In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een naamloze vennootschap, hierna aangeduid als [eiser], en een gedaagde, wonende in Nederland. De zaak betreft een overeenkomst voor een Visa AA krediet van $ 5.000,- die op 13 juli 2017 werd gesloten. De eiser vorderde betaling van een bedrag van ANG. 16.548,49, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de openstaande vordering. De gedaagde betwistte de toepasselijkheid van het recht van [land] en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de betalingen die met de creditcard zijn verricht.
De kantonrechter heeft eerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien het interregionale karakter van de zaak. De rechter concludeerde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat de gedaagde in Nederland woont en de eiser een forumkeuze had gemaakt voor de Nederlandse rechter. Vervolgens werd het toepasselijk recht vastgesteld, waarbij de rechter oordeelde dat het recht van [land] van toepassing was, zoals vastgelegd in de algemene voorwaarden van de overeenkomst.
In de inhoudelijke beoordeling oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde aansprakelijk was voor de betalingen met de creditcard, ongeacht wie de betalingen daadwerkelijk had verricht. De vordering van de eiser werd toegewezen, inclusief de contractuele rente van 18% per jaar. De kantonrechter kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe, en de gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma.