3.2Vervolgens is de vraag of eisers artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo overtreden.Op zichzelf is het juist dat het in strijd is met het bestemmingsplan dat er twee woningen op het perceel worden bewoond. De voorzieningenrechter moet echter ook vaststellen dat voor zowel de oude als de nieuwe woning een vergunning is verleend. Voor de nieuwe woning geldt daarbij dat in de omgevingsvergunning expliciet staat vermeld dat getoetst is aan het bestemmingsplan en dat het daarmee in overeenstemming is. Daarin past dat verweerder in die omgevingsvergunning enkel toestemming heeft gegeven om te bouwen. Dat verweerder hier bedoeld heeft dat enkel dan geen strijd is met het bestemmingsplan als de oude woning wordt gesloopt, doet aan deze eenduidige overweging in de omgevingsvergunning niet af.
Daarom heeft verweerder op dit punt ten onrechte handhavend opgetreden.
Wat betekent dit voor het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening?
4. Omdat verweerder ten onrechte handhavend heeft opgetreden, is het beroep gegrond. De overige gronden die eisers hebben opgevoerd, hoeven geen bespreking meer.
De voorzieningenrechter zal het geschil finaal beslechten. Omdat verweerder ten onrechte handhavend heeft opgetreden, moet ook het primaire besluit worden herroepen.
5. Omdat het beroep gegrond is, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen.
Nader overleg tussen partijen
6. De voorzieningenrechter merkt ten overvloede het volgende op. Op de zitting is met partijen besproken dat zij met elkaar in gesprek zullen gaan. Eisers hebben laten weten dat zij de oude woning willen slopen, zodra de huidige 94-jarige huurster van het achterste deel van de oude woning geen gebruik meer maakt. Verweerder heeft laten weten te willen meewerken aan het verlengen van de begunstigingstermijn voor zolang de huurster die nu in de oude woning woont daarvan gebruik maakt, met een maximumtermijn van vijf jaar. Daarover gaan partijen nader in overleg. Hierover hoeft de voorzieningenrechter geen oordeel te geven.
Vergoeding proceskosten; griffierecht
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze worden als volgt berekend. Eisers hebben zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft vijf proceshandelingen verricht: het indienen van een bezwaarschrift, het verschijnen op de hoorzitting, het indienen van het beroepschrift, het indienen van het verzoekschrift en het verschijnen op de zitting. Deze proceshandelingen leveren ieder één punt op met een waarde van € 534. Dat betekent dat de totale proceskosten € 2.670 bedragen.
8. Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht voor het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening van in totaal € 356 vergoeden.