ECLI:NL:RBGEL:2021:586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
05/084002-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ex-militair in zaak van seksueel binnendringen en ontucht met bewusteloze vrouw

Op 8 februari 2021 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige ex-militair, die werd beschuldigd van seksueel binnendringen van een bewusteloze vrouw en het plegen van ontucht. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond in de nacht van 17 op 18 november 2018 in Bergen-Belsen, Duitsland. De verdachte werd ervan beschuldigd seksuele handelingen te hebben verricht met een vrouw die onder invloed van alcohol was en niet in staat was om haar wil te bepalen. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, onderbouwd door getuigenverklaringen die de verklaring van het slachtoffer ondersteunden.

Tijdens de zitting op 25 januari 2021 werd het bewijs besproken. Het slachtoffer verklaarde dat zij na een feest op haar kamer was gaan slapen en wakker werd met een man in haar kamer die seksuele handelingen bij haar verrichtte. De verdachte daarentegen verklaarde dat er instemming was voor de seksuele handelingen en dat het slachtoffer actief deelnam. De militaire kamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde op het moment van de handelingen. De tegenstrijdige verklaringen en het gebrek aan objectief bewijs leidden tot de vrijspraak van de verdachte.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 7.000,- geëist, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. G.W.B. Heijmans, mr. G.M. van den Broek en Kapitein ter zee mr. F.E. Venema, met mr. A. Bril als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/084002-19
Datum uitspraak : 8 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [1994] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. S. Klootwijk, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij in of omstreeks van 17 november 2018 tot en met 18 november 2018 te Bergen-Belsen, althans in de Bondsrepubliek Duitsland, met (de slapende en/of onder invloed van alcohol zijnde) [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
 het ontkleden en/of ontbloten van het onderlichaam van die [slachtoffer] en/of
 het betasten en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer] en/of
 het brengen en/of duwen van één of meer vinger(s) en/of zijn penis tussen de schaamlippen en/of in/tegen de vagina van die [slachtoffer] ;
althans, indien het vorenstaande onder primair niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij in of omstreeks van 17 november 2018 tot en met 18 november 2018 te Bergen-Belsen, althans in de Bondsrepubliek Duitsland met (de slapende en/of onder invloed van alcohol zijnde) [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
 het ontkleden en/of ontbloten van het onderlichaam van die [slachtoffer] en/of
 het betasten en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer] .

