Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van
samen eisers
het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, verweerder(gemachtigde: mr. R.D. Reinders).
[derde-partij], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. J.T.A.M. van Mierlo).
Procesverloop
de bestaande situatie. De natuurvergunning maakt, in het natuurspoor, het houden van 3.895 geiten, 10 koeien en 12 kippen op het perceel mogelijk. Bij wijzigingsbesluit van 28 september 2015 heeft verweerder een voorschrift uit de natuurvergunning geschrapt.
De natuurvergunning en het wijzigingsbesluit zijn onherroepelijk.
In de eerste plaats leggen eisers aan dit verzoek ten grondslag dat verweerder op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb gehouden is om de natuurvergunning in te trekken of te wijzigen omdat dit nodig is ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Volgens eisers heeft de geitenhouderij een significant nadelig effect op het Natura 2000-gebied de Rijntakken en is intrekking van de natuurvergunning de enige passende maatregel.
De rechtbank bespreekt in de overwegingen 3 tot en met 7 eerst de vraag of het beroep van eisers 6 en 7 ontvankelijk is. In de overwegingen 8 en 9 bespreekt de rechtbank het beroep van verweerder op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bespreekt de beroepsgronden van eisers vanaf overweging 10.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Voordat de rechtbank kan toekomen aan de vraag of eiser 7 belanghebbende is, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser 7 belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarover overweegt de rechtbank het volgende. Op de zitting heeft de gemachtigde van eisers toegelicht dat eiser 7 is verhuisd, niet meer in de omgeving van de geitenhouderij woont en daar geen eigendom heeft. Niet gebleken is dat de nieuwe eigenaar het beroep heeft overgenomen of dat eiser 7 enige verplichting is aangegaan tegenover de nieuwe eigenaar die verband houdt met het verkochte woonperceel. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om belang aan te nemen bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiser 7.
Relativiteit
1 september 2020 in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen. In het ontwerpbesluit en het bestreden besluit is verweerder ingegaan op de stellingen die eisers in het verzoek en hun zienswijzen naar voren hebben gebracht. Omdat eisers in beroep niet nader onderbouwen waarom deze reactie van verweerder tekortschiet, kan de enkele verwijzing naar deze documenten niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom alleen de gronden behandelen die in het beroepschrift van 10 december 2020 door eisers zijn aangevoerd.
Als verweerder niet voor intrekking of wijziging van de natuurvergunning kiest, moet hij inzichtelijk maken op welke wijze hij invulling heeft gegeven aan zijn beoordelingsruimte. Uit de Logtsebaan-uitspraak volgt dat verweerder dat kan doen door uit te leggen welke andere maatregelen zijn of zullen worden getroffen, binnen welk tijdpad de maatregelen worden uitgevoerd en wanneer verwacht wordt dat die effectief zijn.
In de Uitvoeringsagenda Gelderse Maatregelen Stikstof 2021 - 2025 [9] (Uitvoeringsagenda) zijn figuren opgenomen waaruit blijkt dat op locaties binnen de Rijntakken de kritische depositiewaarde wordt overschreden. Dat dit zo is, is blijkens het verweerschrift [10] ook niet in geschil. Bovendien staat in de Uitvoeringsagenda dat het Gelderse aandeel in de totale Nederlandse binnenvaart ruim 30% is, wat zich uit in flink verhoogde stikstofneerslag op sommige delen van de Rijntakken die kan oplopen tot meer dan 40 mol per hectare per jaar. [11] Verder staat in het Beheerplan Natura 2000 Rijntakken [12] (Beheerplan) dat verschillende habitattypen en leefgebieden van soorten in de Rijntakken gevoelig zijn voor depositie van stikstof waardoor de kwaliteit van de typen en leefgebieden afneemt.
Ten slotte staat nog in de Gebiedsanalyse Rijntakken [13] dat de kritische depositiewaarden voor een aantal habitattypen en stikstofgevoelige leefgebieden in de Rijntakken wordt overschreden.
23. De rechtbank wijst in dit verband nog wel op het volgende. Niet van alle aangekondigde maatregelen is op dit moment al duidelijk of zij daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd en welke reducerende effecten dat precies zal hebben. De uitvoering van een aantal van de aangekondigde maatregelen is namelijk afhankelijk van politieke besluitvorming en beschikbare financiële middelen. De landelijke en provinciale politiek heeft nog altijd geen structurele oplossing gevonden voor de stikstofcrisis die is ontstaan na de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 over het Programma Aanpak Stikstof (de PAS-uitspraak). [21] De landelijke en provinciale wetgever kunnen niet blijven nadenken over de meest wenselijke aanpak van de stikstofcrisis, maar zullen hierover besluiten moeten nemen zodat op korte termijn maatregelen kunnen worden genomen waarmee natuurorganisaties, bedrijven, burgers en lokale overheden in concrete gevallen verder kunnen. Eisers mogen van de overheid verwachten dat hierover binnen afzienbare termijn meer duidelijk wordt. Ook mogen zij van verweerder verwachten dat snel meer duidelijk wordt over de concrete uitvoering van de door hem aangekondigde maatregelen en het effect daarvan op het Natura 2000-gebied.
Hoewel de rechtbank in deze zaak heeft geconcludeerd dat verweerder voor dit moment voldoende concreet en inzichtelijk heeft gemaakt welke passende maatregelen wel zullen worden genomen, ontslaat dit hem dus niet van zijn verantwoordelijkheid om ook in de nabije toekomst daadwerkelijk aan de slag te gaan met de verdere uitwerking en uitvoering van de aangekondigde of andere maatregelen.
Het gaat hier om een zogenoemde discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dit betekent dat verweerder niet verplicht is om deze bevoegdheid te gebruiken. Verweerder zal een afweging van de betrokken belangen moeten maken. Tot die belangen behoort mede het belang van de rechtszekerheid van de vergunninghoudster. [22]
In het verweerschrift merkt verweerder nog op dat een natuurvergunning is aangevraagd voor het houden van 3.895 geiten en dat hij op de aanvraag moest beslissen zoals die voorlag, zelfs als ten tijde van de aanvraag op grond van andere wetgeving niet meer dan 700 geiten gehouden zouden mogen worden.
Het betoog van eisers slaagt.
Beslissing
- verklaart het beroep van eisers 1 t/m 6 gegrond;
mr. J.A.M. van Heijningen, rechters, in aanwezigheid van mr. T. Gelo, griffier.