ECLI:NL:RBGEL:2021:6644

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
9500979
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, werkzaam als Chief Communication Officer, was op 9 september 2021 op staande voet ontslagen door de werkgever. De werkgever stelde dat de werknemer niet had meegewerkt aan zijn re-integratie en onbetrouwbaar gedrag vertoonde. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor ontslag. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer verlof had genoten en niet verplicht was om zich beschikbaar te houden voor re-integratie. Het niet naleven van controlevoorschriften bij ziekte werd niet als dringende reden voor ontslag beschouwd. De kantonrechter kende de werknemer een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding toe, en verklaarde dat de werkgever geen rechten kon ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9500979 \ HA VERZ 21-185 \ 512 \ 34124
uitspraak van 10 december 2021
beschikking
in de zaak van
[verz.conv./verw.reconv.]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verwerende partijen in het (voorwaardelijk) tegenverzoek
gemachtigde mr. J.C. Zevenberg
en
de besloten vennootschap
[verw.conv./verz.reconv.] B.V.
gevestigd te Arnhem
verwerende partij
verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek
gemachtigde mr. T.B. Vandeginste
Partijen worden hierna [verz.conv./verw.reconv.] en [verw.conv./verz.reconv.] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 12 oktober 2021 heeft [verz.conv./verw.reconv.] een verzoekschrift met producties 1 tot en met 54 bij de rechtbank ingediend ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW.
1.2.
[verw.conv./verz.reconv.] heeft op 2 november 2021 een verweerschrift met producties 1 tot en met 11 ingediend.
1.3.
Bij brief van 5 november 2021 heeft [verw.conv./verz.reconv.] producties 12 tot en met 17 in het geding gebracht.
1.4.
Bij brief van 5 november 2021 heeft [verz.conv./verw.reconv.] producties 55 en 56 in het geding gebracht.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2021. [verz.conv./verw.reconv.] is verschenen, bijgestaan door mr. J.C. Zevenberg. Namens [verw.conv./verz.reconv.] is de heer [betrokkene 1] verschenen, bijgestaan door mr. T.B. Vandeginste. Mr. Zevenberg heeft gepleit overeenkomstig zijn pleitaantekeningen welke zijn overgelegd.
1.6.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[verw.conv./verz.reconv.] is een onafhankelijke digitale marketingserviceprovider voor nationale en internationale webshops.
2.2.
[verz.conv./verw.reconv.] treedt op 1 september 2012 in dienst bij [verw.conv./verz.reconv.] , laatstelijk werkzaam als Chief Communication Officer (CCO), tegen een salaris van € 12.654,07 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een winstdeling van € 1.054,08 bruto per maand.
2.3.
In de tussen partijen op 3 juli 2019 gesloten Stock Appreciation Rights (SAR)-overeenkomst is opgenomen:
“(…)
3.1
Bij beëindiging van het dienstverband tussen Werknemer en de Vennootschap om welke reden dan ook, inclusief – maar niet beperkt tot – beëindiging door opzegging ontslag, beëindiging met wederzijds goedvinden, ontbinding, overlijden of pensionering, is deze Overeenkomst van rechtswege ontbonden en vervalt de SAR en alle daaraan verbonden rechten en hierop kan de Werknemer geen enkele aanspraak meer maken, ook niet uit hoofde van schadevergoeding of anderszins en hiervan wordt uitdrukkelijk afstand gedaan.
3.2
Indien bij beëindiging van het dienstverband tussen Werknemer en de Vennootschap een vergoeding verschuldigd is door de Vennootschap aan de Werknemer, wordt voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding geen acht geslagen op deze Overeenkomst en de mogelijke toekomstige waarde van de SAR. De Werknemer doet uitdrukkelijk afstand van zijn recht om bij beëindiging van het dienstverband vergoeding voor verval van de SAR te vorderen.(…)”
2.4.
[verw.conv./verz.reconv.] dient op 13 april 2021 een verzoekschrift in bij de rechtbank Gelderland strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verz.conv./verw.reconv.] . Bij beschikking van 22 juli 2021 heeft de kantonrechter het verzoek van [verw.conv./verz.reconv.] afgewezen. De kantonrechter heeft als volgt geoordeeld:
“(…)4.2. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er tot december 2020 geen sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verw.conv./verz.reconv.] in het gesprek op 15 december 2020, een week na de gedeeltelijke ziekmelding van [verz.conv./verw.reconv.] , de verhoudingen op scherp gezet door een beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor te stellen. De noodzaak van [verw.conv./verz.reconv.] om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verz.conv./verw.reconv.] te komen, het gestelde onvoldoende functioneren in combinatie met organisatorische veranderingen die tot een impasse zouden hebben geleid, is de kantonrechter in onvoldoende mate gebleken. Daarbij weegt mee dat [verz.conv./verw.reconv.] al ruim 20 jaar in verschillende functies heeft gewerkt voor [verw.conv./verz.reconv.] , tot tevredenheid van beide partijen. Toen hij terugkeerde van zijn sabbatical zijn er kennelijk nog in goede harmonie werkafspraken gemaakt (zie de brief van 16 september 2020, rechtsoverweging 2.5.). In het gesprek van 15 december 2020 valt dan het doek. Dat heeft [verz.conv./verw.reconv.] overvallen, zoals hij ter zitting heeft uitgelegd. Met het gesprek van 15 december 2020 en de daarop volgende (mislukte) onderhandelingen is wel een verstoring in de arbeidsverhouding opgetreden, maar van ernstige en duurzame – tevens onherstelbare – verstoring, zoals door de wet is vereist in geval van ontbinding, is geen sprake. Ontbinding op deze (primaire) grondslag is niet toewijsbaar.(…)
4.6.
