Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van
in de zaak tussen
[verzoekster] ,
(gemachtigden: mr. M. van Wijk, W.W.M.M. de Vor en S.A. Kaspers).
[derde-partij], vergunninghouder
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 22 november 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een watervergunning die is verleend voor het vervangen van damwanden langs de Eem. De vergunninghouder heeft op 13 augustus 2021 een vergunning verkregen voor het vervangen van damwanden op zes locaties, maar verzoekers, die betrokken zijn bij watersportactiviteiten, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. Zij vrezen dat de nieuwe damwanden te hoog zullen zijn, wat gevaarlijk kan zijn voor roeiers en andere watersporters. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 november 2021 behandeld en geconcludeerd dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, omdat de werkzaamheden al zijn begonnen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder verantwoordelijk is voor het beheer van de Eem en dat de damwanden aan het einde van hun levensduur zijn. Verzoekers hebben alternatieven aangedragen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze alternatieven niet aanmerkelijk minder bezwaren hebben. De rechter heeft ook opgemerkt dat de vergunninghouder de belangen van verzoekers niet voldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming. Ondanks het motiveringsgebrek in het besluit, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, omdat het belang van de vergunninghouder om door te gaan met de werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang van verzoekers om te overleggen over alternatieven. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat er in de bezwaarprocedure nog steeds ruimte is voor overleg over aanpassingen aan het plan.