8.12De toegangsdeuren tot de afvalwaterverwerkingsruimte alsmede tot enige ruime waar dierlijke afvalstoffen worden geborgen, moeten gesloten worden gehouden. Bij de toegangsdeuren tot deze ruimten moeten instructieborden worden geplaatst met de tekst: “DEUREN GESLOTEN HOUDEN! UITSLUITEND OPENEN VOOR HET ONMIDDELLIJK DOORLATEN VAN PERSONEN EN GOEDEREN”.
(…).”
3. De omgevingsdienst Noord-Veluwe heeft op 17 december 2018, 31 januari 2019, 20 februari 2019 en 4 maart 2019 controles verricht met betrekking tot de (geur)voorschriften uit de milieuvergunning. De controles van 20 februari 2019 en 4 maart 2019 betreffen administratieve controles.
In het controlerapport van 17 december 2018 wordt per voorschrift aangegeven of hieraan wordt voldaan. Met betrekking tot voorschrift 8.1 staat in het controlerapport het volgende:
“Binnen de inrichting komen verschillende afvalstromen vrij / restproducten vrij:
- Bloed: bloed wordt opgeslagen in een bloedtank. Deze tank is gekoeld. De tank wordt dagelijks geleegd. Deze werkzaamheden vonden plaats voor 7.00 uur. Hierdoor waren er transportactiviteiten in de nachtperiode. Het tijdstip voor het uitvoeren van de werkzaamheden is verplaatst tot na 7.00 uur. Er is geen dampretourleiding voor de verdringingslucht van de bloedtankwagen. Hierdoor kan bij het leegpompen van de bloedtank geur vrijkomen;
- Categorie 2 materiaal: dit categoriemateriaal wordt gedurende de dag verzameld in blauwe bakken. Ook het restmateriaal van de zeefbocht is categorie 2 materiaal. Deze reststroom wordt dagelijks na beëindiging van de slachtactiviteiten opgehaald. Dit materiaal wordt afgevoerd naar Rendac. Aandachtspunt: laden van de vrachtwagen vindt plaats in de ontvangsthal. De deuren moeten hierbij gesloten zijn. Er is geen technische maatregel gerealiseerd die ervoor zorgt dat de deur van de ontvangsthal gesloten is tijdens laden;
- Categorie 3 materiaal (opslag in tank in ontvangsthal): dit materiaal wordt opgeslagen in een niet gekoelde tank in de ontvangsthal. Dit materiaal wordt dagelijks na beëindigen van de slachtactiviteiten opgehaald. Er is geen technische maatregel gerealiseerd, die ervoor zorgt dat de deur van de ontvangsthal gesloten is tijdens laden;
- Veren: mengsel veren/ water wordt afgevoerd naar [bedrijf]. De tankwagen wordt geladen in een afgesloten ruimte. Aandachtspunt is het gesloten houden van de roldeur van deze ruimte;
- Zuiveringsslib: wordt opgeslagen in een tank. Het betreft een ongekoelde tank. Het betreft ca. 2 transporten per week. Er is geen dampretourleiding aanwezig voor afzuiging van de verdringingslucht van de tankwagen.
Conclusie: er zijn voldoende maatregelen genomen tbv voorkomen van geuroverlast veroorzaakt door opslag van afvalstoffen binnen de inrichting. Bij verlading van afvalstoffen kan geuroverlast worden veroorzaakt, door ontbreken van dampretourleidingen op bloedtank en slibtank. Bij verlading van overige afvalstoffen moeten de deuren ontvangsthal/ verenhal gesloten blijven. Het betreft hier gedrag. Er is geen technische maatregel om hiervoor te zorgen.”
Met betrekking tot voorschrift 8.9 is aangegeven dat het bedrijf op 22 oktober 2018 heeft gemeten dat in alle gecontroleerde ruimten sprake is van onderdruk, zodat sprake is van een afzuiginstallatie van voldoende capaciteit. In het controlerapport wordt aangegeven dat in het bijzijn van de omgevingsdienst nogmaals een meting zal worden uitgevoerd, waarbij diverse scenario’s worden gemeten om vast te stellen dat onder alle omstandigheden sprake is van onderdruk.
Deze vervolgmeting is beschreven in het controlerapport van 31 januari 2019. In dat controlerapport staat dat uit de uitgevoerde meting blijkt dat binnen alle afdelingen sprake is van onderdruk.
