ECLI:NL:RBGEL:2021:5860

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
9437538
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake bewijsopdrachten in een arbeidsovereenkomst ontbindingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 2 november 2021 een tussenbeschikking gegeven in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Ferro Investments Holding B.V. en [verweerder]. Ferro verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2021, met een vordering tot betaling van € 10.235,67 door [verweerder]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 17 augustus 2021 arbeidsongeschikt is, maar dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met deze ziekte. Ferro heeft verschillende verwijten aan [verweerder] gemaakt, waaronder disfunctioneren en het niet delen van financiële afspraken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de meeste verwijten niet voldoende zijn onderbouwd en dat Ferro niet heeft aangetoond dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld. De rechtbank heeft Ferro in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de beschuldigingen, waaronder het koppelen van privévoordelen aan zakelijke transacties. Tevens is [verweerder] opgedragen bewijs te leveren dat de bestuurders van Ferro op de hoogte waren van de privévoordelen. De beslissing over de vorderingen en de proceskosten is aangehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9437538 \ HA VERZ 21-174 \ 498 \ 40141
uitspraak van 2 november 2021
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ferro Investments Holding B.V.
gevestigd te Nuenen
verzoekende partij
gemachtigde mr. R.A. van Huussen te Veenendaal
en
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. R.K.A. Kop te Nijmegen
Partijen worden hierna Ferro en [verweerder] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 6 september 2021 met producties;
- de e-mail van de zijde van [verweerder] van 16 september 2021;
- de e-mail van de zijde van [verweerder] van 17 september 2021 met producties;
- de brief van de zijde van Ferro d.d. 17 september 2021 met producties;
- het verweerschrift van 6 oktober 2021 met producties;
- de brief van de zijde van Ferro d.d. 7 oktober 2021 met producties;
- de brief van de zijde van [verweerder] d.d. 7 oktober 2021 met producties;
- de brief van de zijde van [verweerder] d.d. 11 oktober 2021 met productie.
1.2.
Op 12 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, tegelijkertijd met de behandeling van het door [verweerder] aanhangig gemaakte kort geding (zaaknummer 9407754 \ VV EXPL 21-105). Tijdens de zitting hebben de gemachtigden het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Ook [verweerder] heeft het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. De griffier heeft bijgehouden wat verder tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is met partijen afgesproken dat de stukken en standpunten van partijen in zowel de kortgedingprocedure als de verzoekschriftprocedure deel uitmaken van beide procedures.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [datum] 1969, is bij Ferro lnvestments in
dienst getreden per 1 april 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, laatstelijk in de functie van ‘Vastgoed adviseur/Makelaar’ tegen een bruto maandsalaris van € 6.500,-, exclusief 8% vakantiegeld, 13e maand en overige emolumenten.
2.1.
Op de arbeidsovereenkomst is geen cao van toepassing verklaard.
2.2.
In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst, getiteld ‘Salaris’ staat, voor zover hier van belang:

(…)
5.3
Werknemer ontvangt een 20% winstdeling van het jaarlijkse netto bedrijfsresultaat. Ieder half jaar zal werkgever cijfers opmaken en dit bespreken. Winstdeling uitkering vind plaats aan het einde van het kalenderjaar.
(…)
2.3.
In artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, getiteld ‘Verdeling werknemer inzake eigen onderneming’ staat het volgende:

(…) Werknemer en werkgever spreken af dat werknemer activiteiten mag blijven uitvoeren in [verweerder] Holding BV. Hierin is afgesproken dat omzet gerelateerd aan makelaarsvergoedingen zullen worden verdeeld tussen werknemer en werkgever. De verdeling hierin is 50% - 50% (zegge: vijftig procent werkgever, vijftig procent werknemer).
2.4.
