ECLI:NL:RBGEL:2021:6338

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
C/05/394423 / KG ZA 21-363
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming huurwoning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, wonende te Arnhem, dat de voorzieningenrechter Vivare, de verhuurder, verbiedt om over te gaan tot ontruiming van het gehuurde. De achtergrond van het geschil ligt in een eerder vonnis van de rechtbank Gelderland van 30 juni 2021, waarin de huurovereenkomst tussen eiser en Vivare werd ontbonden wegens overlast veroorzaakt door eiser. Dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Vivare de ontruiming kon aanzeggen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de ontruiming was al aangezegd voor 28 oktober 2021. Eiser stelt dat de ontruiming hem in een noodsituatie zal brengen, gezien zijn gezondheidsproblemen, waaronder astma en COPD. Vivare heeft echter gemotiveerd verweer gevoerd en stelt dat de overlast door eiser na het vonnis van 30 juni 2021 is voortgezet. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Hij concludeert dat de belangen van Vivare bij de tenuitvoerlegging van de ontruiming zwaarder wegen dan die van eiser bij opschorting van de executie. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. Het vonnis is gewezen op 29 november 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/394423 / KG ZA 21-363
Vonnis in kort geding van 29 november 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te Arnhem,
eiser,
advocaat mr. J.H.F.M. van Rijswijck te Arnhem,
tegen
de stichting
STICHTING VIVARE,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. B.H.H.M. Ramakers te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Vivare worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met twee producties van 20 oktober 2021,
  • een e-mailbericht met producties 1 tot en met 8 namens Vivare van 11 november 2021,
  • een e-mailbericht met twee producties namens [eiser] van 12 november 2021,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 15 november 2021,
  • de pleitnota namens Vivare.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vivare verhuurt vanaf 13 juli 2020 aan [eiser] de zelfstandige woonruimte aan [adres eiser] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Bij vonnis van deze rechtbank van 30 juni 2021 (9075476 \ CV EXPL 21-1917 \ 398 \ 44356) (hierna: het vonnis) is de huurovereenkomst tussen [eiser] en Vivare ontbonden met ingang van de datum van het vonnis en is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In het vonnis staat, voor zover voor de beoordeling van het geschil relevant, het volgende:
“(…)
4.1.
Nu [eiser] de overlast onvoldoende heeft weersproken en tijdens de mondelinge behandeling ook (deels) heeft erkend, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting zich te gedragen als goed huurder (artikel 7:213 BW) door het gehuurde niet te gebruiken als een goed huurder betaamt (artikel 6.3 van de Algemene Huurvoorwaarden) en in strijd te handelen met het verbod overlast te veroorzaken (artikel 6.6 van de Algemene Huurvoorwaarden).
4.3.
Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt vanwege het welzijn van de heer [eiser] , gaat dit betoog niet op. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat sprake is van herhaalde wanprestatie. Het (woon)belang van [eiser] is op zichzelf genomen evident. Dit is echter onvoldoende om afwijzing van de vorderingen van Vivare te rechtvaardigen. Daarbij betrekt de kantonrechter ook dat Vivare gehouden is om aan omwonenden van [eiser] , die eveneens van Vivare huren, een ongestoord huurgenot en een veilige leefomgeving te verschaffen. De persoonlijke omstandigheden van [eiser] kunnen dan ook niet leiden tot een ander oordeel.
4.4.
Gelet op het hiervoor overwogene wordt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen. [eiser] heeft verzocht om in geval van toewijzing de ontruimingstermijn op zes maanden te stellen, zodat hij vervangende woonruimte kan vinden en het gehuurde op een redelijk manier kan verlaten. De kantonrechter gaat deels mee in dit verzoek en stelt de ontruimingstermijn op drie maanden na betekening van het vonnis. Dit mede vanwege het feit dat [eiser] zich onder begeleiding heeft gesteld om aan zijn welzijn te werken.
4.5.
[eiser] voert verweer tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het in dezen te wijzen vonnis. Het instellen van hoger beroep zou in dat geval illusoir worden, omdat er dan onmiddellijk gevolg zal moeten worden gegeven aan het vonnis, waardoor een onomkeerbare situatie ontstaat, aldus [eiser] .
Overwogen wordt als volgt. De maatstaf waaraan getoetst dient te worden houdt in dat de belangen van partijen dienen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daaraan staan mogelijke ingrijpende gevolgen van toewijzing van de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, die later moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt, op zich zelf niet in de weg. Dit is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Nu [eiser] niets anders heeft aangevoerd dan dat executie tot grote nadelige en onomkeerbare gevolgen voor hem zal leiden en hij heeft nagelaten andere relevante omstandigheden aan te voeren, ziet de kantonrechter geen grond de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijzen. Daar komt bij dat Vivare tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij, zolang [eiser] geen verdere overlast veroorzaakt, het vonnis niet direct ten uitvoer zal leggen.
