ECLI:NL:RBGEL:2021:5026

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
C/05/363282 / HA ZA 19-219
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afleggen van rekening en verantwoording in internationale paardenhandel

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van internationale paardenhandel, heeft eiseres, een Amerikaanse partij, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die als verkoper van de paarden wordt beschouwd. Eiseres vordert dat gedaagde rekening en verantwoording aflegt over de financiële afwikkeling van de aankoop van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen koopovereenkomst of overeenkomst van opdracht tussen eiseres en gedaagde bestaat, en dat gedaagde niet als bemiddelaar heeft opgetreden. De rechtbank heeft de vordering tot afleggen van rekening en verantwoording op basis van artikel 7:403 BW afgewezen, omdat eiseres niet voldoende feiten heeft aangedragen die de rechtsverhouding tussen haar en gedaagde onderbouwen. Echter, de rechtbank heeft wel geoordeeld dat eiseres recht heeft op inzage in bepaalde bescheiden op basis van artikel 843a Rv, omdat deze bescheiden relevant zijn voor haar rechtspositie ten opzichte van een derde partij, Wolver Hollow Corp. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de gevraagde bescheiden aan eiseres te verstrekken, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De proceskosten zijn toegewezen aan eiseres, met uitzondering van de kosten in het incident, die voor gedaagde zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/363282 / HA ZA 19-219
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 4 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] , de Verenigde Staten van Amerika,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaten mr. L.M. Schelstraete te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[Verweerder] , h.o.d.n. [bedrijf verweerder] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. B.E.J. Loeffen te Wijchen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [Verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 april 2020,
  • het verzoek van partijen om de op 30 september 2020 geplande comparitie geen doorgang te laten vinden en om partijen toe te staan conclusies van repliek en dupliek te nemen,
  • het bericht van de rechtbank van 24 september 2020,
  • de conclusie van repliek in de hoofdzaak en het incident tevens, houdende akte wijziging van eis in de hoofdzaak, met producties 17 tot en met 24,
  • de conclusie van dupliek in de hoofdzaak en het incident, tevens antwoordakte wijziging van eis in de hoofdzaak, met producties 8 tot en met 10.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar het vonnis in incident van 19 februari 2020.
2.2.
Verder staan nog de volgende feiten vast. Wolver Hollow Corp. heeft in augustus 2019 in de VS een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt tegen [zoon eiseres] en heeft nadien ook [eiseres] in die procedure betrokken. In april 2020 hebben [eiseres] en [zoon eiseres] in de VS een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt tegen onder meer [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en Wolver Hollow Corp. In deze procedures staat (onder meer) de vraag centraal wie de eigena(a)r(en) is/zijn van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z (hierna gezamenlijk ook: de paarden) en wie in het kader van de aankoop van die paarden welke koopsommen heeft voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
I. [Verweerder] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ex artikel 843a Rv aan [eiseres] kosteloos een afschrift te verstrekken van de bescheiden zoals genoemd in onderdeel 56 van de dagvaarding, althans het deel van de daar genoemde documenten dat de rechtbank geraden acht;
II. [Verweerder] zal veroordelen om aan [eiseres] een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te betalen voor iedere dag dat [Verweerder] - geheel of gedeeltelijk - in gebreke blijft om aan de veroordeling onder I. te voldoen;
III. [Verweerder] zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis (volledig) aan [eiseres] zijn voldaan;
en in de hoofdzaak
na wijziging van eis:
primair:
I. [Verweerder] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ex artikel 7:403 BW rekening en verantwoording af te leggen van de wijze waarop [Verweerder] de aankoop van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z (financieel) heeft afgewikkeld, door middel van het overleggen van in ieder geval doch niet uitsluitend de documenten (zoals benoemd in onderdeel 80 van de dagvaarding) betreffende de aankoop en (financiële) afwikkeling van de aankoop van deze paarden;
II. [Verweerder] zal veroordelen om aan [eiseres] een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te betalen voor iedere dag dat [Verweerder] - geheel of gedeeltelijk - in gebreke blijft om aan de veroordeling onder I. te voldoen;
subsidiair:
III. [Verweerder] zal veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ex artikel 843a Rv aan [eiseres] kosteloos een afschrift te verstrekken van de bescheiden zoals genoemd in onderdeel 56 van de dagvaarding, althans het deel van de daar genoemde documenten dat de rechtbank geraden acht;
IV. [Verweerder] zal veroordelen om aan [eiseres] een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te betalen voor iedere dag dat [Verweerder] - geheel of gedeeltelijk - in gebreke blijft om aan de veroordeling onder III. te voldoen
primair en subsidiair:
