ECLI:NL:RBGEL:2021:5655

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
C/05/393199 / KG RK 21-679
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in beschermingsbewindzaak

Op 11 oktober 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich verzette tegen het ontslag van zijn bewindvoerder, [belanghebbende], door de rechter. De verzoeker was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De rechter had laten weten niet te zullen verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker in zijn verzoek tot wraking kon worden ontvangen, omdat er nog geen einduitspraak was gedaan in de zaak van verzoeker. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De beoordeling van de onpartijdigheid gebeurt aan de hand van zowel een subjectieve als een objectieve toets. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die duiden op subjectieve partijdigheid van de rechter. De beslissing van de rechter om verzoeker niet te horen werd als een procesbeslissing beschouwd, die in beginsel geen grond voor wraking vormt. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/393199 / KG RK 21-679
Beslissing van 11 oktober 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van:
mr. J.H. Steverink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 9 september 2021;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 15 september 2021;
  • het e-mailbericht met bijlagen van verzoeker van 22 september 2021;
  • het e-mailbericht met bijlagen van verzoeker van 28 september 2021.
1.2.
Verzoeker is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen. Uit het bericht van 28 september 2021 volgt dat de oproep verzoeker wel heeft bereikt.
1.3.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter die een beslissing heeft genomen met betrekking tot het beschermingsbewind over (de goederen van) verzoeker. Het zaaknummer is BM 6854. [belanghebbende] is de bewindvoerder. De beslissing van de rechter gaat over het ontslag van [belanghebbende] als bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek - naar de wrakingskamer begrijpt - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker verzet zich tegen het door [belanghebbende] ingediende ontslag, omdat hij vreest dat door dit ontslag bij hem ernstige financiële en psychische schade zal ontstaan. Hij had over het voorgenomen ontslag door de rechter gehoord willen worden, hetgeen niet is gebeurd.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen, nu uit de stukken niet gebleken is van een einduitspraak in de zaak van verzoeker. Er moet namelijk nog beslist te worden wie de opvolgende bewindvoerder van verzoeker gaat worden.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De onpartijdigheid van de rechter moet worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve toets, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van een bepaalde rechter in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve toets, waarbij moet worden vastgesteld of de rechter voldoende waarborgen bood om iedere gerechtvaardigde twijfel uit te sluiten. Wat laatstgenoemde toets betreft, kan zelfs schijn van belang zijn. Uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker in het verzoek tot wraking geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. De wrakingskamer zal dan ook enkel beoordelen of er sprake geweest zou kunnen zijn van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
3.4.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij gehoord had moeten worden door de rechter voordat de beslissing werd genomen om het ontslag aan de bewindvoerder te verlenen. De beslissing van de rechter om verzoeker niet te horen, betreft een procesbeslissing. Een procesbeslissing vormt in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissing de verzoeker onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De rechter heeft schriftelijk toegelicht waarom verzoeker niet is gehoord; een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder wordt (altijd) toegewezen. De wrakingskamer leidt daaruit af dat een rechthebbende (vrijwel) nooit wordt gehoord op een ontslagverzoek van de bewindvoerder, omdat dit horen niet tot een andere beslissing kan leiden. Hierbij lijkt ook een rol te spelen dat een bewindvoerder niet snel gehouden kan worden om tegen zijn wil het bewind te voeren over iemands vermogen. Dit ligt anders voor de vraag wie als opvolgend bewindvoerder moet worden benoemd. Verzoeker is door de rechter op dat punt wel in de gelegenheid gesteld om zijn mening naar voren te brengen. De beslissing van de rechter om verzoeker niet te horen op het ontslagverzoek van zijn bewindvoerder is gelet op het voorgaande dan ook in overeenstemming met hoe doorgaans in dit soort zaken wordt gehandeld en kan derhalve anders worden verklaard dan op basis van partijdigheid.
3.5.
Met inachtneming van hetgeen door de rechter in zijn schriftelijke reactie is gesteld, is de wrakingskamer van oordeel dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing. Het verzoek is dan ook ongegrond en wordt daarom afgewezen.
4. De beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. E. Schippers, voorzitter, en mrs. M.J.C. van Leeuwen en A.L.M. Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in afwezigheid van de voorzitter openbaar uitgesproken door mr. M.J.C. van Leeuwen op 11 oktober 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.