ECLI:NL:RBGEL:2021:4987

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 616
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor 50 woningen en de impact op bedrijfsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 september 2021 uitspraak gedaan over de tijdelijke omgevingsvergunning voor de bouw van 50 tijdelijke woningen in Harderwijk. Eiseres, eigenaar van een aangrenzend bedrijfsperceel, vreesde dat de vergunning haar bedrijfsvoering zou beperken. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een beperking van de bedrijfsvoering van eiseres. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin verweerder op 3 april 2018 een vergunning verleende aan de derde-partij voor de bouw van de woningen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 18 december 2018, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 8 december 2020 is het onderzoek geschorst om een akoestisch rapport te overleggen. Na beoordeling van dit rapport concludeerde de rechtbank dat de woningen zonder onomkeerbare gevolgen konden worden verwijderd en dat de geluidsnormen niet werden overschreden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/616

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. Th.F. Roest),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk, verweerder
(gemachtigde: mr. F. Pommer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. A. Daan).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2018 heeft verweerder aan de derde-partij een tijdelijke omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 25 juni 2018 heeft verweerder met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een wijzigingsbesluit genomen en de motivering van de omgevingsvergunning aangevuld.
Bij besluit van 18 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2020. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Maatkamp, Y. Tas en de gemachtigde. Namens derde-partij is verschenen [derde-partij], bijgestaan door de gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te bieden een nader akoestisch rapport te overleggen. Verweerder heeft dit akoestisch rapport op 24 februari 2021 toegezonden aan de rechtbank. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dit rapport te reageren. Eiseres heeft dat bij brief van 13 april 2021 gedaan. Van derde-partij is geen reactie ontvangen.
Bij brief van 19 april 2021 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat de samenstelling van de meervoudige kamer is gewijzigd.
Bij brief van 22 juli 2021 heeft de rechtbank aan partijen bericht dat de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht en voornemens is het onderzoek te sluiten.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 23 augustus 2021 heeft gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. De derde-partij heeft op 8 februari 2018 een aanvraag ingediend voor het bouwen van 50 tijdelijke woningen in [woonplaats] op de kadastrale percelen met nummers [locatie] en [locatie].
2. Het perceel is in het op 19 juni 2014 vastgestelde bestemmingsplan “Stationsomgeving” bestemd als “Bedrijf”. Het bouwen van woningen is in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft daarom naast een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” [1] ook een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “gebruik in strijd met het bestemmingsplan”. [2] De omgevingsvergunning is verleend voor een periode van 10 jaar.
3. Eiseres is eigenaar van het aangrenzende bedrijfsperceel Beemd 1-3. Zij vreest dat zij door de omgevingsvergunning in haar (toekomstige) bedrijfsvoering zal worden beperkt.
Omvang beroep
4. Eiseres heeft in haar beroepsschrift ook verwezen naar de bezwaargronden en verzocht deze als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder is in het bestreden besluit op de bezwaargronden ingegaan. De rechtbank kan deze gronden daarom alleen nuttig bespreken als eiseres in beroep toelicht waarom de weerlegging van deze bezwaargronden in het bestreden besluit niet juist is. Dat heeft eiseres niet gedaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding deze gronden te beoordelen.
Tijdelijke omgevingsvergunning
5. Eiseres betoogt dat het niet aannemelijk is dat de woningen na het verstrijken van de termijn van 10 jaar daadwerkelijk kunnen en zullen worden verwijderd. Verweerder was daarom volgens eiseres niet bevoegd om met toepassing van artikel 4, onderdeel 11, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan.
5.1.
Artikel 4, onderdeel 11, van Bijlage II bij het Bor luidt als volgt:
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.”
5.2.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraak van 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1112) heeft overwogen is voor de toepasbaarheid van artikel 4, onderdeel 11, van Bijlage II bij het Bor uitsluitend vereist dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk moet zijn dat de vergunde activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Dat is hier het geval, omdat de woningen feitelijk zonder onomkeerbare gevolgen kunnen worden verwijderd. Voor de vraag of verweerder op grondslag van artikel 4, onderdeel 11, van Bijlage II bij het Bor een vergunning heeft kunnen verlenen is, anders dan eiseres betoogt, niet doorslaggevend of aannemelijk is dat het gebruik na 10 jaar ook daadwerkelijk zal worden beëindigd. Waarborgen daarvoor zijn dus niet nodig.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beperking (toekomstige) bedrijfsvoering
6. Eiseres betoogt dat in het bestreden besluit onvoldoende rekening wordt gehouden met zijn huidige bedrijfsactiviteiten, alsmede met de mogelijkheid tot uitbreiding daarvan binnen de kaders van het bestemmingsplan. In het bijzonder vreest eiseres dat geluidsoverlast een probleem wordt.
6.1.
Bij de beoordeling van dit betoog moeten twee aspecten worden onderscheiden.
Er moet worden beoordeeld of de komst van de woningen de huidige, feitelijke bedrijfsvoering van eiseres beïnvloedt. Daarvoor moet worden beoordeeld of eiseres ook als de woningen er staan, nog steeds aan de milieuregels die zijn bedrijfsvoering bepalen, kan voldoen.