Nu het ontbindingsverzoek wordt afgewezen, wordt alleen toegekomen aan het onvoorwaardelijk tegenverzoek van [verz.conv./verw.reconv.] (rechtsoverweging 3.4. onder IV.). [verz.conv./verw.reconv.] verzoekt betaling van de persoonlijke toelage van € 1.620,20. Deze toelage is hem vanaf 1 juli 2019 voorwaardelijk toegekend en is gekoppeld aan zijn lidmaatschap van het LT. Het LT-lidmaatschap is vanaf 7 september 2020 gepauzeerd tot eind 2020 waarna deze afspraak zou worden geëvalueerd. Gelet op het voorwaardelijke karakter van de persoonlijke toelage als zijnde LT-lid en het feit dat [verz.conv./verw.reconv.] thans (al dan niet tijdelijk) geen LT-lid meer is, maakt dat geen juridische grondslag bestaat voor toewijzing van deze persoonlijke toelage vanaf 1 januari 2021. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.(…)”
2.5.
Op 9 augustus 2021 dient [verz.conv./verw.reconv.] een verlofaanvraag in voor de periode van 2 tot en met 6 september 2021.
2.6.
Medio augustus 2021 geeft [verw.conv./verz.reconv.] [betrokken bedrijf 1] de opdracht tot het verrichten van onderzoek naar [verz.conv./verw.reconv.] . De eerste observatie op het woonadres van [verz.conv./verw.reconv.] vindt plaats op 19 augustus 2021.
2.7.
Op 25 augustus 2021 vindt een mediationgesprek plaats tussen partijen.
2.8.
Op 30 augustus 2021 wijst [verw.conv./verz.reconv.] de verlofaanvraag van [verz.conv./verw.reconv.] af.
2.9.
In de periode tussen 22 juni 2021 en 31 augustus 2021 is er meerdere keren contact met de bedrijfsarts die daarover een terugkoppeling geeft. Op 31 augustus 2021 schrijft de bedrijfsarts:
“De mediation is gestaakt en er ligt een uitspraak van de rechter dat de heer [verz.conv./verw.reconv.] niet ontslagen mag worden. Dat betekent dat ik adviseer dat er een begin gemaakt gaat worden met reintegratie. De werkgever geeft aan dat de functie van werknemer niet meer bestaat, maar dat er voldoende nieuwe projecten/werkzaamheden zijn waarin hij kan reintegreren en dat er dan maatregelen getroffen worden waardoor de heer [verz.conv./verw.reconv.] zonder onnodige spanningen zijn werk kan doen.
Omdat betrokkene langere tijd niet gewerkt heeft stel ik een opbouwschema voor waarbij hij in week 36 50% gaat werken en in week 39 100%, daartoe acht ik hem op medische gronden toe in staat. De heer [verz.conv./verw.reconv.] geeft aan dat hij dan liever elders gaat reintegreren, in spoor 2. Dat is een optie, maar daar moeten werkgever en werknemer dan samen overeenstemming over bereiken. Mocht daar voor gekozen worden, dan vind ik ook in dat geval dat er in week 36 een belastbaarheid is van 50% en in week 39 van 100%.”
2.10.
Mevrouw [betrokkene 2] , HR adviseur bij [verw.conv./verz.reconv.] , (hierna: [betrokkene 2] ) nodigt [verz.conv./verw.reconv.] daarop uit voor een gesprek op 6 september 2021 om te praten over werkhervatting en het maken van afspraken voor een in een Plan van Aanpak.
2.11.
Op 1 september 2021 schrijft mevrouw [betrokkene 3] , praktijkondersteuner Huisarts-geestelijke gezondheidszorg in de praktijk waar [verz.conv./verw.reconv.] onder behandeling is, een brief waarin zij informatie verstrekt over de gezondheidssituatie van [verz.conv./verw.reconv.] . Deze brief is op 6 september 2021 aan [betrokkene 2] gestuurd.
Zij schrijft onder meer:
“ Voor meneer is het mijn inziens goed om langzaam weer werkzaamheden op te pakken. Re-integratie op de eigen werkplek, waar nog steeds sprake is van een conflict en gebrek aan vertrouwen raad ik af. Een zodanige re-integratie zal, onder de zich voordoende omstandigheden, het herstelproces in negatieve zin beinvloeden en de psychische klachten dan ook weer doen toenemen.”
2.12.
Op 3 september 2021 schrijft [verz.conv./verw.reconv.] aan [betrokkene 2] :
“(…)Gisteren is plotseling de oma van mijn twee oudste kinderen overleden. Zij is een belangrijk persoon na het overlijden van hun moeder 7 jaar geleden. Ik zag dat de verzuimdienst langs is geweest. Ik ben sinds gisteren en de komende dagen betrokken bij de opvang van mijn kinderen en het afscheid van hun oma. Het is nu nog onduidelijk of ik in staat en in de gelegenheid ben om maandag om 09.30 aanwezig te zijn.
Ik ga ervan uit dat jullie begrip hebben voor deze onvoorziene situatie.”(…)
2.13.
[betrokkene 2] schrijft op 6 september 2021 aan [verz.conv./verw.reconv.] :
“(…)Gecondoleerd [voornaam verz.conv./verw.reconv.] , ik wens jou en je kinderen sterkte bij dit verlies. Ik verneem graag van je wanneer je, in lijn met ons personeelsreglement, verlof wenst op te nemen.
Wij hadden het op prijs gesteld als je de dialoog was aangegaan over wat wél mogelijk was geweest.
Afhankelijk van de datum van de uitvaart verwachten wij je op kantoor voor gesprekken en re-integratiewerkzaamheden.(…)”
2.14.
In de periode tussen 6 september 2021 en 9 september 2021 corresponderen de gemachtigde van [verz.conv./verw.reconv.] en [betrokkene 2] met elkaar over onder meer re-integratie in het eerste of tweede spoor en het moment waarop verder met elkaar gesproken kan worden.
2.15.