(…)”
2.3.
Op 20 juli 2021 heeft Vivare het vonnis aan [eiser] betekend en de ontruiming aangezegd tegen 28 oktober 2021.
2.4.
Bij e-mailbericht van 14 oktober 2021 heeft Vivare het volgende aan haar advocaat bericht:
“Ik wil nog wel even doorgeven dat we op 8 oktober een mail hebben ontvangen van de buurvrouw van nr. [huisnummer buurvrouw] . Zij geeft aan dat de overlast nooit is gestopt.
Ik word knettergek van buurmans geschreeuw, gescheld, gebonk en erger, hele dagen nu en laat op de avond en ook ’snachts. Ik ga dit niet volhouden tot de 28e deze maand, de dag van de ontruiming. Wat te doen behalve melding doen bij de politie? (…)”
2.5.
Bij dagvaarding van 28 oktober 2021 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.6.
De door Vivare aangezegde ontruiming op 28 oktober 2021 heeft geen doorgang gevonden.
2.7.
In het dossier bevindt zich een e-mailbericht van 3 november 2021, waarin Vivare het volgende aan de [advocaat] bericht:
“Vandaag heb ik een mail gekregen van [buurvrouw] de buurvrouw van meneer [eiser] van huisnummer [huisnummer buurvrouw] .
Zij stuurt mij het volgende:
Onderwerp
156331 – overlast van nr [adres eiser]
Genoteerde overlast 22/10 tot 3/11
Vr 22-10
10.4
is aan het schreeuwen, vloeken, stampen op de vloer en dingen hard laten vallen ed. Is al enige tijd aan de gang. 11.25 eindelijk rust.
Za 23-10
5.3
schreeuwen en met de deuren slaan
Ma 25-10
13
schreeuwen en vloeken
Do 28-10
22.3
gooit met deuren en aan ’t bonken
Vr 29-10
13
schreeuwen en bonken
Di 2-11
14.22
schreeuwen en vloeken “kankerhol”
Inmiddels hebben we ook navraag gedaan bij de aannemer ivm eerdere signalen van onrust.
Uiteindelijk bleek het een werknemer te zijn van Hegeman Bouw die in de woning nummer [huisnummer andere buur] aan het werk is geweest.
Goedemorgen,
Ik heb contact gehad met de desbetreffende werknemers op het project [project] die in de periode begin oktober tot op heden hier werkzaamheden hebben uitgevoerd. De werknemers geven aan dat er geen echt conflict is geweest (lees dialoog), echter hebben er wel voorvallen plaatsgevonden dat 1 van de directe buren, vanuit zijn woning naar buiten zat te schreeuwen richting onze collega’s. Hier hebben onze werknemers geen reactie op gegeven en zijn verder gegaan met het uitvoeren van de werkzaamheden. (…)”
2.8.
Bij e-mailbericht van 11 november 2021 heeft Vivare het volgende aan haar advocaat bericht:
“Van de buurvrouw van meneer [eiser] heb ik een laatste update gekregen over de overlast die zij de afgelopen week heeft ervaren van meneer [eiser] .
Wo 3-11
14.1
schreeuwen, met de deuren slaan, bonken
Za 6-11
2
schreeuwen en bonken
13.46
schreeuwen en met dingen gooien
Zo 7-11
12.3
schreeuwen, bonken, met dingen gooien
Wo 10-11
12
het geschreeuw begint weer…
15.45
Gaat zo’n beetje – met tussenpozen – de hele middag door. Bonken en/of stampen. Heel hard en vals ‘zingen’.”
2.9.
In het dossier bevindt zich een rapportage van november 2021 van [behandelaar eiser] , bij wie [eiser] onder behandeling is.
2.10.
Vivare heeft de ontruiming van het gehuurde opnieuw aangezegd en wel tegen 16 december 2021.
2.11.
De mondelinge behandeling in de door [eiser] geëntameerde hoger beroepsprocedure is gepland op 18 februari 2022.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Vivare verbiedt tot ontruiming van het gehuurde over te gaan zolang in deze zaak niet onherroepelijk is beslist, althans Vivare verbiedt tot ontruiming over te gaan zolang niet op het hoger beroep is beslist, met veroordeling van Vivare in de kosten van deze procedure.
3.2.
Vivare voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, met bepaling dat, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan voormelde proceskostenveroordeling is voldaan, daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding betreft een executiegeschil. Het spoedeisend belang bij het gevorderde volgt uit de aard daarvan.
4.2.