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat het dossier voldoende steunbewijs bevat ter onderbouwing van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Zo heeft getuige [getuige 1] verklaard dat op avonden waarop alcohol werd gedronken, verdachte vaak bij nieuwe meisjes de opmerking maakte dat hij wel een kans maakte. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte wel vaker zei dat hij [slachtoffer] zou ‘fixen’. Volgens de officier van justitie moet verdachte daarnaast hebben gemerkt dat [slachtoffer] tijdens de seksuele handelingen in slaap viel. Verder is er geen enkele reden te bedenken waarom [slachtoffer] haar verklaringen zou hebben verzonnen. Ook was zij consistent in haar verklaringen. Dat zij tijdens het informatieve gesprek met de Koninklijke Marechaussee niet direct alles vertelde, doet wat de officier van justitie betreft geen afbreuk aan haar latere verklaringen.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 17 november 2018 in Bergen-Belsen (Duitsland) na afloop van een barbecue en feest van haar werk, ter afsluiting nog een drankje deed op haar kamer met een aantal collega’s. Die dag was ze niet lekker, zij had een aantal keren overgegeven. Tijdens de barbecue, het feest en na afloop op haar kamer heeft zij diverse alcoholische drankjes tot zich genomen. Rond 23:00 uur voelde zij zich aangeschoten. Ze weet hoe het is om dronken te zijn en dat was zij niet. Zij heeft daarna nog een mixdrankje gemaakt, maar heeft dat niet helemaal opgedronken (p. 30). Omdat zij zich wat wazig voelde en vermoeid was, zei zij kort na middernacht dat zij naar bed wilde. Vervolgens ging zij naar bed. Midden in de nacht werd zij wakker. Zij voelde druk op haar linkerarm. Ze voelde dat zij geen onderbroek en geen kort broekje meer aanhad. Ook voelde zij een duwende beweging in haar vagina. Ze was niet in staat om iets te doen, omdat zij nog half sliep. Wel voelde zij dat er iets niet klopte. [slachtoffer] zag een man in haar kamer. Zij kon het echter niet plaatsen en viel weer in slaap. De volgende ochtend zag zij dat zij vloeide en had zij last van haar buik en schaamstreek. Op haar linkerarm zat een blauwe plek. De huisarts constateerde op 24 november 2018 dat zij scheurtjes in haar vagina had waaruit zij bloedde (p. 34).
Verdachte heeft verklaard dat het gezellig was bij de borrel op de kamer van [slachtoffer] . Hoewel iedereen alcohol had gedronken, was iedereen bij bewustzijn volgens verdachte. Uiteindelijk gingen de meesten naar de WC of een sigaret roken, ook [slachtoffer] was daarbij. Verdachte is met [slachtoffer] terug gegaan naar de kamer. Zij waren toen alleen. Op enig moment begonnen hij en [slachtoffer] met elkaar te zoenen. Ze belandden op het bed van [slachtoffer] , zaten aan elkaar en kleedden elkaar uit. Verdachte vingerde haar op een rustige manier en [slachtoffer] trok hem af. Verdachte wist dat het oké was wat hij deed, doordat [slachtoffer] op zijn aanrakingen reageerde door hem ook aan te raken. Op een gegeven moment vingerde hij haar iets sneller, maar dat stopte omdat een collega van hen de kamer binnenkwam. Verdachte heeft verklaard dat hij twee weken eerder al eens met [slachtoffer] had getongzoend (p. 264).
Voor de militaire kamer staat vast dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] .
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht moet de militaire kamer beoordelen of [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijk onmacht. Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier kan de militaire kamer niet afleiden dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde. De militaire kamer ziet zich voor de vraag geplaatst of [slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht verlangt verder dat de dader weet dat hij te maken heeft met iemand die in een staat van verminderd bewustzijn verkeert. Daaronder valt volgens HR 03-12-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8908 ook voorwaardelijk opzet. Die situatie doet zich voor als de dader wist of willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer verkeerde in een toestand van verminderd bewustzijn, waardoor deze niet in staat was de eigen wil te bepalen, of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden en de dader daar misbruik van heeft gemaakt.
Wat zich in de nacht van 17 en 18 november 2018 op de kamer van [slachtoffer] heeft afgespeeld wordt naar het oordeel van de militaire kamer uit het dossier onvoldoende duidelijk.
De militaire kamer overweegt dat de lezingen van verdachte en [slachtoffer] ten aanzien van het gebeurde niet met elkaar overeenkomen. Waar [slachtoffer] heeft verklaard dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de seksuele handelingen die verdachte bij haar heeft verricht omdat zij half sliep, heeft verdachte juist verklaard dat die instemming er wel was en dat [slachtoffer] ook seksuele handelingen bij hem heeft verricht. Verder kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting worden afgeleid dat [slachtoffer] een aantal alcoholische drankjes had genuttigd, maar wordt niet geheel duidelijk welk effect de alcohol op [slachtoffer] heeft gehad.
Hoewel [slachtoffer] oprecht overkomt in haar perceptie van het gebeurde en in de gevolgen die dit voor haar heeft gehad, bevindt zich in het dossier onvoldoende objectief en overtuigend bewijs dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde op het moment dat verdachte seksuele handelingen bij haar verrichtte. Als het zo zou zijn dat [slachtoffer] tijdens de seks in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, kan niet worden geconcludeerd dat verdachte ten tijde van de seksuele handelingen wist of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] in die toestand verkeerde en zij niet in staat was tot een vrije seksuele wilsvorming.
De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het primair, dan wel subsidiair ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 7.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. G.M. van den Broek, rechter, en Kapitein ter zee mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2021.
Kapitein ter zee mr. F.E. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.