In artikel 9 van de arbeidsovereenkomst, getiteld ‘Auto/reiskosten’ staat het volgende: “
(…) Werknemer heeft de keuze bij het aanvang van deze arbeidsovereenkomst om een auto uit te zoeken van € 25.000,- (zegge: vijfentwintigduizend euro) exclusief import kosten. Hierin kan werknemer kiezen wat betreft tenaamstelling: (1) deze auto op de holding van werkgever te zetten waarbij werknemer, bijtelling verschuldigd is, een tankpas
krijgt en onderhoud voor werkgever is. Of (2) Werknemer zet auto op eigen naam en
declareert een kilometervergoeding welke maandelijks wordt uitgekeerd als onkostenvergoeding.
2.5.
In juli 2021 heeft [verweerder] op initiatief van Ferro gesproken over een vaststellingsovereenkomst om te komen tot een door Ferro gewenste beëindiging van het dienstverband van [verweerder] .
2.6.
Op 7 juli 2021 heeft Ferro het account van [verweerder] geblokkeerd. [verweerder] had daardoor geen toegang meer tot zijn zakelijke e-mail en agenda.
2.7.
Het salaris over juli 2021 heeft Ferro slechts gedeeltelijk aan [verweerder] uitbetaald. Ferro heeft een bedrag van € 3.500,- ingehouden.
2.8.
Op 17 augustus 2021 heeft [verweerder] zich bij Ferro ziek gemeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Ferro verzoekt:
- de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 oktober 2021, althans met ingang van een in goede justitie vast te stellen datum;
- [verweerder] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beslissing te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Ferro € 10.235,67 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het verzoekschrift tot aan de dag der voldoening;
met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar verzoek legt Ferro ten grondslag dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] (e-grond) en/of van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) dan wel van een combinatie van omstandigheden (i-grond), alles zodanig dat van Ferro in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verweerder] heeft het vertrouwen dat Ferro in hem had gesteld verspeeld. Zo wenste hij een auto die meer kostte dan wat Ferro bereid was te betalen en tussen partijen was afgesproken, was [verweerder] veel afwezig, hield hij geen agenda bij, gebruikte hij niet zijn zakelijke e-mailadres van Ferro, leverde hij informatie aan bij Ferro waar Ferro niets mee kon, deed hij zich voor als vertegenwoordigingsbevoegd directeur van Ferro terwijl hij dat niet was, regelde hij privé voordelen voor zichzelf bij klanten van Ferro en heeft hij Ferro misleid ten aanzien van de omzet die hij heeft gerealiseerd vanuit zijn eigen onderneming (welke omzet met Ferro moet worden verdeeld), aldus Ferro. Ferro stelt dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met de ziekte van [verweerder] en daarom kan worden uitgesproken. Aan haar vordering van € 10.235,67 ligt ten grondslag dat [verweerder] gehouden is om de omzet die hij gerealiseerd heeft binnen zijn eigen onderneming te verdelen op basis van 50/50 en het door Ferro gevorderde bedrag te betalen.
Ter zake de door [verweerder] bij verweerschrift gevorderde vergoedingen heeft Ferro (tijdens de mondelinge behandeling) geconcludeerd tot afwijzing.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt primair om afwijzing van het ontbindingsverzoek. Mocht de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, verzoekt [verweerder] om Ferro te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de transitievergoeding op grond van de wet en een billijke vergoeding van € 456.300,- bruto, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. [verweerder] staat ook open voor mediation.
3.4.
Op de stellingen van pp wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Omdat [verweerder] , verweerder in deze zaak, in het buitenland woont wordt ambtshalve beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is. [verweerder] woont in Duitsland, een lidstaat van de Europese Unie. Op grond van artikel 26 lid 1 van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 is het gerecht waarvoor de verweerder verschijnt in beginsel bevoegd. Omdat verweerder de hoedanigheid van werknemer heeft moet het gerecht zich, op grond van artikel 26 lid 2 EEX Verordening, ervan vergewissen dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen. Dienovereenkomstig heeft [verweerder] desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling laten weten de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet te betwisten en de zaak behandeld te willen zien. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en (gelet op de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht) de Rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
Uit art. 15 van de arbeidsovereenkomst blijkt dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt voor Nederlands recht, zodat dit van toepassing is.
