoeding van
€ 4.500,00 bruto;
5.7.
veroordeelt Gomes om aan [verzoekende partij] per einde dienstverband een correcte eindafrekening te verstrekken waarin in elk geval de vakantietoeslag en de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen worden betrokken, alsmede om het op grond van deze eindafrekening aan [verzoekende partij] verschuldigde bedrag te voldoen;
5.8.
veroordeelt Gomes in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekende partij] begroot op € 85,00 en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.