5.3De rechtbank is verder van oordeel dat de Werkinstructie niet kan worden aangemerkt als een beleidsregel die ziet op de vraag wanneer de naturalisatietermijn gaat lopen bij de identiteitswijziging van een vreemdeling met een asielvergunning, zoals eiser. Deze Werkinstructie is namelijk duidelijk alleen geschreven voor vreemdelingen met een Ranov-vergunning. Het is dus geen bij besluit vastgestelde algemene regel over de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van de bevoegdheid om vreemdelingen
met een asielvergunningde Nederlandse nationaliteit te geven. Daarmee is de Werkinstructie voor de bevoegdheid die verweerder in deze zaak toepast, geen beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Verweerder stelt dat het onderdeel van de Werkinstructie over de start van de termijn van toelating en hoofdverblijf in het geval van identiteitswijziging, ondanks dat de Werkinstructie alleen voor naturalisatieverzoeken van vreemdelingen met een Ranov-vergunning is geschreven, in de praktijk ook op naturalisatieverzoeken van vreemdelingen met een andersoortige verblijfsvergunning wordt toegepast. Ook zij kunnen hun identiteitsgegevens namelijk wijzigen en het zou enige mate van rechtsongelijkheid met zich brengen als een wijziging van identiteitsgegevens alleen aan personen met een Ranov-vergunning tegengeworpen zou worden, zo betoogt verweerder.
Omdat de rechtbank niet duidelijk was of en zo ja, in hoeveel gevallen, verweerder de Werkinstructie ook op naturalisatieverzoeken van houders van andere dan een Ranov-vergunning heeft toegepast, heeft de rechtbank verweerder gevraagd hier onderzoek naar te doen en informatie over te verschaffen. Verweerder heeft in een brief van 30 maart 2021 bericht dat bij een handmatige telling deze Werkinstructie bij een tiental zaken die niet zagen op een Ranov-vergunning is toegepast.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het toepassen van het betreffende onderdeel van de Werkinstructie op naturalisatieverzoeken van vreemdelingen met een andere dan een Ranov-vergunning moet worden aangemerkt als een vaste gedragslijn van verweerder.
6. Dan is vervolgens de vraag of het redelijk is dat bij aanpassing van de identiteitsgegevens de naturalisatietermijn opnieuw begint te lopen. Daarbij staat voorop dat het hier gaat om een zeer vrije bevoegdheid van verweerder.
De rechtbank acht verweerders gedragslijn om het betreffende onderdeel van de Werkinstructie ook toe te passen op naturalisatieverzoeken van houders van een andere dan een Ranov-vergunning, niet onredelijk. Dat, zoals eiser stelt, de Ranov een bijzonder karakter en achtergrond heeft, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat verweerder niet ook in andere zaken bij de naturalisatietermijn van belang mag achten dat een vreemdeling zijn identiteitsgegevens heeft gewijzigd. Dat identiteitsfraude eerder bij Ranov-vergunninghouders dan bij houders van een asielvergunning zal worden ontdekt omdat Ranov-vergunninghouders - anders dan houders van een asielvergunning - bij een verzoek tot naturalisatie in beginsel een gelegaliseerde geboorteakte en een paspoort moeten overleggen, betekent namelijk nog niet dat dit ook bij andere vreemdelingen kan gebeuren en verweerder mag hieraan bij naturalisatie gewicht toekennen. Dat houders van een andere dan een Ranov-vergunning er niet op gewezen worden dat een wijziging van zijn identiteitsgegevens gevolgen kan hebben voor zijn naturalisatie tot Nederlander, terwijl Ranov-vergunninghouders hier wel op zijn gewezen, maakt ook niet dat verweerder de wijziging van identiteitsgegevens bij naturalisatie niet van belang mag achten. Kortom, de rechtbank is van oordeel dat de vaste gedragslijn als neergelegd in de Werkinstructie ook bij vreemdelingen met een asielvergunning redelijk is.
7. Verweerder heeft de wijziging van eisers geboortedatum terecht niet aangemerkt als een verschoonbare (minieme) identiteitswijziging. Verweerder heeft daarbij terecht van belang geacht dat van vreemdelingen van boven de 12 jaar verwacht mag worden dat zij hun geboortedatum weten en zeker van eiser, omdat deze een paspoort heeft gehad. De wijziging van 16 april 1989 in 14 november 1988 is ook geen minieme wijziging. Dat in de asielprocedure onduidelijkheid heeft bestaan over de geboortedatum van eiser, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat deze onduidelijkheid ook bij eiser zelf bestond. Dat eiser analfabeet is, slechts enkele jaren basisonderwijs heeft genoten en geheugenproblemen heeft, zoals eiser stelt, heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven geven om anders te beslissen. Verweerder heeft de gedragslijn bij eiser dus naar het oordeel van de rechtbank juist toegepast.
8. Dat alles betekent dat verweerder het verzoek van eiser tot naturalisatie heeft mogen weigeren. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.