Mediation
4.2.
Mede naar aanleiding van het door [verweerder] gedane verzoek om mediation is de mogelijkheid daartoe ter zitting besproken. Ferro heeft laten weten dat niet te willen. Mediation kan niet door een van partijen in rechte worden afgedwongen, zodat voor zover [verweerder] dat bij wijze van verweer heeft verzocht, dat verzoek wordt afgewezen.
Reflexwerking opzegverbod
4.3.
Vaststaat dat [verweerder] sinds 17 augustus 2021 arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Het ontbindingsverzoek houdt evenwel geen verband met die ziekte, de ziekte is ontstaan na en wellicht als gevolg van de door Ferro ingezette beëindiging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Onder deze omstandigheden staat het opzegverbod niet aan ontbinding in de weg. Ferro kan in zoverre in haar verzoek worden ontvangen.
Ontbinding
4.4.
Voor zover Ferro stelt dat [verweerder] niets deed en/of broddelwerk afleverde ziet dat meer op disfunctioneren dan op verwijtbaar handelen. Om die reden kunnen deze verwijten de gestelde e-grond niet dragen, nog daargelaten dat Ferro deze door [verweerder] betwiste feiten op geen enkele manier heeft onderbouwd.
De enkele omstandigheid dat [verweerder] een duurdere auto wilde aanschaffen dan de
€ 25.000,- die Ferro daartoe zou betalen, maakt niet dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld, zeker niet nu [verweerder] heeft gesteld dat hij de kosten van de auto boven de
€ 25.000,- zelf wilde dragen. Dit gemaakte verwijt kan ontbinding op de e-grond niet dragen.
Dat [verweerder] zich voordeed als vertegenwoordigingsbevoegde directeur van Ferro is op geen enkel wijze onderbouwd, zodat ook deze stelling, gelet op de betwisting daarvan door [verweerder] , niet tot ontbinding op grond van verwijtbaar handelen kan leiden.
De omstandigheid dat [verweerder] volgens Ferro zijn financiële afspraken met betrekking tot de verdeling van de in zijn eigen bedrijf gerealiseerde omzet niet of niet tijdig deelt, levert, als het verwijt juist is - waarover hierna meer (zie r.o. 4.9 e.v.) - weliswaar een zakelijk geschil tussen partijen op, maar geen (ernstig) verwijtbaar handelen dat kan leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.5.
Resteert ter beoordeling de vraag of de beweerdelijk door [verweerder] aan voor Ferro zakelijke transacties gekoppelde privé voordelen, of pogingen daartoe, ter zake zonnepanelen en/of een zwembadoverkapping leiden tot (ernstig) verwijtbaar handelen, zodanig dat van Ferro niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Als (één van) deze verwijten (komt) komen vast te staan kan dat verwijtbaar handelen opleveren zodanig dat dit moet leiden tot ontbinding op de e-grond. Immers het koppelen van een gratis privé voordeel aan een te sluiten zakelijke deal heeft te gelden als omkoping en dat levert in beginsel verwijtbaar handelen op als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW.
4.6.