V. [Verweerder] zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis (volledig) aan [eiseres] zijn voldaan.

4.De beoordeling

In het incident en in de hoofdzaak

4.1.
In deze procedure staat de vraag centraal of [Verweerder] , zoals [eiseres] stelt en [Verweerder] betwist, in opdracht van en als tussenpersoon (bemiddelaar) voor [eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] is opgetreden bij de aankoop van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z en of [Verweerder] op grond van die rechtsverhouding gehouden is -in de hoofdzaak- tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot de aankoop en (financiële) afwikkeling van de aankoop van de paarden op de voet van art. 7:403 BW dan wel -in het incident en subsidiair in de hoofdzaak- tot het verstrekken van inzage in of afschrift van bepaalde bescheiden op de voet van art. 843a Rv.
Verplichting tot afleggen rekening en verantwoording (art. 7:403 BW): overeenkomst van opdracht c.q. bemiddeling?
4.2.
[eiseres] heeft, samengevat, het volgende gesteld. [Verweerder] heeft in opdracht van [eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] bemiddeld bij de aankoop van de paarden. [Verweerder] zou de gelden van [eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] doorbetalen aan de verkopers van de paarden en de transacties financieel afwikkelen. [eiseres] heeft aan [Verweerder] betaald, ter doorbetaling aan de verkopers van de paarden; [Verweerder] heeft de verkopers van de paarden met de gelden van [eiseres] betaald. [eiseres] heeft de paarden niet van [Verweerder] gekocht, maar van derden. [Verweerder] had de paarden zelf niet in eigendom, hij presenteerde zich niet als eigenaar en hij had daarvoor volgens [eiseres] ook niet de financiële middelen. Omdat [Verweerder] geen eigenaar was, kon hij ook geen verkoper zijn. Hij heeft nooit een factuur aan [eiseres] verstrekt. [Verweerder] heeft ook nooit kenbaar gemaakt dat hij de paarden met de gelden van [eiseres] zelf zou gaan inkopen en met een marge zou verkopen. [Verweerder] heeft zich van het begin af aan als bemiddelaar gepresenteerd en is als zodanig opgetreden; hij heeft zelf verklaard dat hij vraag en aanbod aan elkaar koppelt en de connectie is tussen kopers en verkopers en dat is dienstverlening die als bemiddeling kwalificeert. In de rol van bemiddelaar heeft [Verweerder] onderhandeld met de verkopers en hij heeft de veterinaire keuringen laten uitvoeren, hetgeen doorgaans tot de taak van een bemiddelaar behoort. Voor zover niet [eiseres] maar [zoon eiseres] als wederpartij van [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] dan wel [Verweerder] heeft te gelden, vertegenwoordigt zij hem op eigen naam op basis van lastgeving, aldus [eiseres] .
4.3.