Op 9 september 2021 wordt [verz.conv./verw.reconv.] op staande voet ontslagen. Bij brief van diezelfde dag wordt het ontslag aan [verz.conv./verw.reconv.] schriftelijk bevestigd. De heer [betrokkene 1] , CEO van [verw.conv./verz.reconv.] , schrijft aan [verz.conv./verw.reconv.] :
“Op 9 september 2021 heeft [verw.conv./verz.reconv.] jou telefonisch helaas ontslag op staande voet moeten aanzeggen. Deze brief is de schriftelijke bevestiging daarvan. Aan het ontslag liggen de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag.
Periode vanaf 10 juni 2021
1. Op 10 juni 2021 vond de zitting plaats in de door [verw.conv./verz.reconv.] gestarte ontbindingsprocedure. Jij hebt in deze procedure het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft jou daar in gevolgd. Dit werd duidelijk in het voorlopig oordeel dat de rechter ter zitting gaf. Dit oordeel is formeel bevestigd in de beschikking van 22 juli 2021, waarin de kantonrechter het ontbindingsverzoek van [verw.conv./verz.reconv.] heeft afgewezen.
2. De kantonrechter heeft hiermee een einde gemaakt aan de juridische discussie of er op dat moment nu wel of niet een grond voor ontslag bestond. Nu dit volgens de rechter niet het geval was, en dit ter zitting duidelijk werd, heeft [verw.conv./verz.reconv.] na 10 juni c.q. 22 juli 2021 weer verder invulling proberen te geven aan haar rol als werkgever.
3. [verw.conv./verz.reconv.] heeft vanaf die tijd meermaals geprobeerd om persoonlijk contact met jou te leggen. De arbeidsrelatie en re-integratie moest weer vorm gaan krijgen. [betrokkene 2] heeft jou de volgende uitnodigingen gestuurd voor een persoonlijk gesprek:
a) Uitnodiging d.d. 29 juni 2021 voor een gesprek op 2 juli 2021 (koffie moment).
b) Hernieuwde uitnodiging d.d. 30 juni 2021 voor gesprek 2 juli 2021 na bezwaar via je advocaat.
4. Doel van de uitnodiging was om elkaar -na het laatste moment op de rechtbank- weer eens persoonlijk te spreken op kantoor. En zo een begin te creëren van het re-integratietraject en verhoudingen te normaliseren na de ontbindingsprocedure. Jij hebt deze herhaalde uitnodigingen afgeslagen. Op 9 juli 2021 volgde opnieuw een uitnodiging voor een gesprek op kantoor, ditmaal op 6 juli 2021 en in aanwezigheid van mevrouw [betrokkene 4] , mediator. Vanwege ziekte bij mevrouw [betrokkene 4] kon dit gesprek niet doorgaan, deze afspraak is vervolgens, in verband met jouw vakantie, verplaatst naar 25 augustus en kwam zeer moeizaam tot stand.
5. Jouw wens was om direct mediaton te starten en daarbinnen het eerste contact te laten plaatsvinden. [verw.conv./verz.reconv.] meende dat een eerste, persoonlijk gesprek (een ‘koffiemoment’) een goede eerste stap was en ook in lijn met het consult van de bedrijfsarts van 22 juni 2021. Desalniettemin is [verw.conv./verz.reconv.] meegegaan in jouw wens en is opnieuw mediation ingezet en daarmee is afgezien van het hervatten van het persoonlijke contact tussen werkgever en werknemer voorafgaand aan mediation. Deze wens bevreemdde [verw.conv./verz.reconv.] wel, nu jij in de ontbindingsprocedure de stelling in had genomen dat er geen sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
6. Aan de mediation stelde jij de nodige voorwaarden. De mediator zou mevrouw [betrokkene 4] moeten zijn en de mediation zou op neutraal terrein moeten plaatsvinden en bij voorkeur ten kantore van mevrouw [betrokkene 4] . Om de start van de re-integratie zoveel mogelijk te bespoedigen, heeft [verw.conv./verz.reconv.] ook op dit punt gehoor gegeven aan jouw wensen. De mediation heeft op 25 augustus 2021 plaatsgevonden op neutraal terrein, jij wilde niet naar kantoor komen. Ook niet op de vierde verdieping van ons kantoorgebouw, waar jij geen andere collega’s zou tegen komen. [verw.conv./verz.reconv.] heeft de kosten van de mediator opnieuw voor haar rekening genomen, ook de meerkosten van het relatief hoge huurtarief, de reistijd van de mediator alsmede de zaalhuur.
7. De mediation is op 25 augustus 2021 geëindigd en op 31 augustus 2021 heeft opnieuw een consult plaatsgevonden bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts acht jou per week 36 oftewel per 6 september voor 50% belastbaar en in week 39 is er sprake van 100% belastbaarheid. De bedrijfsarts geeft in het formulier ‘Voorstel_Evaluarie_PvA_dhr._ [verz.conv./verw.reconv.] _31-08-2021’ in punt 4.5 aan dat er geen reden is voor het inzetten van spoor 2. Op medische gronden word je in staat geacht in te re-integreren in nieuwe projecten/werkzaamheden bij [verw.conv./verz.reconv.] .
8. Naar aanleiding van deze terugkoppeling heeft [betrokkene 2] jou op 2 september 2021 uitgenodigd voor een gesprek en werkhervatting op maandag 6 september 2021 om 10.30 uur op het kantoor van [verw.conv./verz.reconv.] . De verlofaanvraag die jij op 9 augustus 2021 deed voor donderdag 2 tot en met maandag 6 september 2021 was afgewezen om zo de maximale beschikbaarheid voor re-integratie en mediation te behouden (en je al vakantie had gehad).
9. Op vrijdag 3 september 2021 heb jij je afgemeld voor re-integratie per 6 september om jouw oudste kinderen te kunnen opvangen in verband met het overlijden van hun oma. Je hebt [betrokkene 2] om 11.45 u via mail laten weten:
“(…)Gisteren is plotseling de oma van mijn twee oudste kinderen overleden. Zij is een belangrijk persoon na het overlijden van hun moeder 7 jaar geleden. Ik zag dat de verzuimdienst langs is geweest. Ik ben sinds gisteren en de komende dagen betrokken bij de opvang van mijn kinderen en het afscheid van hun oma. Het is nu nog onduidelijk of ik in staat en in de gelegenheid ben om maandag om 09.30 aanwezig te zijn.