[verweerder] heeft betwist dat hij aan het sluiten van een zakelijke transactie met een zakelijke relatie van Ferro de voorwaarde heeft verbonden dat deze partij hem privé, kosteloos, zonnepanelen zou leveren. [verweerder] heeft de juistheid van de, ter onderbouwing van dit verwijt, door Ferro in het geding gebrachte verklaring van de heer [naam 1] gemotiveerd betwist. [verweerder] heeft daartoe verklaringen van zijn echtgenote en van de heer [naam 2] in het geding gebracht. Aangezien [verweerder] de (poging tot de) beweerdelijke deal ter zake de zonnepanelen gemotiveerd heeft betwist en de enkele schriftelijke verklaring van de heer [naam 3] onvoldoende is om de stelling van Ferro bewezen te achten, zal Ferro in de gelegenheid gesteld worden haar stelling ter zake nader te bewijzen. In geval Ferro in dat bewijs slaagt zal - naar zich vooralsnog laat aanzien - de arbeidsovereenkomst worden ontbonden wegens verwijtbaar handelen. Een dergelijke deal is dan niet alleen verwijtbaar maar kwalificeert veelal ook als ernstig verwijtbaar. In dat geval zal de door [verweerder] verzochte veroordeling van Ferro tot betaling van de transitievergoeding daarom dan waarschijnlijk moeten worden afgewezen. Aan toekenning van een billijke vergoeding wordt dan naar zich laat aanzien evenmin toegekomen omdat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst dan geen verband houdt met enig ernstig verwijtbaar handelen van Ferro maar met (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] zelf.
4.7.
Mocht Ferro in het hiervoor genoemde bewijs niet slagen, wordt het van belang of de zwembadoverkapping die gratis door een zakelijke relatie van Ferro bij [verweerder] is aangebracht verwijtbaar handelen van [verweerder] oplevert. [verweerder] heeft erkend, althans niet voldoende gemotiveerd betwist, dat een zakelijke partner van Ferro bij hem kosteloos een zwembadoverkapping heeft aangebracht. Hij heeft evenwel betwist dat van een ontoelaatbare privé deal en derhalve verwijtbaar handelen sprake is geweest. Het voorstel van de deal kwam ‘van [leverancier] zelf’ (kennelijk de leverancier) ter onderbouwing waarvan [verweerder] een e-mail van [partner leverancier] (de partner van [leverancier] , zo lijkt) in het geding heeft gebracht die daarover verklaart. De bestuurders (tevens aandeelhouders) van Ferro, de heer [bestuurder 1 Ferro] en mevrouw [bestuurder 2 Ferro] waren ook bij het sluiten van de deal aanwezig en waren daarmee akkoord. Zoals hiervoor is overwogen is het koppelen van een privé voordeel als voorwaarde voor het sluiten van een zakelijke overeenkomst in het algemeen verwijtbaar. Nu [verweerder] niet betwist dat aan het sluiten van een zakelijke transactie voor Ferro een voor hem persoonlijk voordeel in de vorm van een zwembadoverkapping was verbonden maar ter zake een bevrijdend verweer voert, namelijk Ferro wist het/was er bij, zal [verweerder] in de gelegenheid gesteld worden te bewijzen dat de heer [bestuurder 1 Ferro] en mevrouw [bestuurder 2 Ferro] bij het tot stand komen van de zakelijke deal en de daaraan gekoppelde afspraak dat de betreffende zakelijke relatie gratis een zwembadoverkapping bij [verweerder] zou aanleggen aanwezig waren en daarmee (al dan niet stilzwijgend) hebben ingestemd. Voorts heeft [verweerder] betoogd dat de overkapping dermate minimalistisch is dat dat voordeel niet tot verwijtbaar handelen kan leiden.
Beide verweren kunnen immers het verwijtbaar karakter aan het genoten privévoordeel ontnemen.
4.8.