[Verweerder] voert, samengevat, het volgende aan. [eiseres] en [Verweerder] hebben nooit rechtstreeks contact met elkaar gehad. Er is geen opdracht gegeven door [eiseres] en/of aanvaard door [Verweerder] , ook niet stilzwijgend. [Verweerder] was evenmin ‘agent’ voor [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en [zoon eiseres] ; dat is nooit besproken laat staan afgesproken. Hij heeft de paarden niet verkocht aan [eiseres] , maar aan [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] [Verweerder] heeft geen verkoopprijzen meegedeeld aan [zoon eiseres] of [eiseres] en evenmin een factuur aan [eiseres] verstrekt. [Verweerder] heeft de facturen aan [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] verstrekt. [Verweerder] heeft de paarden van de toenmalige eigenaars gekocht en er was geen sprake van bemiddeling. Dat blijkt uit de door hem overgelegde facturen en verklaringen. [Verweerder] heeft de paarden laten keuren als eigenaar en de facturen daarvoor zijn ook op zijn naam gezet. [Verweerder] was geen doorgeefluik van de koopsommen, maar heeft de paarden betaald met geld dat inmiddels van hem was. Het waren betalingen van [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] , deels afkomstig van [eiseres] en van commissie was geen sprake. Dat [Verweerder] aanwezig was bij de bezichtigingen van de paarden en voor [zoon eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] een en ander heeft vertaald, betekent niet dat hij als bemiddelaar is opgetreden. Als [Verweerder] bemiddelaar was, dan zouden de toenmalige eigenaars van de paarden niet door hem zijn betaald. Dat hij de verkopers pas heeft betaald nadat hijzelf betalingen had ontvangen, is niet ongebruikelijk en levert het minste bedrijfsrisico op, aldus [Verweerder] . Hij voert aan dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] [eiseres] heeft voorgehouden en/of met haar heeft afgesproken, wat dat dan ook moge zijn. [eiseres] forceert [Verweerder] in de rol van bemiddelaar om via die weg bewijs te kunnen verkrijgen dat [eiseres] kennelijk niet van [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] kan verkrijgen. Het geschil tussen [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en [eiseres] wordt daarmee over zijn rug uitgevochten, aldus [Verweerder] .
4.4.
Een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 lid 1 BW) is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten. Een bemiddelingsovereenkomst (artikel 7:425 BW) is een species van de overeenkomst van opdracht, waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich tegenover de andere partij, de opdrachtgever, verbindt tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op een partij die stelt met een andere partij een overeenkomst te hebben gesloten, de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast rust van feiten en omstandigheden waaruit dat volgt.
4.6.
Door partijen is niets schriftelijk vastgelegd dat zou kunnen duiden op een overeenkomst van opdracht c.q. bemiddeling. [Verweerder] heeft onweersproken aangevoerd dat hij nooit rechtstreeks contact heeft gehad met [eiseres] en heeft verklaard dat [zoon eiseres] en/of [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] aan hem ook nooit kenbaar hebben gemaakt dat zij (mede) namens [eiseres] zouden optreden. De enige die dat verklaart is [zoon eiseres] , die mogelijk een (persoonlijk) belang heeft bij zijn verklaring op dit punt, zodat die verklaring in dit verband niet voldoende is. Er is ook niets dat die verklaring onderbouwt en steunt. Het enige in deze procedure gebleken ‘rechtstreekse verband’ tussen [eiseres] en [Verweerder] bestaat uit de betalingen die [eiseres] aan [Verweerder] heeft gedaan - overigens niet op basis van een of meer facturen, aangezien [Verweerder] die niet aan [eiseres] heeft verstrekt - en de betreffende betalingsgegevens duiden niet op het bestaan van een overeenkomst van opdracht of bemiddeling tussen hen. Evenmin heeft [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake was van een relatie tussen [eiseres] , [Verweerder] en een of meer toenmalige eigenaars van de paarden, behoudens de omstandigheid dat [zoon eiseres] met [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] in het bijzijn van [Verweerder] op diverse locaties in Nederland paarden hebben bezichtigd. Daarentegen heeft [Verweerder] met stukken voldoende onderbouwd dat hij de paarden van de voormalige eigenaars heeft gekocht en betaald. Dat [Verweerder] de koopprijs voor de paarden heeft voldaan nadat hij de betalingen van [eiseres] had ontvangen, doet daar niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] , tegenover de gemotiveerde betwisting van [Verweerder] , onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat [Verweerder] zich tegenover [eiseres] heeft verbonden - althans dat zij daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen - om voor haar bepaalde werkzaamheden te verrichten dan wel voor haar rekening rechtshandelingen te verrichten door als tussenpersoon (bemiddelaar) tussen haar en derden overeenkomsten tot stand te brengen met betrekking tot de aankoop van de paarden. Het voorgaande geldt ook voor zover [eiseres] (subsidiair) stelt dat [Verweerder] als bemiddelaar voor [zoon eiseres] en/of [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] is opgetreden. De omstandigheid dat [Verweerder] ten tijde van de bezichtigingen van de paarden door [zoon eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] (nog) geen eigenaar van die paarden was - zoals [eiseres] heeft gesteld en door [Verweerder] niet is betwist - is, op zichzelf en in samenhang met de overige omstandigheden, geen reden om anders te oordelen. Dat [Verweerder] de paarden veterinair heeft laten keuren evenmin.