Ik ga ervan uit dat jullie begrip hebben voor deze onvoorziene situatie.”(…)
10. Op maandag 6 september 2021 antwoordde [betrokkene 2] om 11.57 u:
“(…)Gecondoleerd [voornaam verz.conv./verw.reconv.] , ik wens jou en je kinderen sterkte bij dit verlies. Ik verneem graag van je wanneer je, in lijn met ons personeelsreglement, verlof wenst op te nemen.
Wij hadden het op prijs gesteld als je de dialoog was aangegaan over wat wél mogelijk was geweest.
Afhankelijk van de datum van de uitvaart verwachten wij je op kantoor voor gesprekken en re-integratiewerkzaamheden.
Gegeven de korte herstelperiode volgens de bedrijfsarts achten wij het niet reëel een 2e spoortraject in te zetten. De bedrijfsarts heeft daarnaast ook geen medische belemmering t.a.v. spoor 1 vastgesteld.
Ik verneem graag morgen voor 10:00 uur een reactie(…)”
11. Met deze mail reageerde [verw.conv./verz.reconv.] tevens op het verzoek van 2 september 2021 via jouw advocaat om te re-integreren in spoor 2. Om zorgvuldigheid te betrachten heeft [betrokkene 2] op 6 september jl. nog advies ingewonnen bij de bedrijfsarts of er mogelijk effect zou zijn van het later starten met re-integratie in verband met jouw afwezigheid vanwege het overlijden van de oma van jouw twee oudste kinderen. De bedrijfsarts heeft hierop aangegeven dat een uitgestelde re-integratiestart geen effect heeft op de datum van de herstelmelding. De definitieve hersteldatum zou dus blijven staan, conform advies van de bedrijfsarts, op 27 september 2021.
12. Aan het verzoek om verlof op te nemen heb je niet voldaan. In Afas is er geen verlofopname door jouw aangevraagd voor de dagen dat je vrij zou willen nemen in verband met het genoemde overlijden, zoals [betrokkene 2] aan jou heeft verzocht. Er is enkel en alleen verlof opgenomen op 8 september 2021 in verband met de uitvaart.
Vermoeden onregelmatigheden
13. [verw.conv./verz.reconv.] vindt jouw gedrag ontwijkend en niet in lijn met jouw stellingname in de ontbindingsprocedure. Dit was reden voor [verw.conv./verz.reconv.] om op vrijdag 3 september 2021 en maandag 6 september 2021 een huisbezoek te laten afleggen door de Arbodienst (Concept Arbo). Op beide momenten -respectievelijk 3 september 11.10 u en 6 september 13.35 u- was er niemand thuis, noch was je telefonisch bereikbaar.
14. Voorts is uit onderzoek door [betrokken bedrijf 1] onder meer het volgende gebleken:
a.
a) De zwarte Fiat met kenteken [kenteken] in de loop van de ochtend van 2 september 2021 niet meer op jouw oprit stond.
b) Deze Fiat vrijdagochtend 3 september niet op jouw oprit werd gezien.
c) Jij bent evenmin die ochtend gezien in of rond jouw woonhuis.
d) De Fiat maandagochtend 6 september niet op jouw oprit stond, maar wel de Tesla met kenteken [kenteken] en een Adria camper met kenteken [kenteken] .
e) Tussen 8 en 9 uur die dag werden activiteiten waargenomen die kunnen worden geïnterpreteerd als het in en rondom de camper opruimen en/of schoonmaken.
f) Om 10.04 uur ben je met de camper vertrokken, om 11.01 heb je de camper afgetankt om vervolgens om 11.28 uur aan te komen op de [adres+plaats] .
g) Langs de rijbaan aldaar stond de zwarte Fiat 500 met het kenteken [kenteken] .
h) Om 12.13 uur ben je met de Fiat -met een tankstop- richting je huisadres vertrokken waar je om 13.50 uur aankwam.
15. Deze zaken hebben ons zeer verbaasd. Het doet vermoeden dat je ondanks de afwijzing van je verlofaanvraag voor de periode 2 tot en met 6 september 2021 toch op vakantie c.q. weg bent geweest. Met verwijzing naar de opvang van je kinderen na het overlijden van hun oma ben je op c.q. vanaf 6 september in het geheel niet komen re-integreren, terwijl je op 6 september ongeveer 4 uur onderweg bent geweest om een camper weg te brengen en terug te rijden naar huis.
Hoor- en wederhoor
16. [betrokkene 2] heeft jou op 6 september 2021 om 17.57 uur per mail uitgenodigd voor een gesprek op dinsdag 7 september 2021 om 10.30 uur onder vermelding van ‘urgente afspraak’:
“(…)Wij hebben het vermoeden dat er sprake is van onregelmatigheden t.a.v. je ziekmelding en je verlofopname. Wij verwachten je morgen om 10.30 uur op kantoor. Je kunt je melden op de 6e bij de receptie.(…)”
17. Bij monde van je advocaat heb je deze uitnodiging niet geaccepteerd. Hierop heeft [verw.conv./verz.reconv.] je op dinsdag 7 september 2021 om 12.34 uur nogmaals uitgenodigd voor een gesprek om zo hoor en wederhoor te kunnen toepassen. Aan deze uitnodiging heb je gehoor gegeven. [verw.conv./verz.reconv.] heef de bevindingen ten aanzien van de controlebezoeken van de Arbodienst aan je voorgelegd en je om een reactie gevraagd. Daarbij is ook gevraagd of je bent weg geweest (op vakantie), al dan niet met een camper.
18. Naar aanleiding van de verzuimcontrole op 3 september 2021 om 11.10 uur hebben we je gevraagd: waar was je en wat heb je gedaan?
