ECLI:NL:RBGEL:2021:6371

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/05/394871 / ZJ RK 21-1116
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met huiselijk geweld en contactverboden

Op 1 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen als gevolg van huiselijk geweld tussen de ouders en het contactverbod dat de vader had. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en de minderjarige [kind 1] apart zijn gehoord.

De kinderrechter constateerde dat de moeder in staat is om voor de kinderen te zorgen en dat er geen ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen is. De kinderrechter oordeelde dat de vader, ondanks een strafrechtelijk kader en contactverboden, niet in staat was om zich aan de regels te houden en dat zijn gedrag schadelijk was voor de kinderen. De kinderrechter wees het verzoek van de Raad af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig bedreigd werden en omdat de moeder voldoende zorg voor hen droeg.

De kinderrechter benadrukte dat de vader niet in staat was om het belang van de kinderen voorop te stellen en dat er geen noodzaak was voor de inzet van een gezinsvoogd. De kinderrechter concludeerde dat de moeder authentiek was in haar zorg voor de kinderen en dat vrijwillige hulpverlening tot nu toe voldoende resultaat had opgeleverd. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/394871 / ZJ RK 21-1116
Datum uitspraak: 1 december 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming,

locatie Arnhem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [kind 1]

[kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [kind 2],

[kind 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. A.C.M. Scharenborg te Aalten,

[de vader],

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. E. Gürcan, te Arnhem.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming Gelderland, locatie Doetinchem,

de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 20 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 20 oktober 2021;
- de pleitnota van mr. Scharenborg, overgelegd en voorgedragen tijdens de mondeling behandeling.
Op 18 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders apart zijn gehoord.
Verschenen zijn om 13:00 uur:
- de minderjarige [kind 1] die apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door mr. Scharenborg;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
Verschenen zijn om 15:30 uur:
- de vader, bijgestaan door mr. Gürcan;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
Niet verschenen, maar wel behoorlijk opgeroepen, is de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[kind 1], [kind 2] en [kind 3] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Tijdens de mondelinge behandeling handhaaft de Raad het verzoek en licht het verzoek als volgt toe. De Raad heeft zorgen over [kind 1], [kind 2] en [kind 3] als gevolg van huiselijk geweld tussen de ouders. De kinderen worden negatief belast door de verstoorde verhouding tussen de ouders en de acties van de vader. De Raad heeft de zorg dat de kinderen zich onveilig voelen. De Raad vindt de inzet van een gezinsvoogd noodzakelijk voor regievoering en het stellen van kaders. Er is geen contact meer tussen de vader en de kinderen. Volgens de Raad kan er pas sprake zijn van contactherstel op het moment dat de vader laat zien dat hij zich aan het contactverbod houdt, zijn emoties onder controle heeft en daarvoor hulp is aangegaan. Het is belangrijk dat het de vader lukt om vanuit het belang van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] te denken.

