In deze zaak gaat het om de omgevingsvergunning voor de realisatie van een sleufsilo ten behoeve van een geitenhouderij. De rechtbank Gelderland heeft op 8 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak AWB 21/1128. Eisers, die zich verzetten tegen de vergunning, betogen dat de verkeerde voorbereidingsprocedure is toegepast, dat de bouwactiviteit niet vergunningvrij is, en dat de sleufsilo in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, met name wat betreft het geluidsaspect. De rechtbank heeft de argumenten van eisers niet gevolgd en het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt dat de vergunninghoudster, die een geitenhouderij exploiteert, een nieuwe sleufsilo heeft gebouwd zonder omgevingsvergunning, omdat zij en verweerder van mening zijn dat dit bouwwerk vergunningvrij is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sleufsilo deels buiten het bouwvlak valt, maar dat de overschrijding van het bouwvlak minder dan 50 m² bedraagt, waardoor verweerder terecht heeft geoordeeld dat de vergunning kon worden verleend. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vervoersbewegingen die voortvloeien uit de sleufsilo niet in strijd zijn met het bestemmingsplan, omdat deze ten dienste staan van de agrarische bestemming.
Eisers hebben verder betoogd dat de geluidseffecten van het gebruik van de sleufsilo niet correct zijn beoordeeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de geluidseffecten van het inkuilen van kuilvoer, dat maximaal tien keer per jaar plaatsvindt, terecht niet zijn meegenomen in de beoordeling van de geluidsnormen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vergunning terecht is verleend en dat het beroep van eisers ongegrond is.