Mocht na de wederzijdse bewijsopdrachten niet komen vast te staan dat van verwijtbaar handelen van [verweerder] sprake is zal beoordeeld moeten worden of de arbeidsrelatie tussen partijen zodanig is verstoord dat van Ferro voortzetting daarvan redelijkerwijs niet gevergd kan worden. Dat is vooralsnog niet het geval. Ferro heeft aan de verstoorde arbeidsrelatie dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag als aan de e-grond. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat de aan [verweerder] gemaakte veelheid van verwijten als hiervoor besproken en het aanbieden van een vaststellingsovereenkomst weliswaar hebben geleid tot een inmiddels wel verstoorde arbeidsrelatie, maar dat, zoals ook hiervoor (r.o. 4.4 tot en met 4.7) reeds is overwogen, een groot deel van die verwijten niet (voldoende) zijn onderbouwd, zijn betwist en derhalve niet (voldoende) zijn komen vast te staan. Als ook na bewijslevering het beweerdelijke verwijtbaar handelen van [verweerder] niet komt vast te staan, moet het er vooralsnog voor worden gehouden dat de verwijten ten onechte door Ferro zijn gemaakt. Dan is Ferro voor het ontstaan van de verstoorde arbeidsrelatie - in overwegende mate - verantwoordelijk. Gesteld noch gebleken is dat Ferro substantiële pogingen heeft gedaan om die verstoring op te lossen anders dan middels een poging te komen tot een beëindiging middels een vaststellingsovereenkomst. Dat is onvoldoende. Iedere verdere beslissing ter zake wordt aangehouden, alsook ter zake de meer subsidiaire grondslag, te weten de i-grond.
Vordering ten bedrage van € 10.235,67
4.9.
Ferro stelt dat zij van de deal die [verweerder] via zijn eigen onderneming met Moove Real Estate Investments B.V. (verder Moove Investments) heeft gesloten - en waarbij Ferro ook zelf betrokken was - een omzet heeft gegenereerd van een bedrag van € 20.207,- (incl. BTW). Ferro heeft de factuur gedateerd 20 april 2021 van het bedrijf van [verweerder] aan Moove Investments ter onderbouwing in het geding gebracht. Ook heeft Ferro een WhatsApp-bericht van Moove Investments in het geding gebracht waarin laatstgenoemde desgevraagd laat weten de factuur van [verweerder] ( [verweerder] ) allang volledig te hebben voldaan. Ferro stelt dat zij op grond van artikel 6 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, waarin is opgenomen dat de omzet van [verweerder] in [verweerder] Holding B.V. bij helfte zal worden verdeeld, recht heeft op uitbetaling door [verweerder] van de helft, zijnde een bedrag van € 10.103,50. Er is door [verweerder] slechts een bedrag van € 3.367,83 betaald zodat hij aan Ferro nog verschuldigd is (€ 10.103,50-€ 3.367,83= € 6.735,67. [verweerder] betwist de gemaakte omzet niet, maar betwist dat deze omzet valt onder de regeling van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] stelt dat hiervoor een aparte afspraak was gemaakt die er op neer kwam dat de omzet door drieën gedeeld zou worden namelijk tussen [verweerder] , Ferro en makelaar [makelaar] . Een en ander zou blijken uit e-mails. Het aan [makelaar] verschuldigde deel heeft [verweerder] ook betaald. Aan Ferro heeft hij slechts de helft van het aan haar toekomende bedrag voldaan, ter zake het meerdere heeft [verweerder] zijn betalingsverplichting opgeschort omdat Ferro weigerde zijn loon volledig te betalen. Ferro betwist dat de omzet van Moove Investments door drieën gedeeld zou worden. [verweerder] heeft wel laten weten dat hij zijn deel met makelaar [makelaar] zou delen. Daar staat Ferro buiten, aldus Ferro. Ter zake wordt het volgende overwogen.
4.10.
[verweerder] heeft geen e-mails of enig ander bewijs overgelegd waaruit de beweerdelijke ‘andere afspraak’ om deze omzet door drieën te delen blijkt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] overigens ook verklaard dat hij deze afspraak alleen mondeling met [bestuurder 1 Ferro] heeft gemaakt. Al met al heeft [verweerder] zijn verweer dat voor deze omzet van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst afwijkende afspraken zijn gemaakt op geen enkele wijze onderbouwd. Daarom moet er van uit gegaan worden dat deze omzet bij helfte met Ferro gedeeld moet worden zoals afgesproken in artikel 6 van de arbeidsovereenkomst. Ferro heeft aldus nog aanspraak op een bedrag van € 6.735,67.