Je hebt aangegeven dat je even buitenshuis was voor een boodschap en dat niet hoeft te melden. Tevens dat je ook nu niet hoeft te melden waar je bent geweest. Jouw vrouw was thuis maar niet in de gelegenheid om de deur open te doen omdat zij onder de douche stond. Vervolgens is er nogmaals gevraagd wat je die dag aan het doen was en of je op vakantie was, dit heb je ontkend en ook hier geef je aan niet op te willen antwoorden omdat het irrelevant is en jij geen aanleiding had om thuis te zijn volgens jou omdat de re-integratie pas op maandag 6 september zou aanvangen.
19. Naar aanleiding van de verzuimcontrole op maandag 6 september jl. om 13.35 u hebben we jou twee dingen gevraagd: waar was je en wat heb je gedaan?
Je hebt wederom aangegeven dat je ‘toevallig eventjes weg was voor een boodschap’. Jij vond het wederom irrelevant om hierover aanvullende mededelingen te doen. Nogmaals hebben wij jou de vraag gesteld of je echt geen mededelingen wil doen over je bezigheden van deze dag en ook hierop antwoord je bevestigend. Je wil geen mededelingen doen en was ‘even weg voor een boodschap’. Vervolgens hebben wij jou de vraag gesteld of je vakantie hebt genoten, hierop heb je ‘nee’ geantwoord. Aanvullend hebben wij jou gevraagd of je niet toevallig op die dag met een camper op weg bent geweest. Ook dit heb je ontkend en het was voor jou irrelevant om kenbaar te maken aan ons wat jou die dag bezig hield.
20. Wij hebben tot slot gevraagd of je nog verdere mededelingen wil doen aan ons als werkgever over belangrijke zaken die wij moeten weten. Jij hebt hierop aangegeven geen overige mededelingen te willen doen en aan je eerdere antwoorden niks toe te voegen hebt.
21. Op 8 september hebben wij de rapportage van [betrokken bedrijf 1] ontvangen. Daarin werden de bovengenoemde observaties formeel gepresenteerd en bevestigd, inclusief fotomateriaal. Omdat we dit niet kunnen rijmen met hetgeen jij ons op 7 september hebt verteld, hebben we jou uit zorgvuldigheid uitgenodigd voor een telefonisch vervolgoverleg op donderdag 9 september (op 8 september vond om 16.00 u de uitvaart plaats).
22. In dit gesprek heeft [verw.conv./verz.reconv.] je geconfronteerd met de twijfels over jouw verklaring van 7 september 2021. Dit mede gezien de rapportage van [betrokken bedrijf 1] . We hebben je in dit gesprek gevraagd om een eerlijke reactie, nu een aantal dingen die jij hebt genoemd niet stroken met de onderzoeksrapportage. Je hebt er voor gekozen om op een aantal zaken niet te reageren. Ook niet toen er expliciet werd gevraagd of het klopte dat je op 6 september bezig bent geweest met een camper en ook 4 uur bezig bent geweest met het wegbrengen van die camper. En of je op 6 september bij of met je kinderen bent geweest.
23. Je bent van mening dat je vóór 6 september geen verplichtingen richting [verw.conv./verz.reconv.] had. En dat [verw.conv./verz.reconv.] de verlofaanvraag van 9 augustus 2021 ten onrechte heeft afgewezen. Je hebt maandag 6 september niet gere-integreerd omdat je je via je advocaat op maandagochtend hebt verzocht om re-integratie in spoor 2. Verder heb je niets willen zeggen.
Ontslag op staande voet
Op grond van hetgeen hiervoor is genoemd en afwegende jouw reactie en toelichting tijdens de gesprekken, hebben wij besloten om met onmiddellijke ingang afscheid van jou te nemen door middel van een ontslag op staande voet. Daarmee komt per heden een einde aan je dienstverband.
De gebeurtenissen sinds 2 september 2021 zijn voor [verw.conv./verz.reconv.] de druppel die de emmer doet overlopen. Je hebt onbetrouwbaar gedrag vertoond en daarover desgevraagd meermaals niet de waarheid verteld. Je verklaringen kloppen niet met de observaties van [betrokken bedrijf 1] . Je antwoorden in hoor en wederhoor hebben onze vermoedens niet weerlegd, of helderheid gegeven. Je gedrag, alsmede de ontwijkende en laconieke reacties die je tijdens onze gesprekken hebt laten zien, vinden wij onacceptabel. Door dit laakbare gedrag ben je het vertrouwen van ons als jouw werkgever onwaardig geworden. Je hebt daarbij grovelijk de plichten veronachtzaamd, die de arbeidsovereenkomst jou oplegt.
Deze omstandigheden vormen ieder op zich, maar ook in hun onderlinge samenhang, voldoende dringende redenen voor onmiddellijke beëindiging van het dienstverband volgens artikel 7:678 BW.(…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verz.conv./verw.reconv.] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verw.conv./verz.reconv.] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ter hoogte van
€ 255.000,00 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
II. aan [verz.conv./verw.reconv.] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen van
€ 45.189,38 bruto;
III. [verw.conv./verz.reconv.] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 49.598,09
bruto;
IV. voor recht te verklaren dat [verw.conv./verz.reconv.] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie-
en relatiebeding zoals vervat in de arbeidsovereenkomst, althans deze bedingen geheel of gedeeltelijk te vernietigen, dan wel [verw.conv./verz.reconv.] te veroordelen aan [verz.conv./verw.reconv.] te voldoen een bedrag van € 16.532,70 bruto voor iedere maand dat het concurrentie- en/of relatiebeding in stand blijft, of een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
V. [verw.conv./verz.reconv.] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van
opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. [verw.conv./verz.reconv.] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verz.conv./verw.reconv.] legt – kort samengevat – aan zijn verzoek ten grondslag dat het op 9 september 201 gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De door [verw.conv./verz.reconv.] aan [verz.conv./verw.reconv.] gemaakte verwijten leveren geen dringende reden op die tot onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan leiden. Omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, en [verz.conv./verw.reconv.] berust in het gegeven ontslag, is [verw.conv./verz.reconv.] aan hem een billijke vergoeding, de transitievergoeding alsmede de vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. Door het ten onrechte gegeven ontslag op staande voet, heeft [verw.conv./verz.reconv.] ernstig verwijtbaar gehandeld zodat zij bovendien geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding, aldus [verz.conv./verw.reconv.] .