4.7.
[eiseres] heeft nog gewezen op een e-mailbericht van 10 september 2019 van [Verweerder] aan de advocaat van [eiseres] (productie 16 bij dagvaarding), waarin [Verweerder] verklaart:
“(…) Door mij zijn paarden verkocht aan een Amerikaanse combinatie die hierin op basis van hun onderlinge afspraken ieder een aandeel van 50% hebben genomen. Beide partijen hebben jegens mij aan hun verplichtingen voldaan, niet meer en niet anders. Van commissie of bemiddeling is geen sprake geweest. Dat partijen om wat voor reden dan ook onderling problemen hebben gekregen is mij niet verwijtbaar, ben ik geen partij in en heb ik niet mee van doen. (…)”
en een (ongedateerde) verklaring opgesteld en ondertekend door [Verweerder] (productie 12 bij dagvaarding), waarin staat:
“To whom it may concern:
As the owner of [bedrijf verweerder] , I am confirming that Wolver Hollow has satisfied it’s financial obligations in the purchase of 50% of the following horses:
- Donchalant
- Colditz
- Escape
Sincerely,
[Verweerder] ”
4.8.
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor geciteerde twee verklaringen van [Verweerder] blijkt dat hij er van op de hoogte was dat tussen [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en [eiseres] kennelijk (onderling) een afspraak gold met betrekking tot de eigendom van de aangekochte paarden. In het e-mailbericht spreekt [Verweerder] over een aandeel van 50% elk en in de tweede verklaring verklaart hij dat Wolver Hollow Corp. haar financiële verplichtingen in de aankoop van 50% van de paarden heeft voldaan. Maar in tegenstelling tot de conclusie die [eiseres] meent daaraan te kunnen verbinden, kan uit deze verklaringen evenmin worden afgeleid dat sprake was van bemiddeling waarbij [Verweerder] als tussenpersoon is opgetreden voor/namens [eiseres] .
4.9.
Bij gebreke van de door [eiseres] gestelde overeenkomst van opdracht c.q. bemiddeling rust op [Verweerder] tegenover [eiseres] geen verplichting als bedoeld in artikel 7:403 BW. Omdat [eiseres] overigens geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, is er geen reden om haar toe te laten tot bewijslevering op dit punt. Dat betekent dat de primaire vordering van [eiseres] in de hoofdzaak niet toewijsbaar is.
Verplichting tot verstrekken van inzage in of afschrift van bescheiden (art. 843a Rv)?
4.10.
[eiseres] legt aan haar vordering in het incident en haar subsidiaire vordering in de hoofdzaak - samengevat en voor zover van belang - het volgende ten grondslag. Ook als [Verweerder] niet heeft bemiddeld bij de aankoop van de paarden, dan heeft hij in ieder geval te gelden als verkoper van de paarden. [eiseres] heeft de gevorderde bescheiden nodig ter bepaling van haar rechtspositie ten opzichte van [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] , waarmee [eiseres] in de VS in gerechtelijke procedures omtrent de eigendom en de waarde van de paarden is verwikkeld. Tot nu toe blijft voor haar onduidelijk of [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] voor zijn aandeel in de eigendom van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z heeft betaald, en zo ja, met welk bedrag, en wat de werkelijke aankoopprijs van de paarden was. Dit kan worden vastgesteld aan de hand van de gevorderde bescheiden. De bescheiden kunnen niet van [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] worden verkregen, althans hij verschaft die stukken niet aan [eiseres] . De bescheiden zijn van belang voor haar beslissing om [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] al dan niet uit te kopen c.q. alternatieve rechtsmaatregelen tegen hem te treffen als komt vast te staan dat hij niet voor zijn aandeel in de paarden heeft betaald. Als er al alternatieve mogelijkheden voor bewijsvergaring zijn, dan zijn deze dusdanig omslachtig, tijdrovend en kostbaar dat deze niet aan de vordering ex artikel 843a Rv in de weg staan. Verder heeft [eiseres] gespecificeerd om welke bescheiden het gaat en heeft zij het onderwerp goed afgebakend. [Verweerder] beschikt over de gevorderde bescheiden. Hetgeen hij bij conclusie van antwoord heeft overgelegd is deels onleesbaar en verder niet toereikend om de gang van zaken te kunnen verifiëren. Het Haags Bewijsverdrag staat, indien al van toepassing, niet aan een vordering ex artikel 843a Rv in de weg, aldus [eiseres] .