Het beroep van [verweerder] op opschorting slaagt evenmin. De factuur dateerde van 20 april 2021. Moove Investments moest binnen 8 dagen betalen. Gesteld noch gebleken is dat Moove Investments medio juli 2021 deze factuur nog steeds niet (volledig) had voldaan. Derhalve was [verweerder] dit bedrag - naar op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken moet worden aangenomen - al voor medio juli 2021 aan Ferro verschuldigd. Er was toen nog geen reden voor opschorting omdat Ferro de salarisbetalingen had opgeschort. Ferro deed dat pas op of omstreeks 19 juli 2021. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [verweerder] Ferro over de opschorting en de reden daarvan heeft geïnformeerd. Nu een nadere afspraak en/of een rechtsgeldige reden voor opschorting niet is komen vast te staan zal [verweerder] worden veroordeeld het aan Ferro nog verschuldigde bedrag van € 6.735,67 te voldoen. De veroordeling zal overigens worden aangehouden en te zijner tijd bij de eindbeschikking worden uitgesproken.
4.11.
Vervolgens moet beoordeeld worden of Ferro recht heeft op € 3.500,- zijnde de helft van de omzet die [verweerder] gemaakt zou hebben met zijn eigen bedrijf ter zake de verkoop van een woning in [plaatsnaam] . Een verkoop die volgens [verweerder] als gevolg van de afwijzing door de Volksbank van de benodigde financiering niet is doorgegaan. [verweerder] heeft ter zake een e-mail van 22 juli 2021 van de Volksbank in het geding gebracht. Weliswaar heeft Ferro gesteld dat het transport van de woning in [plaatsnaam] reeds daarvoor zou hebben plaatsgevonden, maar die stelling heeft zij niet onderbouwd. Derhalve is niet onderbouwd dat, gelet op de onderbouwde betwisting door [verweerder] de verkoop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen wel op de weg van Ferro ligt. Haar vordering ter zake wordt dan ook bij gebrek aan voldoende onderbouwing afgewezen, zodat aan een bewijsopdracht ter zake niet wordt toegekomen.
Proceskosten
4.12.
Iedere beslissing ter zake wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
draagt Ferro op te bewijzen dat [verweerder] aan het sluiten van een zakelijke transactie met een zakelijke relatie van Ferro de voorwaarde heeft verbonden of heeft willen verbinden dat deze partij hem privé, kosteloos, zonnepanelen zou leveren;
stelt Ferro in de gelegenheid zich bij schrijven - door de rechtbank te ontvangen op uiterlijk
16 november 2021- uit te laten over de vraag of en, zo ja, op welke wijze zij dit bewijs wenst te leveren. In geval van schriftelijk bewijs dient zij dat dan in het geding te brengen. Indien zij daartoe getuigen wenst te laten horen dient zij het aantal te horen getuigen alsmede verhinderdata van beide partijen, hun gemachtigden en de getuigen op te geven voor de maanden december 2021, januari en februari 2022.
5.2.
draagt [verweerder] op te bewijzen dat de heer [bestuurder 1 Ferro] en/of mevrouw [bestuurder 2 Ferro] bij het sluiten van een deal waarbij door een zakelijke relatie van Ferro werd toegezegd dat bij [verweerder] thuis een zwembadoverkapping geplaatst zou worden aanwezig waren en/of daarmee bekend waren;
stelt [verweerder] in de gelegenheid zich bij schrijven - door de rechtbank te ontvangen op uiterlijk
16 november 2021- uit te laten over de vraag of en, zo ja, op welke wijze hij dit bewijs wenst te leveren. In geval van schriftelijk bewijs dient hij dat dan in het geding te brengen. Indien hij daartoe getuigen wenst te laten horen dient hij het aantal te horen getuigen alsmede verhinderdata van beide partijen, hun gemachtigden en de getuigen op te geven voor de maanden december 2021, januari en februari 2022.
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2021