ECLI:NL:RBGEL:2021:558

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
8644593 \ CV EXPL 20-6655
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interregionaal privaatrecht en toepasselijkheid van Curaçaos recht in consumentenkredietgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een naamloze vennootschap, hierna aangeduid als [eiser], en een gedaagde, wonende in Nederland. De zaak betreft een overeenkomst voor een Visa AA krediet van $ 5.000,- die op 13 juli 2017 werd gesloten. De eiser vorderde betaling van een bedrag van ANG. 16.548,49, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de openstaande vordering. De gedaagde betwistte de toepasselijkheid van het recht van [land] en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de betalingen die met de creditcard zijn verricht.

De kantonrechter heeft eerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien het interregionale karakter van de zaak. De rechter concludeerde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat de gedaagde in Nederland woont en de eiser een forumkeuze had gemaakt voor de Nederlandse rechter. Vervolgens werd het toepasselijk recht vastgesteld, waarbij de rechter oordeelde dat het recht van [land] van toepassing was, zoals vastgelegd in de algemene voorwaarden van de overeenkomst.

In de inhoudelijke beoordeling oordeelde de kantonrechter dat de gedaagde aansprakelijk was voor de betalingen met de creditcard, ongeacht wie de betalingen daadwerkelijk had verricht. De vordering van de eiser werd toegewezen, inclusief de contractuele rente van 18% per jaar. De kantonrechter kende ook buitengerechtelijke incassokosten toe, en de gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8644593 \ CV EXPL 20-6655 \ 42693 \ 32568
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiser]
gevestigd te [vestigingsplaats], [land]
eisende partij
gemachtigde BVCM, mr. N. Panhuijsen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. W. Vahl
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 juli 2020 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met een productie
- de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben op 13 juli 2017 een overeenkomst gesloten met betrekking tot een Visa AA voor een krediet van $ 5.000,-. In de overeenkomst staat onder meer:
‘By signing below I (we) are requesting [eiser] to issue a credit card and I (we) acknowledge that, I (we) will be bound by terms and conditions that will be send to me (us) when the credit card is issued.
2.2.
In de ‘Algemene Voorwaarden van [eiser]’ (hierna: de algemene voorwaarden) staat onder meer:

ARTIKEL 28
Bijzondere kosten
(…)
Alle buitengerechtelijke incassokosten begroot op 15% van de vordering (…) komen voor rekening van de cliënt.
(…)
ARTIKEL 29:
Provisie, vergoedingen en rente
(…)
Onverminderd het in deze Algemene Voorwaarden of kredietovereenkomst(en) bepaalde, is de cliënt aan de Bank een vertragingsvergoeding verschuldigd, indien de cliënt zijn betalingsverplichtingen niet (tijdig) nakomt. De hoogte van deze vertragingsvergoeding en het tijdstip waarop die in rekening wordt gebracht, worden door de Bank, binnen de kaders van de toepasselijke Regelgeving, vastgesteld en kunnen door haar van tijd tot tijd worden gewijzigd. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen geldt ten aanzien van debitstanden een rentepercentage dat door de Bank wordt vastgesteld en door haar van tijd tot tijd kan worden gewijzigd. Dat percentage zal niet meer bedragen dan 18% per jaar.
(…)
ARTIKEL 32:
Opgave contactgegevens door de cliënt
De cliënt is verplicht aan de Bank schriftelijk opgave te doen van het postadres en voor zover van toepassing, het e-mailadres, waaraan alle voor hem bestemde stukken kunnen worden gericht. Deze adressen blijven tegenover de Bank van kracht zolang de Bank van de cliënt géén schriftelijke opgave van een ander adres heeft ontvangen. Alle door de Bank aan deze adressen gerichte stukken worden geacht door de cliënt te zijn ontvangen. Wijzigingen in het adres moeten onverwijld schriftelijk aan de Bank worden opgegeven.
(…)
ARTIKEL 40:
Toepasselijk recht
Op de betrekkingen tussen de cliënt en de Bank is het recht van [land] van toepassing, tenzij schriftelijk uitdrukkelijk anders is overeengekomen.