4.11.
[Verweerder] heeft daartegen - samengevat en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. [eiseres] moet de weg van het Haags Bewijsverdrag volgen. Met de reeds overgelegde documenten is naar het oordeel van [Verweerder] genoegzaam in de behoefte van [eiseres] om informatie over de aankoop van de paarden voorzien. Uit die stukken blijken immers de verkoop aan [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en de koopsommen, zodat [eiseres] de eigendomskwestie met [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] kan afwikkelen. Haar vordering ziet verder op bescheiden betreffende de bedrijfsvoering (het verdienmodel c.q. de marges) van [Verweerder] en daarbij heeft zij geen rechtmatig belang. De stellingen van [eiseres] zijn gebaseerd op aannames en speculatie over een mogelijke gang van zaken; zij heeft slechts een vermoeden dat de bescheiden mogelijk steun zouden kunnen geven aan haar stellingen. Volgens [Verweerder] is [eiseres] niet specifiek genoeg, omdat zij ook vraagt om alle documenten met betrekking tot de aankoop van de paarden en de afwikkeling daarvan. Dat komt neer op een ongelimiteerde vordering (het openleggen van de volledige boekhouding ter zake van de aan- en verkoop van de paarden) en [Verweerder] kan de mogelijke gevolgen daarvan niet overzien en evenmin kan getoetst kan worden of [eiseres] rechtmatig belang bij de desbetreffende bescheiden heeft. Niet gebleken is dat [eiseres] geen andere wegen meer heeft om de gevraagde bescheiden te verkrijgen. Het is bij uitstek [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] die die stukken kan verstrekken, aldus [Verweerder] .
4.12.
In artikel 843a lid 1 Rv is bepaald dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. In lid 4 van dit artikel is bepaald dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.13.
Voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv heeft als maatstaf te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. Die maatstaf stelt de rechter in staat een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
Rechtsbetrekking
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen [eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en van een rechtsbetrekking tussen [Verweerder] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] . Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat geen sprake is van bemiddeling. [eiseres] stelt zich in dat geval (subsidiair) op het standpunt dat [Verweerder] de paarden aan haar heeft verkocht, welke rechtsverhouding dan dient te worden gekwalificeerd als consumentenkoop. [Verweerder] heeft daartegen onweersproken aangevoerd dat hij [eiseres] nooit heeft gesproken voorafgaand aan de aankoop van de paarden, dat alle contacten over de aankoop van de paarden via [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] verliepen en dat hij [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] voor de aankoop van de paarden heeft gefactureerd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is komen vast te staan dat [Verweerder] de paarden heeft verkocht aan [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en dat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [Verweerder] en [eiseres] . Dat [eiseres] in april 2017 een bedrag van (omgerekend) € 140.000,00 en in oktober 2017 een bedrag van (omgerekend) € 100.000,00 aan [(bedrijf) verweerder] heeft overgemaakt en dat dit verband hield met de aankoop van de paarden Donchalant en Colditz respectievelijk Escape Z door [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] staat vast, maar dat leidt niet tot een andersluidend oordeel.
4.15.