3.3.
[verw.conv./verz.reconv.] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van [verz.conv./verw.reconv.] , met veroordeling van [verz.conv./verw.reconv.] in de proceskosten.
[verw.conv./verz.reconv.] voert daartoe – kort samengevat – aan dat zij [verz.conv./verw.reconv.] terecht op staande voet heeft ontslagen. Hoewel [verw.conv./verz.reconv.] steeds heeft ingezet op verbetering van de arbeidsrelatie, heeft [verz.conv./verw.reconv.] meerdere verzoeken van [verw.conv./verz.reconv.] tot herstel daarvan afgewezen. Ook heeft [verz.conv./verw.reconv.] niet meegewerkt een re-integratievoorstellen van [verw.conv./verz.reconv.] . Daarbij heeft [verz.conv./verw.reconv.] niet de waarheid gesproken over de redenen waarom hij niet kon meewerken aan de re-integratie. Dit was voor [verw.conv./verz.reconv.] de druppel die de emmer deed overlopen zodat zij terecht kon overgaan tot het ontslag op staande voet.
3.4.
[verw.conv./verz.reconv.] heeft een zelfstandig tegenverzoek gedaan strekkende tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging alsmede een (voorwaardelijk) tegenverzoek strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor het geval [verz.conv./verw.reconv.] alsnog om vernietiging van het ontslag op staande voet verzoekt en dit verzoek wordt toegewezen.

4.De beoordeling

Rechtsgeldigheid ontslag op staande voet
4.1.
[verz.conv./verw.reconv.] heeft berust in het ontslag op staande voet, zodat het dienstverband tussen partijen op 9 september 2021 is geëindigd. Niet in geschil is dat [verz.conv./verw.reconv.] zijn verzoek tijdig heeft ingediend. In deze zaak gaat het nog om de beoordeling van de vraag of aan [verz.conv./verw.reconv.] een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging moet worden toegekend. Gelet hierop moet eerst beoordeeld worden of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
4.2.
Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden door de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, dienen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen. Indien er naar de mening van de werkgever sprake is van een dringende reden moet zij de arbeidsovereenkomst onverwijld opzeggen onder gelijktijdige mededeling van de reden voor het ontslag. De verplichting van onverwijlde mededeling van artikel 7:677 lid 1 BW strekt er toe te waarborgen dat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen de werkgever hebben gebracht tot beëindiging van het de arbeidsovereenkomst. Daarbij dient de werkgever met de nodige voortvarendheid te handelen. Voor het antwoord op de vraag of een ontslag op staande voet al dan niet onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen.
4.3.
Niet in geschil is dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verz.conv./verw.reconv.] opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 9 september 2021 maatgevend (r.o. 2.15.). Het geschil wordt dan ook afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Zoals uit deze brief volgt, verwijt [verw.conv./verz.reconv.] [verz.conv./verw.reconv.] dat hij ondanks de adviezen van de bedrijfsarts niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratie, in het bijzonder in de periode gelegen tussen 2 september en 8 september 2021. Volgens [verw.conv./verz.reconv.] heeft [verz.conv./verw.reconv.] ten onrechte oproepen om op kantoor te verschijnen geweigerd en heeft hij geen openheid van zaken gegeven over zijn bezigheden tussen 2 en 6 september 2021, terwijl hij op die dagen beschikbaar had moeten zijn voor zijn re-integratie. De kantonrechter dient dan ook te toetsen of deze omstandigheden zijn komen vast te staan en of daarmee dringende redenen bestaan die het ontslag op staande voet rechtvaardigen.
4.4.
[verz.conv./verw.reconv.] heeft op 9 augustus 2021 een verlofaanvraag ingediend voor de periode van 2 tot en met 6 september 2021. Op grond van artikel 7:638 lid 2 BW had [verw.conv./verz.reconv.] de verlofaanvraag binnen twee weken moeten afwijzen. Tijdens de mondelinge behandeling is door [verw.conv./verz.reconv.] erkend dat zij dit heeft nagelaten door pas op 30 augustus 2021 de verlofaanvraag af te wijzen. Door deze te late afwijzing, is het verlof van [verz.conv./verw.reconv.] met toepassing van artikel 7:638 lid 2 BW overeenkomstig zijn wensen vastgesteld. Dit betekent dat [verz.conv./verw.reconv.] in ieder geval over de periode van 2 tot en met 6 september 2021 verlof genoot en derhalve niet gehouden was op die dagen mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen of zich beschikbaar had moeten houden voor (onaangekondigde) controlebezoeken van de verzuimdienst. Of [verz.conv./verw.reconv.] tijdens het gesprek tussen partijen op 7 september 2021 al dan niet terecht geen openheid heeft willen geven over zijn bezigheden tussen 2 en 6 september 2021 kan dan ook in het midden blijven.
Los daarvan levert het enkel niet-naleven van de controlevoorschriften bij ziekte geen dringende reden voor ontslag op. Volgens vaste rechtspraak dient onder dergelijke omstandigheden eerst een loonsanctie te worden toegepast. Van de vereiste bijkomende omstandigheden om toch te komen tot een rechtsgeldig ontslag op staande voet is onvoldoende gebleken. Onweersproken is verder dat op 8 september 2021 de crematie van de oma van de oudste kinderen van [verz.conv./verw.reconv.] plaatsvond, waarvoor hij verlof heeft aangevraagd. Gelet op het voorgaande was het ontslag op staande voet op 9 september 2021 een te vergaande en ingrijpende maatregel.
4.5.
Het voorgaande betekent dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.6.