Met betrekking tot voorschrift 8.11 is aangegeven dat, voor zover geconstateerd, alle lucht via de luchtwasser naar de buitenlucht wordt geëmitteerd. Ondanks dat zijn er toch geurklachten, aldus het rapport.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat is geconstateerd dat het bedrijf voldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van geuroverlast door opslag van afvalstoffen. Ook aan de overige voorschriften ter voorkoming van luchtverontreiniging en geurhinder werd voldaan, aldus verweerder. Tijdens de controle van 31 januari 2019 is geconstateerd dat er binnen alle relevante afdelingen sprake is van onderdruk. Daarnaast is geconstateerd dat de machines waarbij veel geuremissie vrijkomt extra worden afgezogen. Tijdens de controle van 4 maart 2019 is geconstateerd dat de overtreding van voorschrift 8.12 is beëindigd. Omdat er geen sprake (meer) is van overtreding van de vergunningvoorschriften heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen.
5. Eiseres betoogt dat voorschriften 8.1, 8.9 en 8.11 betrekking hebben op alle geur vanuit de inrichting, en niet slechts op geur van afvalstoffen. Als de beperkte uitleg van verweerder zou worden gevolgd, dan zouden deze voorschriften drie keer hetzelfde aspect regelen, terwijl voorschrift 8.1 alle daarna beschreven situaties in zich verenigt. Het kopje boven de voorschriften luidt ook “luchtverontreiniging en stankhinder” en niet “luchtverontreiniging en stankhinder door afvalstoffen”, aldus eiseres.
Volgens eiseres is sprake van geurhinder buiten de inrichting, en dus van overtreding van deze voorschriften.
6 De rechtbank zal allereerst ingaan op het in het verweerschrift en ter zitting door verweerder ingenomen standpunt dat kan worden aangenomen dat aan de algemene voorschriften (8.1 tot en met 8.3) wordt voldaan, wanneer aan de meer specifieke voorschriften (8.4 tot en met 8.14) wordt voldaan.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. In de milieuvergunning is er voor gekozen om zowel doel- als middelvoorschriften op te nemen. De stelling van verweerder zou erop neerkomen dat als voldaan wordt aan de middelvoorschriften ook aan de doelvoorschriften zou worden voldaan. Uit de milieuvergunning blijkt niet dat dit is beoogd. Een dergelijke uitleg zou de voorschriften 8.1 tot en met 8.3 ook overbodig maken.
Voorschrift 8.1 bevat naar het oordeel van de rechtbank dus een zelfstandige norm op grond waarvan handhavend kan worden opgetreden, ook als aan de overige voorschriften wordt voldaan.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder wel terecht heeft overwogen dat voorschrift 8.1 is beperkt tot geur van afvalstoffen. Dit staat immers uitdrukkelijk in het voorschrift. Wat in het kopje boven de voorschriften staat is voor de uitleg van dit voorschrift daarom niet doorslaggevend. Bovendien ziet dit kopje niet uitsluitend op voorschrift 8.1, maar op alle voorschriften die betrekking hebben op stankhinder.
Is sprake van een overtreding?
7. De vervolgvraag is of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van overtreding van voorschrift 8.1, dat bepaalt dat geur van afvalstoffen zich niet buiten de inrichting mag verspreiden.
Tussen partijen is niet in geschil dat geur zich tot buiten de inrichting verspreid. In dat geval dient verweerder te onderzoeken of deze geur afkomstig is van afvalstoffen.
Uit de controlerapporten blijkt niet dat is onderzocht of de buiten de inrichting waargenomen geur afkomstig is van afvalstoffen. In het controlerapport van 17 december 2018 staat slechts dat bij verlading van afvalstoffen geuroverlast kan worden veroorzaakt door het ontbreken van dampretourleidingen op bloedtank en slibtank. Er is niet onderzocht of deze handelingen – of andere handelingen met afvalstoffen – een (mede)oorzaak zijn voor de geur buiten de inrichting, en dus of er sprake is van een overtreding van voorschrift 8.1.
De beroepsgrond slaagt.
8. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 7 is overwogen, moet het beroep gegrond worden verklaard en dient het bestreden besluit te worden vernietigd wegens strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een tussenuitspraak te doen. Verweerder moet eerst nader onderzoek doen naar de verspreiding van geur buiten de inrichting, afkomstig van afvalstoffen. Daarbij is ook een nieuwe milieuvergunning met aangepaste voorschriften in procedure. Verweerder dient daarom een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Gelet op het voorgaande kunnen de overige beroepsgronden van eiseres onbesproken blijven.
9. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.