Datzelfde geldt voor zover [eiseres] ook in dit kader verwijst naar het e-mailbericht van 10 september 2019 en de verklaring van [Verweerder] (hiervoor geciteerd in r.o. 4.7.). Zoals reeds overwogen blijkt daaruit dat [Verweerder] op de hoogte was van de afspraak tussen [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en [eiseres] met betrekking tot de eigendom van de aangekochte paarden (elk een aandeel van 50%) en verklaart hij dat Wolver Hollow Corp. haar financiële verplichtingen in de aankoop van 50% van de paarden heeft voldaan. Uit voormelde verklaringen kan echter niet worden afgeleid dat [Verweerder] de paarden aan [eiseres] heeft verkocht en evenmin dat tussen [Verweerder] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] sprake is (of was) van een rechtsbetrekking waarbij ook [eiseres] partij is (of was).
4.16.
De vordering van [eiseres] kan dan ook niet verder reiken dan voor zover die ziet op de (onderlinge) rechtsbetrekking tussen haar en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] . Dat ervan moet worden uitgegaan dat [Verweerder] ten aanzien van die rechtsbetrekking een derde is, staat evenwel niet aan toewijzing van een op art. 843a Rv gebaseerde vordering in de weg. Een dergelijke vordering kan immers ook worden ingesteld tegen derden die bij de rechtsbetrekking in kwestie geen partij zijn en zij kunnen gehouden zijn tot exhibitie (Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834).
Rechtmatig belang
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] , tegenover de betwisting van [Verweerder] , voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat - voor zover dit ziet op de rechtsbetrekking tussen haar en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] - zij bij haar vordering een rechtmatig belang heeft. Het standpunt van [Verweerder] dat [eiseres] slechts vermoedens heeft dat de door haar gewenste bescheiden mogelijk steun zouden kunnen geven aan haar stellingen en dat zij slechts heeft gespeculeerd over de mogelijke gang van zaken, deelt de rechtbank niet. In dit verband overweegt de rechtbank dat [Verweerder] zelf een en ander heeft verklaard over verkoop aan ‘een Amerikaanse combinatie’ en ‘ieder een aandeel van 50%’. [eiseres] heeft aannemelijk gemaakt dat mogelijk sprake is van een onderliggende vordering (van haar jegens [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] ), waarvoor bepaalde bescheiden van [Verweerder] van belang kunnen zijn als bewijsstukken ter vaststelling van haar rechtspositie. Artikel 843a Rv vereist niet dat [eiseres] aannemelijk maakt dat de gestelde onderliggende vordering slaagt. Uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd blijkt genoegzaam dat de bescheiden als bewijsmiddel voor de rechtspositie van [eiseres] dusdanig relevant of mogelijk zelfs van doorslaggevend belang kunnen zijn, dat [eiseres] onredelijk zou worden benadeeld als de bescheiden niet als bewijsmiddel ter beschikking komen. [eiseres] heeft hiermee een direct en concreet belang. De bescheiden staan bovendien in voldoende verband met de rechtsbetrekking c.q. het geschil tussen [eiseres] en [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] . De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft op afgifte van de bescheiden die zien op de aankoop van de drie paarden Donchalant, Colditz en Escape Z door [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] van [Verweerder] . Het betreft alle bescheiden waaruit blijkt of - en zo ja, wanneer en op welke wijze – [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] (al dan niet via Wolver Hollow Corp.) aan [Verweerder] voor zijn aandeel in de eigendom van de paarden heeft betaald, alsmede de daarmee verband houdende facturen die [Verweerder] aan Wolver Hollow Corp. heeft gestuurd (en wel zonder weggelakte of onleesbaar gemaakte tekst en/of bedragen). Gelet op hetgeen eerder is overwogen met betrekking tot het ontbreken van een overeenkomst van opdracht c.q. bemiddeling en hiervoor in r.o. 4.16. ten aanzien van het bestaan van een rechtsbetrekking, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het rechtmatig belang van [eiseres] ten aanzien van bescheiden die zien op de aankoop van de paarden door [Verweerder] en de financiële stukken die betrekking hebben op de transacties tussen [Verweerder] en de voormalige eigenaren van de paarden.
Bepaalde bescheiden
4.18.
