Uitspraak
1.De procedure
3.Het verzoek en het verweer
15 juni 2021;
7:626 BW, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
€ 2.948,00 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
27 mei 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, zijnde 15 juni 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel
7:625 BW;
4.Het zelfstandig tegenverzoek
Op grond van artikel 6:95 BW juncto artikel 6:96 BW en 6:106 BW dient [verz.pp./verw.pp.reconv.] voorts de schade die [verw.pp./verz.pp.reconv.] lijdt door onrechtmatige uitingen van [verz.pp./verw.pp.reconv.] aan [verw.pp./verz.pp.reconv.] te vergoeden.
5.De beoordeling
15 juni 2021 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
De kantonrechter dient bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen. Daarbij dient de aard en de ernst van de dringende reden afgewogen te worden tegen de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
aan dat er geen passende werkzaamheden zijn en wordt [verz.pp./verw.pp.reconv.] nogmaals in de gelegenheid gesteld op het beëindigingsvoorstel te reageren. Daar komt bij dat onbetwist vast staat dat [verz.pp./verw.pp.reconv.] desgevraagd de sleutel van het bedrijfspand bij [verw.pp./verz.pp.reconv.] had ingeleverd, de dagen tussen 10 juni 2021 en 15 juni 2021 geen gebruikelijke werkdagen voor haar waren, [verw.pp./verz.pp.reconv.] op vakantie was en volgens de bedrijfsarts tussen partijen nog sprake was van een arbeidsconflict. Aldus kon niet zonder meer van [verz.pp./verw.pp.reconv.] verwacht worden dat ze (gewoon) weer aan het werk zou gaan per 11 juni 2021. Uit het voorgaande volgt dat de [verz.pp./verw.pp.reconv.] verweten gedraging niet kan worden gekwalificeerd als dringende reden.
15 juni 2021 de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, zijnde het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (één maand) te weten tot en met 31 juli 2021, aan [verz.pp./verw.pp.reconv.] verschuldigd. Tussen partijen is niet in geschil dat dit een bedrag van € 2.948,00 bruto betreft, zodat dit bedrag wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt conform het bepaalde in artikel 7:686a
lid 1 BW toegewezen vanaf 31 juli 2021. Het verzoek om toekenning van de wettelijke verhoging wordt afgewezen nu bedoelde vergoeding geen loon betreft.
[verw.pp./verz.pp.reconv.] , het feit dat [verz.pp./verw.pp.reconv.] zich thans laat omscholen en een andere baan heeft en dat aan haar een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging zijn toegekend een billijke vergoeding van € 2.500,00 bruto redelijk. De wettelijke rente over de billijke vergoeding wordt toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking. Het verzoek om toekenning van de wettelijke verhoging wordt afgewezen nu bedoelde vergoeding geen loon betreft.
17 mei 2021 een bespreking heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat het toen tussen partijen is gegaan over het Plan van Aanpak en eventuele aanpassingen die daarin gedaan moesten worden. Daar komt nog bij dat [verz.pp./verw.pp.reconv.] steeds heeft aangedrongen op mediation, maar [verw.pp./verz.pp.reconv.] daaraan niet wenst aan mee te werken en het arbeidsconflict tussen partijen is blijven bestaan. Aldus is niet komen vast te staan dat [verz.pp./verw.pp.reconv.] niet heeft meegewerkt aan haar re-integratie en evenmin dat er anderszins sprake was van een grond voor het stopzetten van de loondoorbetaling. De vordering wordt daarom toegewezen. Dit geldt eveneens voor de daarover op grond van artikel 7:625 BW verschuldigde wettelijke verhoging, alsmede de wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging.
€ 5.000,00. De verschuldigdheid van bedoelde kosten is door [verw.pp./verz.pp.reconv.] betwist. Nu de vordering wordt betwist en op geen enkele wijze is onderbouwd, terwijl bovendien voorts om een veroordeling in de kosten voor het salaris van de gemachtigde wordt verzocht, wordt dit verzoek afgewezen.
6.De beslissing
€ 1.677,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
€ 2500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking;
€ 507,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
€ 373,50 aan salaris voor de gemachtigde.