Het ontslag op staande voet is als onregelmatig ontslag aan te merken omdat [verw.conv./verz.reconv.] de opzegtermijn niet in acht heeft genomen. De door [verz.conv./verw.reconv.] verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging, zoals bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW, is daarom toewijsbaar. Zoals reeds bij beschikking van 22 juli 2021 onherroepelijk is [verw.conv./verz.reconv.] (r.o. 2.4.) bestaat geen grondslag om de LT-toeslag bij het inkomen van [verz.conv./verw.reconv.] te betrekken. Dit betekent dat bij de berekening van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging moet worden uitgegaan van het salaris zonder de LT-toeslag. [verw.conv./verz.reconv.] heeft onweersproken aangevoerd dat deze vergoeding in dat geval een bedrag van € 39.745,27 bruto bedraagt, zodat zij wordt veroordeeld tot betaling daarvan.
Transitievergoeding
4.7.
[verz.conv./verw.reconv.] verzoekt [verw.conv./verz.reconv.] ook te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding ten bedrage van € 45.189,38 bruto. [verw.conv./verz.reconv.] heeft aangevoerd dat zij de transitievergoeding niet verschuldigd is, omdat op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c BW het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verz.conv./verw.reconv.] . In het geval [verz.conv./verw.reconv.] wel de transitievergoeding toekomt, meent [verw.conv./verz.reconv.] dat [verz.conv./verw.reconv.] een onjuiste berekening heeft gehanteerd. Indien de LT-toeslag niet in de berekening wordt opgenomen, is een transitievergoeding van € 44.309,29 bruto juist, aldus [verw.conv./verz.reconv.] .
4.8.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Hiervoor is reeds geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Hoewel het ontbreken van een dringende reden niet maakt dat geen sprake kan zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verz.conv./verw.reconv.] , valt bij gebreke van een dringende reden en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet in te zien dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verz.conv./verw.reconv.] . Dat betekent dat [verw.conv./verz.reconv.] aan [verz.conv./verw.reconv.] de transitievergoeding verschuldigd is. Zoals hiervoor reeds is overwogen, maakt de LT-toeslag geen onderdeel uit van het salaris van [verz.conv./verw.reconv.] [verw.conv./verz.reconv.] heeft onweersproken aangevoerd dat de transitievergoeding in dat geval een bedrag van € 44.309,29 bruto bedraagt zodat zij wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Billijke vergoeding
4.9.
Een opzegging in strijd met de wet wordt beschouwd als ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Dat betekent dat [verw.conv./verz.reconv.] aan [verz.conv./verw.reconv.] een billijke vergoeding is verschuldigd.
4.10.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding stelt de kantonrechter het volgende voorop. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33818, nr. 3, pag. 32-34 en Kamerstukken II, 2013-2014, 33818, nr. 7, pag. 91). Uit de beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187, New Hairstyle) volgt evenwel dat dit niet hoeft te betekenen dat de gevolgen van het ontslag geen rol mogen spelen bij het vaststellen van de omvang van de billijke vergoeding. Ook met de gevolgen van het ontslag kan namelijk rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Zij kunnen worden betrokken in een vergelijking tussen de situatie zonder einde van het dienstverband (als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever) en de situatie waarin de werknemer zich na het einde van het dienstverband bevindt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Een dergelijke compensatie kan er mede toe strekken om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen, ook al heeft de wetgever aan de billijke vergoeding niet een specifiek punitief karakter willen toekennen. Bij de begroting van de billijke vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval, waarbij de rechter in de motivering van zijn oordeel inzicht dient te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid.
4.11.
Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding in onderhavige zaak, neemt de kantonrechter allereerst in ogenschouw de mate waarin [verw.conv./verz.reconv.] van de ontstane situatie een verwijt kan worden gemaakt. [verw.conv./verz.reconv.] heeft na het afgewezen ontbindingsverzoek, waarin is berust, enerzijds bij [verz.conv./verw.reconv.] de indruk gewekt dat zij bereid was om in gezamenlijk overleg afspraken te maken over de re-integratie, althans voortzetting van het dienstverband met [verz.conv./verw.reconv.] . Zo vond er op 25 augustus 2021 nog een mediationgesprek plaats en heeft [betrokkene 2] op 6 september 2021 geschreven dat zij [verz.conv./verw.reconv.] , afhankelijk van de datum van de uitvaart van de oma van de oudste kinderen van [verz.conv./verw.reconv.] , op kantoor verwachtte voor een gesprek over onder meer de te verrichten re-integratiewerkzaamheden (r.o. 2.13.). Anderzijds heeft [verw.conv./verz.reconv.] medio augustus 2021 reeds aan [betrokken bedrijf 1] de opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar [verz.conv./verw.reconv.] , waardoor in de periode voor het mediationgesprek op 25 augustus 2021 al observaties zijn verricht op het adres van [verz.conv./verw.reconv.] . Ook de opdracht voor de onaangekondigde spoedcontroles van de arbodienst in de periode dat [verz.conv./verw.reconv.] verlof genoot, rijmt niet met het streven naar voortzetting van het dienstverband met [verz.conv./verw.reconv.] .
4.12.
De kantonrechter weegt echter ook mee dat [verz.conv./verw.reconv.] , hoewel hij tijdens de mondelinge behandeling in de ontbindingsprocedure in juni 2021 verklaarde dat er geen sprake was van een verstoring en dat hij kon terugkeren bij [verw.conv./verz.reconv.] , tijdens de mondelinge behandeling in onderhavige procedure heeft erkend dat hij vrij snel na afloop van de ontbindingsprocedure zelf tot de conclusie kwam dat een terugkeer bij [verw.conv./verz.reconv.] niet in de rede lag. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat [verz.conv./verw.reconv.] actie heeft ondernomen richting [verw.conv./verz.reconv.] naar aanleiding van deze conclusie. Evenmin volgt uit de overgelegde stukken dat [verz.conv./verw.reconv.] in de tussenliggende periode, ondanks het herhaalde oordeel van de bedrijfsarts dat spoedige re-integratie in het eerste spoor mogelijk was, actief heeft bijgedragen aan het opstarten van de re-integratie, terwijl hij de verantwoording daarvoor continu bij [verw.conv./verz.reconv.] heeft gelegd.
