Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de officier van justitie de verdachte vervolgt. De rechtbank heeft een verzoek tot aanhouding van de zaak afgewezen, dat was ingediend door de verdediging op basis van vijf argumenten. De verdediging vroeg onder andere om inzage in Franse stukken en stelde dat de data verkregen uit het onderzoek 26Lemont onrechtmatig waren. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen begin van aannemelijkheid was dat de hack van de EncroChat-data door Nederlandse autoriteiten had plaatsgevonden. De rechtbank benadrukte het interstatelijk beginsel van vertrouwen in de rechtmatige wijze waarop bewijs door verdragsstaten wordt verkregen en dat de Nederlandse strafrechter niet kan toetsen aan de Franse rechtsregels.
De rechtbank herhaalde ook eerdere beslissingen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkregen gegevens en wees het verzoek om aanhouding af. De rechtbank oordeelde dat de Wpg geen belangrijk strafvorderlijk voorschrift is en dat eventuele schendingen van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet automatisch leiden tot een inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Het verzoek om prejudiciële vragen aan het HvJEU werd eveneens afgewezen, omdat dit prematuur werd geacht. Tot slot werd het verzoek om het masterbestand Herwijnen te voegen aan het dossier afgewezen, omdat de verdediging eerder al de mogelijkheid had om deze stukken te verzoeken. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de zaak aan te houden en wees het verzoek tot aanhouding af.