Op 15 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man uit Culemborg, die werd beschuldigd van het schenden van het ambtsgeheim en computervredebreuk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een bewezenverklaring te komen. De zaak was gebaseerd op het onderzoek dat had plaatsgevonden tijdens de zitting op 1 november 2021.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk schenden van het ambtsgeheim door vertrouwelijke informatie uit politiesystemen te raadplegen en deze mogelijk te delen met onbevoegde derden. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het delen van informatie met derden ontbrak, vooral omdat de verklaring van de aangever niet kon worden gebruikt voor bewijsvoering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had aangetoond dat hij de informatie had gedeeld, wat essentieel was voor de bewezenverklaring van het schenden van het ambtsgeheim.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van computervredebreuk. Hoewel hij in privétijd informatie had opgezocht in politiesystemen, was de rechtbank van mening dat dit niet noodzakelijkerwijs als onbevoegd gebruik kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn onervarenheid en de omstandigheden waaronder hij handelde, niet kon worden verweten dat hij de interne regels had overschreden. De rechtbank benadrukte dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de informatie had gebruikt voor onbevoegde doeleinden, waardoor hij ook van dit feit werd vrijgesproken.