(…)
ARTIKEL 42:
Bevoegde rechter bij geschillen
Geschillen tussen de cliënt en de bank worden berecht door het Gerecht in Eerste Aanleg van [land], tenzij de Bank als eisende partij de voorkeur mocht geven aan de voor de cliënt in aanmerking komende buitenlandse rechter.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen:
a. ANG. 16.548,49, althans het equivalent daarvan in Nederlandse valuta op de dag van betaling;
b. de hoofdsom te vermeerderen met primair de contractuele rente van 18% per jaar en subsidiair de wettelijke consumentenrechte op [land] van 4% vanaf 10 juli 2020;
c. € 300,- aan salaris voor de gemachtigde;
d. de proceskosten.
De vordering bestaat, gelet op de dagvaarding, uit een bedrag van ƒ 10.745,20 aan hoofdsom, ƒ 3.191,51 aan verschenen rente en ƒ 1.611,78 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[eiser] baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende – zakelijk weergegeven – stellingen. [gedaagde] is het openstaande bedrag van ƒ 10.745,20 aan hoofdsom verschuldigd aan [eiser]. Omdat [gedaagde] ondanks meerdere verzoeken daartoe niet is overgegaan tot betaling van de openstaande vordering, is [gedaagde] ook (contractuele) buitengerechtelijke kosten en (contractuele) rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist dat het recht van [land] van toepassing is in deze procedure. Ook voert [gedaagde] aan dat hij geen volledig verweer kan voeren omdat een deel van de producties bij dagvaarding niet zijn geschreven in een taal die [gedaagde] of zijn gemachtigde machtig zijn.
Daarnaast betwist [gedaagde] dat hij verantwoordelijk is voor de betalingen die zijn verricht met de credit card. Hij voert aan dat hij enkel kan bedenken dat zij toenmalige partner uitgaven heeft gedaan met de credit card.
Bij dupliek voert [gedaagde] aan dat hij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden betwist en ook betwist dat de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld bij ondertekening van de overeenkomst.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat de vordering van [eiser] inhoudelijk wordt beoordeeld, moet de kantonrechter eerst vaststellen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is op de overeenkomst. [eiser] doet daarvoor een beroep op een forumkeuze- en een rechtskeuzebeding in de algemene voorwaarden.
4.2.
Voor zover [gedaagde] betoogt dat de algemene voorwaarden niet zouden gelden, faalt dat betoog. Zo blijkt uit de overeenkomt dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding en het rechtskeuzebeding, toepasselijk zijn en heeft [gedaagde] geen rechtsgevolg verbonden aan zijn stelling dat de algemene voorwaarden bij de ondertekening van de overeenkomst niet ter hand zijn gesteld.
Rechtsmacht
4.3.
[eiser] is gevestigd op [land] en [gedaagde] is woonachtig in Nederland. Dit zijn verschillende landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Daarmee is sprake van een geschil van interregionale aard. De Nederlandse rechter is ambtshalve gehouden om te toetsen of hem rechtsmacht toekomt. Er bestaat geen regeling – ex 38 lid 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden – ter bepaling van de rechterlijke bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard. De Nederlandse rechter dient daarom te onderzoeken of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen, en zo nee of dan aansluiting kan worden gezocht bij de artikelen 1-14 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) (zie HR 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063).
In dit geval kan aansluiting worden gezocht bij de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I Bis).
4.4.
Gelet op artikel 42 van de algemene voorwaarden hebben partijen een forumkeuze gemaakt voor het Gerecht in Eerste Aanleg van [land] te [land], maar zijn partijen ook overeengekomen dat [eiser] een vordering kan instellen bij de voor [gedaagde] in aanmerking komende buitenlandse rechtbank. Nu [gedaagde] (inmiddels) in Nederland is gevestigd, kan de Nederlandse rechter worden aangemerkt als de voor [gedaagde] in aanmerking komende buitenlandse rechter.
4.5.
Op grond van Brussel I Bis zijn er verschillende bevoegdheidsgronden, waartussen een rangorde bestaat. De rechtskeuze is geregeld in artikel 25 Brussel I Bis, deze bevoegdheidsgrond gaat voor de woonplaats van de gedaagde (artikel 4 Brussel I Bis). Op grond van het in artikel 25 Brussel I Bis bepaalde, kunnen partijen ongeacht hun woonplaats een forumkeuze maken voor een gerecht van een lidstaat. Nu partijen een forumkeuze hebben gemaakt voor een rechter van een derde staat – niet zijnde een lidstaat –, valt deze forumkeuze buiten het toepassingsgebied van artikel 25 Brussel I Bis en moet deze forumkeuze eerst worden beoordeeld aan de hand van de hand van het recht van het gerecht waar de zaak aanhangig is gemaakt (lex fori), zijnde het Nederlands recht.