De Hoge Raad heeft de volgende maatstaf geformuleerd voor executiegeschillen zoals de onderhavige (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden
die meebrengen dat, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zwaarder weegt dan het belang van de executant bij voortzetting van de ten uitvoerlegging van het vonnis. Bij de toepassing van dit uitgangspunt moet worden uitgegaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
4.3.
In het vonnis van 30 juni 2021 heeft de kantonrechter al een belangenafweging gemaakt en geoordeeld dat [eiser] het gehuurde vooruitlopend op de beslissing in een eventuele bodemprocedure moet ontruimen en dat de belangen van Vivare bij tenuitvoerlegging van die ontruiming zwaarder wegen dan die van [eiser] bij opschorting van die ontruiming hangende een eventueel hoger beroep.
4.4.
Aangezien de kantonrechter in het vonnis aldus een gemotiveerde beslissing heeft genomen over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, is de door [eiser] gevorderde schorsing van de executie alleen toewijsbaar indien aangenomen moet worden dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag en/of er sprake is van feiten of omstandigheden die bij het nemen van de beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich pas na die uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Ook dit volgt uit het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad.
4.5.
Voorop gesteld moet worden dat van een klaarblijkelijke feitelijke of juridisch misslag pas sprake is wanneer het gaat om een evidente fout (zie onder meer de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden, 7 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4470). Bij de beoordeling of sprake is van een evidente fout, moet terughoudendheid worden betracht.
4.6.
[eiser] meent dat sprake is van een dergelijke fout in het vonnis en voert daartoe aan dat de kantonrechter in het vonnis ten onrechte heeft overwogen dat [eiser] de gestelde overlast onvoldoende heeft weersproken en dat hij de overlast (deels) heeft erkend ter zitting. [eiser] stelt dat hij de overlast uitdrukkelijk heeft weersproken en dat hij ook gemotiveerd verweer heeft gevoerd, onder meer tegen de rapportage inzake de geluidsmeting, welke door Vivare ter onderbouwing van de door haar gestelde overlast in het geding is gebracht. Verder voert [eiser] aan dat hij ter zitting ook het verweer heeft opgeworpen dat het gehuurde, evenals de naastgelegen woningen van Vivare, een zeer slechte geluidsisolatie kent en dat van Vivare in redelijkheid mag worden verwacht maatregelen ter isolatie te treffen. Dat [eiser] heeft aangegeven dat hij wel
eens harde geluiden maakt, maakt volgens hem ook nog niet dat hij de door Vivare gestelde structurele overlast heeft erkend.
4.7.
Vastgesteld moet worden dat de stellingen van [eiser] over de feitelijke misslag er in de kern op neerkomen dat de kantonrechter op basis van het door [eiser] gevoerde verweer niet heeft kunnen komen tot het oordeel dat sprake is van structurele overlast op grond waarvan de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde is gerechtvaardigd. Dat [eiser] het niet eens is met het oordeel van de kantonrechter dat hij de gestelde overlast onvoldoende heeft weersproken, wil evenwel nog niet zeggen dat sprake is van een evidente fout in het vonnis. Dat over de beoordeling op dat punt in het vonnis ook anders zou kunnen worden gedacht, zoals [eiser] lijkt te betogen, kan geen grond opleveren voor ingrijpen in de tenuitvoerlegging. Dat raakt aan een oordeel over de juistheid van de beslissing, waarvoor in dit kort geding geen ruimte is. Daarover wordt in hoger beroep beslist. Zoals hiervoor reeds is overwogen kan er alleen plaats zijn voor ingrijpen in de executie door middel van dit geding voor zover het oordeel van de kantonrechter in het vonnis berust op een klaarblijkelijke fout. Daarvan is evenwel niet gebleken. Vivare heeft gemotiveerd aangevoerd dat uit de door [eiser] in de bodemprocedure ingediende conclusie van antwoord blijkt dat hij niet specifiek is ingegaan op de door Vivare in het geding gebrachte klachten en dat [eiser] zelfs onder randnummer 10 van zijn conclusie heeft gesteld dat hij als gevolg van gerezen mentale onbalans bij gelegenheid hard kan roepen, mopperen als uiting/uitlaatklep van de door hem gevoelde onmacht en frustratie en dat het dan ook kan voorkomen dat omwonenden hem horen. Dat [eiser] heeft betwist dat sprake is van structurele overlast, laat onverlet dat hij op zichzelf erkent dat hij harde geluiden maakt die hoorbaar zijn voor omwonenden. Ook de stelling van [eiser] dat ter zitting de aard, de omvang en de frequentie van de overlast niet aan de orde is geweest, is door Vivare gemotiveerd weersproken. Verder is volgens Vivare ter zitting aan de orde geweest dat isolatie van het gehuurde geen oplossing is omdat de door [eiser] veroorzaakte overlast geen leefgeluiden betreffen. In het licht van het gemotiveerde verweer van Vivare, dat niet voldoende door [eiser] is betwist, zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de beslissing van de kantonrechter berust op een evidente fout. Dat [eiser] de gestelde overlast (deels) ter zitting niet zou hebben erkend, kan in het bestek van dit kort geding niet worden vastgesteld, nu in deze procedure niet wordt beschikt over de zittingsaantekeningen van de griffier. Bovendien berust het oordeel van de kantonrechter niet enkel op de (mogelijke) erkenning van de overlast door [eiser] ter zitting. Dat sprake is van andere feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat een fout is gemaakt in het vonnis is niet gesteld of gebleken.