Daarnaast moet worden beoordeeld hoe de beoogde woningen de gebruiksmogelijkheden die het perceel op basis van het bestemmingsplan heeft, beïnvloeden. Daarvoor moet worden beoordeeld of ook bij een maximale invulling van de planologische mogelijkheden op het perceel van eiseres, bij deze woningen een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Omdat deze mogelijkheden vrij veelvormig en theoretisch kunnen zijn, kan hierbij geen aansluiting worden gezocht bij de op een zeer specifieke bedrijfsvoering gerichte milieuregels, die bovendien in de tijd kunnen veranderen. Daarom wordt bij de vraag of planologische mogelijkheden worden beperkt, aansluiting gezocht bij de in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” opgenomen richtafstand die tussen verschillende functies moet worden aangehouden.
Beperking planologische mogelijkheden
7. Het perceel van eiseres is in het bestemmingsplan bestemd als “Bedrijf”.
Op grond van artikel 3.1, onder a, van de planregels zijn de gronden binnen deze bestemming bestemd voor bedrijven uit categorie 1 en 2 van de bijlage ‘Staat van bedrijven’.
Op grond van artikel 3.1, onder c, zijn tevens de bestaande bedrijven die zijn opgenomen in de bijlage ‘Bestaande bedrijven’ toegestaan.
In de bijlage ‘Bestaande bedrijven’ staat het volgende:
Adres
Naam bedrijf
Categorie
3.2
4.1
4.2
7.1.
Op het perceel zijn dus bedrijven uit categorie 1 en 2 van de bijlage toegestaan en door de specifieke aanduiding het bestaande bedrijf van eiseres op de Beemd 1-3.
In artikel 1.12, onder b, van de planregels is een bestaand bedrijf gedefinieerd als het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestaande bedrijf dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, het bedrijf van eiseres is zoals dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan feitelijk aanwezig was.
Het bestemmingsplan is vastgesteld op 19 juni 2014 en nadien in werking getreden. Op 26 februari 2014 heeft eiseres een melding op grond van het Activiteitenbesluit gedaan, die ertoe strekte dat het perceel alleen nog wordt gebruikt voor opslag en koeling van overtollige machines en emballage. De rechtbank is van oordeel dat de uit deze melding blijkende bedrijfsvoering op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan dus ook feitelijk de aanwezige bedrijfsvoering was. Deze bedrijfsvoering is dus op basis van het bestemmingsplan toegestaan.
Uit de stukken blijkt dat verweerder bij het vaststellen van het bestemmingsplan er nog van uit is gegaan dat ter plaatse een visverwerkingsbedrijf met een productieoppervlak van meer dan 1.000 m², dat in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” milieucategorie 4.2 heeft (SBI-code 102), werd geëxploiteerd. Daarom is de categorie 4.2 in de tabel opgenomen. De uit de melding volgende verandering van bedrijfsvoering is destijds niet in het bestemmingsplan doorgevoerd. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de categorieaanduiding 4.2 eigenstandige betekenis heeft, in die zin dat een bedrijf met die milieucategorie ter plaatse zou zijn toegestaan op basis van het bestemmingplan.
7.2.
Verweerder is er dus terecht vanuit gegaan dat op het perceel volgens het bestemmingsplan is toegestaan categorie 1 en 2 bedrijven uit de bijlage én de uit de melding blijkende bestaande bedrijfsvoering. Uit die melding blijkt, zoals gezegd, dat het perceel gebruikt wordt voor de opslag en koeling van overtollige machines en emballage. Ook zijn nog koel- en vriescellen in bedrijf, voor een groothandel in vis en visproducten. Verweerder heeft een dergelijk bedrijf terecht vergelijkbaar geacht met een pak- en koelhuis, waarvoor een richtafstand geldt van 50 meter voor het aspect geluid. Voor de categorie 1 en 2 bedrijven uit de bijlage is de maximaal aan te houden afstand 30 meter. Dat betekent dat 50 meter de grootste en dus bepalende afstand is.
Uit de tekening van 20 juni 2018, gevoegd bij het wijzigingsbesluit van 25 juni 2018, blijkt dat de dichtstbijzijnde woning op 48,18 meter van het perceel van eiseres is gelegen. Dat is weliswaar minder dan 50 meter, maar de afstanden uit de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” zijn richtafstanden en het verschil tussen 48,18 en 50 meter is dusdanig beperkt dat verweerder heeft kunnen oordelen dat de mogelijkheden op het perceel door de komst van de woningen niet wordt aangetast.
Beperking feitelijke bedrijfsvoering
8. Daarnaast moet, zoals gezegd, ook worden bezien of eiseres in haar huidige, feitelijke bedrijfsvoering wordt belemmerd door de komst van de woningen. Dat is het geval als eiseres door de komst van die woningen niet meer aan de voor haar relevante milieuregels kan voldoen. In dit geval gaat het om de bepalingen uit het Activiteitenbesluit die op eiseres van toepassing zijn. Eiseres vreest hoofdzakelijk niet meer te kunnen voldoen aan de geluidsnormen.