4.6.
In het Nederlandse recht is de rechtskeuze geregeld in artikel 8 Rv. Artikel 8 lid 1 Rv bepaalt kort gezegd dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als partijen bij overeenkomst de Nederlandse rechter hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen voortvloeiende uit de overeenkomst. Gelet op artikel 42 van de algemene voorwaarden en de woonplaats van [gedaagde] heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
Toepasselijk recht
4.7.
Ook met betrekking tot het toepasselijk recht moet, gelet op het interregionaal karakter, onderzocht worden of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en EU-verordeningen neergelegde bepalingen van toepasselijk recht, en zo nee of dan aansluiting kan worden gezocht bij de artikelen 1-14 Rv.
In dit geval kan aansluiting worden gezocht bij de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I).
4.8.
Gelet op artikel 40 van de algemene voorwaarden hebben partijen een rechtskeuze gemaakt voor het recht van [land].
4.9.
Artikel 3 lid 1 Rome I bepaalt kort gezegd dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. In dit geval is daarom het recht van [land] van toepassing. Het verweer dat bij een procedure bij de Nederlandse rechter enkel Nederlands recht van toepassing kan zijn, zoals [gedaagde] aanvoert, vindt geen grondslag in het recht en wordt daarom gepasseerd.
Inhoudelijke beoordeling
4.10.
De vraag of [gedaagde] zelf of iemand anders met zijn credit card betalingen heeft verricht, is voor toewijzing van de vordering van [eiser] niet van belang. [gedaagde] is de wederpartij van [eiser] en is verantwoordelijk en aansprakelijk voor betalingen met zijn credit card. [eiser] hoeft daarom niet, zoals [gedaagde] betoogt, te bewijzen dat [gedaagde] de betalingen zelf heeft verricht. De door [eiser] gevorderde hoofdsom van ANG. 10.7845,20 wordt toegewezen.
4.11.
Partijen mogen in principe de rente en kosten afspreken die zij willen. Die vrijheid is echter niet onbegrensd. Als een rentepercentage onderdeel uitmaakt van de rechtsstrijd zal die begrenzing bij de beoordeling worden gevonden in de toets of er strijd is met de openbare orde en/of de goede zeden in de zin van artikel 3:40 lid 1 BW te [land]. Sinds 5 mei 2017 hanteert de Centrale Bank van [land] en Sint Maarten als beleidsmaatstaf voor het verlenen van vergunningen en/of ontheffingen op basis van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen in geval van kredietverlening aan consumenten een maximum van 27% aan annual percentage rate of charge (APR) (zie ook de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 24 juli 2018 (ECLI:NL:OGHACMB:2018:122)). [eiser] heeft onbetwist gesteld dat partijen een rente van 18% overeen zijn gekomen. Deze contractuele rente wordt niet aangemerkt als strijdig met de goede zeden en zal daarom als gevorderd toegewezen.
4.12.
Het verweer met betrekking tot de producties in een andere taal dan de Nederlandse taal ziet enkel op producties met betrekking tot sommaties van [eiser]. Omdat er echter ook sommaties in het Nederlands zijn overgelegd, wordt het verweer gepasseerd. [eiser] heeft, ook zonder de sommaties in het Papiamento, voldoende gemotiveerd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. In afwijking van wat partijen zijn overeengekomen, zal conform artikel 136 onder III van het Procesreglement Civiele Zaken in eerste aanleg en in hoger beroep 2018 (van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie) een bedrag van ANG. 1.500,00, te weten 1 ½ punt van tarief 4, aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.13.
Concluderend wordt een bedrag van ANG. 15.436,71 toegewezen. Hierbij merkt de kantonrechter op dat [eiser] in haar dagvaarding onder 15. een fout van + ANG. 1.000,- heeft gemaakt in de optelsom van de vordering.
4.14.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De proceskosten worden toegewezen volgens de geldende tarieven, zodat er geen extra € 300,- aan salaris voor gemachtigde wordt toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van ANG. 15.436,71, te vermeerderen met de contractuele rente van 18% per jaar over ANG. 10.745,20 vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] begroot op € 86,85 aan dagvaardingskosten, € 499,- aan griffierecht en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op