Het standpunt van de minderjarige en de belanghebbenden

[kind 1]
heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om met de kinderrechter te praten. [kind 1] is bang dat hij door de inzet van een gezinsvoogd dingen moet doen, die hij niet leuk vindt. Hij vindt dat de moeder prima kan bepalen wat er moet gebeuren. Verder vertelt [kind 1] dat het goed gaat op school en hij sinds het afgelopen jaar betere cijfers haalt.
de moeder, mede bij monde van haar advocaat
De moeder staat niet achter het verzoek en voert daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende verweer. De moeder ziet geen meerwaarde in een ondertoezichtstelling. Er is geen sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [kind 1], [kind 2] en [kind 3], zij zitten lekker in hun vel en ontwikkelen zich prima naar hun leeftijd. De moeder vindt dat de kinderen recht hebben op beide ouders. Zij heeft altijd opengestaan voor begeleide omgang tussen de kinderen en de vader. Op het moment dat de kinderen veilig contact kunnen hebben met de vader, zal de moeder het contact juist stimuleren. De moeder kan de kinderen legitimeren dat zij contact met de vader mogen hebben.
de vader, mede bij monde van zijn advocaat.
De vader is het eens met het verzoek. De vader vindt dat voldaan is aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De vader heeft al ruim een jaar geen contact met de kinderen en raakt op deze wijze steeds meer uit beeld. Dat is zorgelijk voor de identiteitsontwikkeling van [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Omdat er sprake is van een contact- en gebiedsverbod is een gezinsvoogd nodig om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. De vader wordt geprofileerd als een crimineel terwijl hij een belangrijk rol had in het leven van de kinderen. De vader hoopt dat hij via een gezinsvoogd contact kan hebben met de kinderen. De vader is inmiddels wel zijn vertrouwen verloren in de hulpverlening en instanties.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
In het rapport van de Raad is geconcludeerd dat [kind 1], [kind 2] en [kind 3] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarbij is (onder meer) het volgende naar voren gebracht. De kinderen worden belast door de verstoorde relatie van de ouders. De kinderen zijn alert en aangetast in hun gevoel van basale veiligheid. De Raad is van oordeel dat ondanks de inzet van de moeder een gedwongen kader noodzakelijk is, omdat de situatie voor de kinderen anders niet verandert.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet aan de voornoemde vereisten wordt voldaan. Er is geen sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] door het enkele gegeven dat de kinderen geen contact hebben met de vader. De kinderrechter constateert dat het goed gaat met de kinderen bij de moeder thuis. Er zijn geen zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder.
Uit de stukken, hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken en tijdens het gesprek met [kind 1], is de kinderrechter gebleken dat jarenlang sprake is geweest van een gespannen thuissituatie waarbij tevens sprake was van huiselijk geweld waar met name [kind 1] last van heeft gehad. In maart 2020 heeft dit huiselijk geweld er toe geleid dat de moeder aangifte tegen de vader heeft gedaan en de vader een huisverbod is opgelegd. Bij vonnis van de politierechter is in juni 2020 een contactverbod voor de vader met de moeder en de kinderen opgelegd alsmede een gebiedsverbod voor de duur van drie jaar. Dit verbod is door de vader herhaalde malen overtreden, hetgeen er toe heeft geleid dat de vader een aantal malen is aangehouden. Het contact- en gebiedsverbod is in hoger beroep in stand gebleven.
De kinderrechter stelt vast dat de vader ondanks de veroordeling in hoger beroep, het huiselijk geweld ontkent en alles buiten zichzelf legt. Hoewel er ondanks het contactverbod wel mogelijkheden zijn voor begeleide omgang met de kinderen in overleg met de hulpverlening (waaronder de reclassering) wil de vader niet meewerken aan begeleide omgang.
De kinderrechter constateert dat het fors strafrechtelijk kader de vader er niet van weerhoudt om tegen de verboden in contact te zoeken met de kinderen. Het raadsrapport dateert van oktober 2021 en in november 2021 heeft er weer een incident plaatsgevonden. De vader heeft zich laten zien op de school van [kind 1]. Het is begrijpelijk dat de vader zijn kinderen wil zien, maar zijn houding en de incidenten maken veel kapot. De vader gaat voorbij aan de impact die zijn handelen op de kinderen heeft. De vader laat zich niet begrenzen en leiden door het belang van de kinderen. Nu samenwerking met de vader niet mogelijk is gebleken, ziet de rechtbank geen toevoeging in de inzet en interventie van een gezinsvoogd. Ook de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn twijfels geuit ten aanzien van de handhaving van het verzoek, gelet op het gedrag en de houding van de vader. Hoe de vader zich tijdens de mondelinge behandeling positioneert is niet helpend, ten aanzien van hemzelf en van de kinderen. De Raad geeft daarbij aan dat het voor de kinderen niet helpend is als de vader alles naar zichzelf toetrekt en zegt hoe erg het voor hem is.
Tevens ziet de kinderrechter onvoldoende toegelicht waaruit blijkt dat de moeder niet aan hulpverlening meewerkt. De Raad uit enkel twijfel of de moeder in de toekomst ook in staat is om de kinderen toestemming te geven voor contact en omgang met de vader, op het moment dat het erop aankomt. De Raad voegt daar aan toe dat hij de overtuiging heeft dat de moeder het wel wil, zij klinkt authentiek daarin. De kinderrechter onderschrijft de authenticiteit van de moeder en ziet op dit moment dan ook geen aanleiding om aan die twijfel van de Raad gevolgen te verbinden. De afgelopen anderhalf jaar is gebleken dat de moeder in staat is om de zorg te dragen voor de kinderen en om hulp in te schakelen wanneer nodig. De kinderrechter acht de moeder op dit moment voldoende in staat om de emotionele en fysieke veiligheid van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] te waarborgen en de noodzakelijke hulpverlening op te starten. Niet is gebleken dat vrijwillige hulpverlening tot onvoldoende resultaat heeft geleid.
De kinderrechter zal gelet op vorenstaande het verzoek tot het onder toezicht stellen van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, als kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Ligtenberg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.