4.8.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat een ontruiming in zijn geval zal leiden tot een noodsituatie. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zijn fysieke en mentale gezondheid aanzienlijk is verslechterd na het vonnis van 30 juni 2021. [eiser] heeft te kampen met astma, COPD en longemfyseem, waardoor hij naar eigen zeggen behoort tot de risicogroep en de huidige coronacrisis voor hem extra gezondheidsrisico’s met zich brengt indien hij zijn woning dient te ontruimen. Temeer nu [eiser] stelt te zijn aangewezen op noodopvang, omdat hij niet beschikt over de financiële middelen om elders passende woonruimte te verkrijgen.
4.9.
Uit het vonnis (rechtsoverweging 4.3.) blijkt dat de gevolgen van de ontruiming gelet op de medische gesteldheid van [eiser] reeds zijn meegewogen in de beslissing van de kantonrechter, zodat die gevolgen niet zijn aan te merken als nieuwe omstandigheden
in de zin van voormeld beoordelingscriterium. De door [eiser] aangevoerde omstandigheid dat thans sprake is van hoog oplopende coronabesmettingen en dat dit voor hem extra gezondheidsrisico’s met zich brengt als hij de woning dient te ontruimen, is wel nieuw. Hij heeft dit echter verder niet onderbouwd. Bovendien staat tegenover dit door hem gestelde belang het belang van Vivare bij de tenuitvoerlegging. Vivare heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overlast door [eiser] na het vonnis van 30 juni 2021 niet is gestopt. Vivare heeft in dat verband e-mailberichten overgelegd van [buurvrouw] , een buurvrouw van [eiser] , waarin zij over de periode van 22 oktober 2021 tot en met 10 november 2021 met concrete data en tijdstippen heeft aangegeven wanneer [eiser] overlast veroorzaakt. Hieruit blijkt dat [eiser] meerdere keren per week, soms dagelijks, op verschillende en niet te voorspellen momenten, ook ’s nachts, onder meer schreeuwt, vloekt en met deuren slaat. [buurvrouw] heeft Vivare te kennen gegeven dat de situatie onhoudbaar is en dat zij wil verhuizen. Onweersproken is verder dat de huurder van Vivare die aan de andere kant naast [eiser] woonde door de aanhoudende overlast noodgedwongen in augustus 2021 al is verhuisd. Dit betekent, aldus Vivare, dat de twee woningen niet verhuurbaar zullen zijn zolang [eiser] in de woning woont, waardoor Vivare schade (zal) leid(en). Bij deze stand van zaken moet worden geconcludeerd dat het belang van [eiser] , hoewel [eiser] mogelijk gebaat is bij opschorting van de executie, niet opweegt tegen het belang van Vivare bij tenuitvoerlegging van de ontruiming.
4.10.
Verder is nog onweersproken dat Vivare tijdens de mondelinge behandeling in de bodemprocedure te kennen heeft gegeven het vonnis niet te zullen executeren indien de overlast van [eiser] zou stoppen. Toen evenwel bleek dat de overlast niet stopte, is door Vivare de ontruiming opnieuw aangezegd tegen 16 december 2021. Geconstateerd moet worden dat de ontruiming van het gehuurde een half jaar na de datum van het vonnis van 30 juni 2021 zal plaatsvinden, de termijn die [eiser] in de bodemprocedure zelf heeft gevorderd indien de vordering van Vivare strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zou worden toegewezen. Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat [eiser] voldoende gelegenheid is geboden om alternatieve woonruimte te vinden. Tenslotte is ter zitting nog naar voren gekomen dat onlangs hulpverlening via het RIWB is opgestart om te onderzoeken wat de alternatieve woonmogelijkheden zijn voor [eiser] .
4.11.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die door [eiser] naar voren zijn gebracht niet leiden tot het oordeel dat het vonnis van 30 juni 2021 berust op een kennelijke misslag en/of dat sprake is van nieuwe feiten die kunnen rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. De vordering van [eiser] tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 30 juni 2021 zal daarom worden afgewezen.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vivare worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Vivare tot op heden begroot op € 1.683,00, waarin begrepen € 1.016,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.