Hoewel [Verweerder] heeft aangevoerd dat de vordering van [eiseres] ongelimiteerd is en toewijzing daarvan ertoe leidt dat hij zijn volledige boekhouding ter zake van de verkoop zou moeten openleggen, is daarvan gelet op het voorgaande geen sprake. De betreffende bescheiden, waarvan de afgifte zal worden toegewezen, zijn hiervoor (nader) bepaald en voldoende afgebakend. [Verweerder] heeft niet betwist dat hij beschikt over die bescheiden, behoudens dat hij heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van de aanschaf van een nieuwe computer niet meer beschikt over de e-mailberichten waarmee hij de facturen naar [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] / Wolver Hollow Corp. heeft verzonden.
Beperkingsgronden
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat niet redelijkerwijs aangenomen kan worden dat in de onderhavige zaak ook zonder verschaffing van de bescheiden een behoorlijke rechtspleging is gewaarborgd of dat het bewijs van de betreffende feiten
ook redelijkerwijs langs een andere weg kan worden verkregen. Volgens [eiseres] kan zij de bescheiden niet van [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] verkrijgen. Volgens [Verweerder] moet [eiseres] de weg van het Haags Bewijsverdrag volgen, maar dit verdrag - indien en voor zover al van toepassing - en het internationale karakter van de zaak staan aan de toepasselijkheid van art. 843a Rv niet in de weg. Tenslotte is het belang van [Verweerder] om geen vertrouwelijke bescheiden af te geven aangaande betrekkingen die hij met zijn relaties onderhoudt weliswaar begrijpelijk en legitiem, maar dit weegt in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van [eiseres] om in rechte de waarheid te kunnen achterhalen - hetgeen ook een zwaarwegend maatschappelijk belang is - en haar bewijspositie te versterken.
4.20.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voor zover de vordering van [eiseres] tot afgifte van afschriften van de bescheiden die zien op de aankoop van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z door [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] van [Verweerder] , deze vordering voldoet aan de vereisten van art. 843a Rv, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen. Hoewel [Verweerder] heeft aangegeven gehoor te zullen geven aan het vonnis en verzocht heeft om geen dwangsom op te leggen, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] voldoende belang heeft bij de toewijzing van een dwangsom. De rechtbank ziet wel aanleiding de dwangsom te matigen en te beperken, een en ander op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.21.
Aangezien in dit vonnis gelijktijdig in de hoofdzaak op de subsidiaire vordering ex art. 843a Rv wordt beslist, hoeft daarover geen afzonderlijke beslissing meer te worden gegeven in het incident, zodat de vordering in het incident bij gebrek aan belang zal worden afgewezen.
Proceskosten
in het incident
4.22.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Verweerder] begroot op € 563,00 aan salaris advocaat.
in de hoofdzaak
4.23.
[Verweerder] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 106,59 voor explootkosten, € 297,00 voor griffierecht en € 1.126,00 voor salaris advocaat (2 punten x tarief € 563,00).
4.24.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.25.
De wettelijke rente over de proces- en nakosten is toewijsbaar vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [Verweerder] begroot op € 563,00,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
veroordeelt [Verweerder] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis aan [eiseres] een afschrift te verstrekken van alle bescheiden, al dan niet in digitale vorm, betreffende de aankoop van de paarden Donchalant, Colditz en Escape Z door [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] van [Verweerder] en de financiële afwikkeling daarvan, bestaande uit 1. betalingsbewijzen waaruit blijkt dat, en op welke wijze en welk bedrag, [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] (al dan niet via Wolver Hollow Corp.) in dat kader aan [Verweerder] heeft betaald, alsmede 2. de daarmee verband houdende facturen die [Verweerder] aan [belanghebbende Wolver Hollow Corp.] en/of Wolver Hollow Corp. heeft gestuurd, met bepaling dat in die bescheiden geen (delen van) tekst en/of bedragen mogen zijn weggelakt en/of onleesbaar mogen zijn gemaakt,
5.5.
veroordeelt [Verweerder] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat hij na de betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan de hiervoor in 5.4. uitgesproken hoofdveroordeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,00,
5.6.
veroordeelt [Verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.529,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [Verweerder] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Verweerder] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.