8.1.
Aan het bestreden besluit ligt het geluidonderzoek van Anteagroup van 18 mei 2017 ten grondslag. Uit dit onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van eiseres in de dag, avond en nacht 48 dB(A) is. Uit dit onderzoek blijkt niet duidelijk van welke bedrijfsvoering is uitgegaan en wordt niet duidelijk een verschil gemaakt tussen de gemiddelde en maximale geluidsniveaus. Verder wordt de toetsing aan de normen uit het Activiteitenbesluit en de toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-brochure door elkaar gebruikt. Dit rapport geeft de rechtbank daarom geen duidelijkheid of aan de normen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan.
In het nader akoestisch rapport van 22 januari 2021 wordt uitgegaan van de bedrijfsvoering zoals die in de melding van 26 februari 2014 is gedaan. De daaruit volgende gemiddelde geluidsbelasting op de gevels van de geprojecteerde woningen is ten hoogste 49,87 dB(A). Het maximale geluidsniveau bedraagt 60 dB(A).
In dit rapport worden deze niveaus gerelateerd aan artikel 2.17a, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verweerder zijn stelling dat ter plaatse sprake is van een bedrijventerrein en dat dus de (hogere) waarden van het derde lid van artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit van toepassing zouden zijn, heeft laten vallen.
8.2.
Bij brief van 13 april 2021 heeft eiseres dit rapport bestreden. Zij acht het opvallend dat de geluidsbelasting in de dag-, avond- en nachtperiode hetzelfde is en dat er op punten dichterbij het bedrijf lagere waarden zijn dan bij punten verderaf gelegen. Het is verder niet duidelijk hoe de etmaalcontour van afbeelding 2 is gemaakt. Ook is niet duidelijk waarom in de nachtperiode met één vertrekkende vrachtwagen met een geluidsniveau van 110 dB(A) vanaf een stationair punt rekening is gehouden. Er zijn ‘s-nachts meerdere vrachtwagens die gelijktijdig laden en lossen. Ook produceren compressoren geluid. Omdat de waarden dicht bij de normen uitkomen, ligt nader onderzoek in de rede, zo betoogt eiseres in de brief van 13 april 2021.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van 22 januari 2021 is aan te merken als een deskundigenadvies. In dat geval mag verweerder dit rapport aan zijn besluit ten grondslag leggen als dit rapport naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk, begrijpelijk en concludent is. De rechtbank acht het rapport van 22 januari 2021 inzichtelijk, begrijpelijk en concludent.
De enkele, niet gestaafde, stellingen van eiseres dat het opvallend is dat de geluidsbelasting in de dag, avond en nachtperiode hetzelfde is en dat er op punten dichterbij het bedrijf lagere waarden zijn dan bij punten verderaf gelegen, geven daarom geen aanknopingspunten aan het rapport te twijfelen. Ook is voldoende duidelijk op welke wijze de etmaalcontour van afbeelding 2 is gemaakt. Voorts is het bij laden en lossen niet onbegrijpelijk dat vanaf een stationair punt is uitgegaan. Een bronvermogen van 110 dB(A) is voor een vrachtwagen verder niet ongebruikelijk of onbegrijpelijk. [3] Dat de compressoren niet zijn betrokken of maken dat de uitkomsten niet betrouwbaar zijn, is niet nader toegelicht. Dat de waarden dicht bij de normen uitkomen, is ten slotte op zichzelf geen reden nader onderzoek te vergen. De rechtbank zal het rapport van 22 januari 2021 daarom bij zijn oordeel betrekken.
8.4.
In het eerste lid van artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit is opgenomen dat de maximale geluidsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode respectievelijk 70, 65 en 60 dB(A) mogen zijn. Deze waarden worden niet overschreden, zo blijkt uit het rapport van 22 januari 2021, omdat daaruit blijkt dat eiseres maximaal 60 dB(A) aan geluid produceert. De overschrijding met 0,1 dB(A) op toetspunt 44-46 moet op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai naar beneden worden afgerond, zodat dit, anders dan eiseres betoogt, ook niet tot een overschrijding leidt.
In artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit is over de gemiddelde geluidsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode opgenomen dat deze respectievelijk 50, 45 en 40 dB(A) mogen zijn. Het gemiddelde geluidsniveau dat uit het rapport volgt is ten hoogste 39,87 dB(A). Daarmee wordt dus aan de normen voldaan.
Het betoog faalt.
Conclusie
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder een tijdelijke vergunning heeft mogen verlenen. Omdat verweerder pas met het rapport van 22 januari 2021 in beroep aannemelijk heeft gemaakt dat de nieuwe woningen de planologische mogelijkheden van eiseres niet beperken en eiseres ook met de nieuwe woningen nog aan de geluidsnormen kan voldoen, is het beroep gegrond, maar zal de rechtbank de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
10. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.870- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het rapport van 22 januari 2021, met een waarde per punt van € 748,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 345 aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres voor een bedrag van € 1.870.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzitter, mr. J.H. van Breda en mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de Wabo en artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor))
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2395.