17.2.De rechtbank ziet geen reden aan deze toelichting van verweerder te twijfelen en is van oordeel dat verweerder daarmee voldoende gemotiveerd heeft dat deze voorwaarde in de ontheffing uitvoerbaar is. De grond slaagt niet.
18. Gelet op wat hiervoor onder 10.1, 11.2 en 12.2 is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de bestreden ontheffing in zoverre heeft genomen in strijd met het in artikel 3.46 van de Awb neergelegde vereiste dat een besluit dient te rusten op een deugdelijke motivering.
19. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:51d van de Awb in de gelegenheid te stellen om binnen 14 weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in de bestreden ontheffing te herstellen.
Verweerder dient daartoe met inachtneming van hetgeen in 10.1, 11.2 en 12.2 is overwogen, zijn standpunt dat
- in Gelderland uitgegaan moet worden van het schadebedrag uit 2005 en het aantal grauwe ganzen teruggebracht moet worden tot het niveau van 2005,
-populatiebeheer van de grauwe gans in het belang van de volksgezondheid of openbare veiligheid en in het belang van de bescherming flora of fauna mag plaatsvinden, en
- de winterrust verkort kan worden naar 1 februari,
te voorzien van een deugdelijke motivering en/of de ontheffing te wijzigen of een nieuwe ontheffing vast te stellen.
Ten aanzien van de doelstand merkt de rechtbank nog op dat haar niet duidelijk is wat het aantal grauwe ganzen de afgelopen jaren in de zomer was, en hoeveel van die zomerganzen in het kader van populatiebeheer afgeschoten zouden moeten worden om op de doelstand van 30.000 uit te komen. De rechtbank verzoekt verweerder om hierop in te gaan.
Verweerder dient de rechtbank en de andere partijen de aanvullende motivering mee te delen en – indien van toepassing – de gewijzigde of nieuwe ontheffing op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigde of nieuwe ontheffing niet opnieuw te worden toegepast.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres en derde-partij in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.