4.13.
Verder betrekt de kantonrechter bij haar oordeel of het aannemelijk is dat het dienstverband, in het geval het ontslag op staande voet niet had plaatsgevonden, zou zijn geëindigd. Uitgaande van de beoogde re-integratie en het herhaalde oordeel van de bedrijfsarts had [verz.conv./verw.reconv.] medio september 2021 zijn werkzaamheden volledig hervat. [verz.conv./verw.reconv.] heeft weliswaar aangevoerd dat het oordeel van de bedrijfsarts van 31 augustus 2021 (r.o. 2.9.) niet in overeenstemming was met zijn belastbaarheid, maar hij heeft nagelaten om een deskundigenoordeel aan te vragen. De door hem in het geding gebrachte verklaring van de POH-GGZ (r.o. 2.11.) is in dit kader onvoldoende. Dit betekent dat het oordeel van de bedrijfsarts leidend is en dat als uitgangspunt heeft te gelden dat [verz.conv./verw.reconv.] eind september 2021 weer volledig aan de slag kon. Hiervoor is echter ook overwogen dat [verz.conv./verw.reconv.] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat de arbeidsverhouding tussen partijen verstoord is geraakt. Het ligt om die reden dan ook voor de hand dat de arbeidsovereenkomst binnen afzienbare tijd zou zijn ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
4.14.
In de beoordeling wordt ook het inkomensverlies dat [verz.conv./verw.reconv.] lijdt meegewogen, waarbij de huidige situatie op de arbeidsmarkt maakt dat het voor de hand ligt dat [verz.conv./verw.reconv.] , mede gelet op zijn achtergrond en opleidingsniveau, binnen afzienbare tijd een andere baan zal kunnen vinden met een gelijkwaardig inkomen. Bij de vaststelling van de omvang van de billijke vergoeding wordt ook de vergoeding wegens onregelmatige opzegging betrokken en de transitievergoeding. De omstandigheid dat [verz.conv./verw.reconv.] als gevolg van het einde van het dienstverband inkomsten uit hoofde van de SAR-overeenkomst misloopt, wordt niet bij de hoogte van deze vergoeding betrokken. In de overeenkomst is immers nadrukkelijk overeengekomen dat daarop geen aanspraak kan worden gemaakt bij een einde van het dienstverband (r.o. 2.3.) waarbij tussen partijen geen bepaling is overeengekomen omtrent de reden voor het einde van het dienstverband. Het beroep op redelijkheid en billijkheid faalt.
Tot slot worden ook de door [verz.conv./verw.reconv.] gemaakte advocaatkosten niet betrokken bij de hoogte van de billijke vergoeding nu [verz.conv./verw.reconv.] heeft nagelaten zijn verzoek op dit onderdeel te voorzien van een deugdelijke specificatie.
4.15.
Met inachtneming van al het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op een bedrag van € 50.000,00 bruto.
Wettelijke rente
4.16.
[verw.conv./verz.reconv.] heeft de door [verz.conv./verw.reconv.] verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging niet weersproken. Dit verzoek wordt dan ook toegewezen als verzocht.
Concurrentie- en relatiebeding
4.17.
De door [verz.conv./verw.reconv.] verzochte verklaring voor recht dat [verw.conv./verz.reconv.] geen rechten meer kan ontlenen aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding wordt toegewezen. Op grond van artikel 7:653 lid 4 BW kan de werkgever aan een concurrentiebeding immers geen rechten ontlenen, indien het eindigen of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven. Daarmee is het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen door [verw.conv./verz.reconv.] . Zij kan daarom geen rechten meer ontlenen aan het concurrentiebeding.
Het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verw.conv./verz.reconv.]
4.18.
Zoals in r.o. 4.1. is overwogen, heeft [verz.conv./verw.reconv.] berust in het ontslag op staande voet. De voorwaarde waaronder [verw.conv./verz.reconv.] haar ontbindingsverzoek heeft ingediend is derhalve niet in vervulling gegaan. Dit verzoek van [verw.conv./verz.reconv.] kan om die reden onbesproken blijven.
4.19.
Nu is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, bestaat geen grondslag voor de door [verw.conv./verz.reconv.] verzochte toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Dit verzoek wordt derhalve afgewezen.
Proceskosten
4.20.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verw.conv./verz.reconv.] veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
ten aanzien van de verzoeken van [verz.conv./verw.reconv.]
5.1.
veroordeelt [verw.conv./verz.reconv.] om aan [verz.conv./verw.reconv.] te betalen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ten bedrage van € 39.745,27 bruto;
5.2.
veroordeelt [verw.conv./verz.reconv.] om aan [verz.conv./verw.reconv.] te betalen een transitievergoeding van
€ 44.309,29 bruto;
5.3.
veroordeelt [verw.conv./verz.reconv.] om aan [verz.conv./verw.reconv.] te betalen een billijke vergoeding van
€ 50.000,00 bruto;
5.4.
veroordeelt [verw.conv./verz.reconv.] tot betaling van de wettelijke rente over de bedragen genoemd onder r.o. 5.1., 5.2. en 5.3. vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de onderscheidenlijke bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
verklaart voor recht dat [verw.conv./verz.reconv.] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding zoals vervat in de arbeidsovereenkomst;
ten aanzien van het tegenverzoek van [verw.conv./verz.reconv.]
5.6.
wijst het verzochte af;
ten aanzien van zowel de verzoeken van [verz.conv./verw.reconv.] als het verzoek van [verw.conv./verz.reconv.]
5.7.
veroordeelt [verw.conv./verz.reconv.] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [verz.conv./verw.reconv.] begroot op € 507,00 aan griffierechten en € 1.524,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.