ECLI:NL:RBGEL:2021:4855

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
05.144061.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 10 september 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige bestuurder uit Putten, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 28 december 2019 in Doetinchem. De verdachte, die op dat moment handsfree aan het bellen was, negeerde een rood verkeerslicht en sloeg linksaf op een kruispunt, terwijl hij zich op een rijstrook bevond die niet bestemd was voor linksafslaand verkeer. Hierdoor kwam hij in aanrijding met een tegemoetkomende auto, waarbij zijn toenmalige vriendin, die naast hem zat, ernstig letsel opliep, waaronder een gebroken heupkom. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had aan het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.144061.20
Datum uitspraak : 10 september 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2019 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Zelhem en/of gaande in de richting van het kruispunt van de wegen,
de Oostelijke Randweg, Fabriekstraat en de Gildebroederslaan, daarmede rijdende over de middelste rijstrook van de ter plaatse uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Oostelijke Randweg
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte, handelingen aan zijn mobiele telefoon verrichtte en/of doende was een telefoongesprek te voeren,
niet, althans onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Oostelijke Randweg) en/of de aldaar in zijn, verdachte rijrichting rood uitstralende verkeerslichten en/of het zich op die weg (de Oostelijke Randweg) bevindende verkeer en/of
terwijl de aldaar geplaatste, voor het links afslaande verkeer van toepassing zijnde en in zijn verdachtes richting gekeerde verkeerslichten rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Oostelijke Randweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
rijdende op die middelste rijstrook, terwijl ingevolge de/het op die rijstrook aangebrachte belijning/teken hij, verdachte op dat punt nog niet naar links mocht afslaan, in strijd met het gestelde in artikel 78 van voormeld reglement niet heeft voldaan aan zijn, verdachtes verplichting om op dat kruispunt de richting te volgen, die de sorteerstrook waarop hij, verdachte zich bevond, aangaf, door op dat kruispunt naar links af te slaan in de richting van de Fabriekstraat en/of
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement op dat kruispunt naar links is afgeslagen en/of een bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) die hem, verdachte op diezelfde weg (de Oostelijke Randweg) tegemoet kwam, niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (de Oostelijke Randweg) rijdende, hem, verdachte tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 december 2019 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Zelhem en/of gaande in de richting van het kruispunt van de wegen, de Oostelijke Randweg, Fabriekstraat en de Gildebroederslaan, daarmee heeft gereden over de middelste rijstrook van de ter plaatse uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Oostelijke Randweg en
terwijl de aldaar geplaatste, voor het links afslaande verkeer van toepassing zijnde en in zijn verdachtes richting gekeerde verkeerslichten rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Oostelijke Randweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen
en/of
rijdende op die middelste rijstrook, terwijl ingevolge de/het op die rijstrook aangebrachte belijning/teken hij, verdachte op dat punt nog niet naar links mocht afslaan, in strijd met het gestelde in artikel 78 van voormeld reglement niet heeft voldaan aan zijn, verdachtes verplichting om op dat kruispunt de richting te volgen, die de sorteerstrook waarop hij, verdachte zich bevond, aangaf, door op dat kruispunt naar links af te slaan in de richting van de Fabriekstraat en/of
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement op dat kruispunt naar links is afgeslagen en/of een bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) die hem, verdachte op diezelfde weg (de Oostelijke Randweg) tegemoet kwam, niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (de Oostelijke Randweg) rijdende, hem, verdachte tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 december 2019 rond 18:00 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Oostelijke Randweg in Doetinchem in de richting van de kruising met de Fabriekstraat en de Gildenbroederslaan. Naast hem zat zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Bij het naderen van de kruising bestond de rijbaan waar verdachte reed uit drie rijstroken met verkeerslichten. De rechtse- en middelste rijstrook zijn bestemd voor verkeer dat rechtdoor gaat. De linker rijstrook is bestemd voor verkeer dat linksaf slaat. Deze voorgeschreven rijrichtingen zijn met pijlen op het wegdek aangegeven. Toen verdachte op de middelste rijstrook stond en het verkeerslicht in die strook op groen stond, is hij op de kruising linksaf geslagen in de richting van de Fabriekstraat en met de rechter flank in aanrijding gekomen met een tegemoetkomende auto. De bestuurder van die auto was [getuige] (hierna: [getuige] ). [2]
[slachtoffer 1] heeft als gevolg van de botsing een gebroken heupkom opgelopen. [3] Zij is aan haar heup geopereerd. Haar revalidatie duurt naar verwachting zeker een jaar. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde verkeersmisdrijf. Hij is van mening dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag van verdachte en daarmee van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) met zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] tot gevolg.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat op grond van het dossier niet objectief is vast te stellen dat de verkeerslichten in de rijstrook voor linksaf slaand verkeer op rood stonden, op het moment dat verdachte op de kruising linksaf sloeg. Subsidiair, indien dit wel bewezen wordt geacht, is volgens de raadsman geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW en kan hooguit overtreding van artikel 5 van de WVW worden bewezen. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende medische informatie bevat voor de vaststelling dat bij [slachtoffer 1] sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige] kwam bij het kruispint uit de tegengestelde richting als verdachte. Hij heeft verklaard dat hij over de Oostelijke Randweg reed en kwam uit de richting van de Terborgseweg. Bij het naderen van de kruising met de Fabriekstraat, reed hij op de rechter rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer. Toen het verkeerslicht voor hem op groen stond, is hij rechtdoor gereden. Plotseling kwam uit de tegengestelde rijrichting een auto aanrijden die linksaf sloeg richting de Fabriekstraat. Er volgde een harde klap. Getuige is met de voorzijde van zijn auto tegen die auto gebotst en verderop tot stilstand gekomen. Direct voor de aanrijding zag getuige dat verkeer uit de tegenovergestelde rijrichting op de kruising rechtdoor reed. [5]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij handsfree aan het bellen was met zijn vader toen hij het kruispunt naderde. Op het moment hij in de rechter rijstrook voor rechtdoor gaand verkeer stil stond voor rood licht, hoorde hij zijn vader zeggen dat hij zo linksaf moest slaan. Hij en zijn vader stonden op dat moment met de auto naast elkaar voor de stopstreep, zijn vader stond dus in de middelste rijstrook. Nadat zijn vader met de auto ruimte had gemaakt voor verdachte, is verdachte een strook naar links opgeschoven en in de middelste rijstrook gaan staan voor zijn vader. Toen het verkeerslicht in die strook op groen sprong, is hij linksaf geslagen richting de Fabriekstraat. Hij heeft in een fractie van een seconde gehandeld, toen hij hoorde dat hij linksaf moest slaan. Het was een hectische situatie. Hij heeft niet gezien dat er een apart verkeerslicht en een aparte rijstrook waren voor linksaf slaand verkeer. Pas achteraf heeft hij begrepen dat zijn vader de afslag op de kruising erna bedoelde. De tegemoetkomende auto waarmee hij in botsing is gekomen, heeft hij tot aan het moment van het ongeval niet gezien. [6]
In het dossier zit een foto van bovenstaande kruising, gezien vanuit de rijrichting van verdachte. [7] Zoals ter zitting is besproken, is op de foto te zien dat de rijbaan waar verdachte reed, bestaat uit drie rijstroken met voor iedere strook een verkeerslicht. In elke rijstrook is op het wegdek een pijl aangebracht die de verplichte rijrichting aangeeft. Op de foto is te zien dat alleen de pijl op de linker rijstrook afbuigt naar links en dus bestemd is voor linksaf slaand verkeer. Op het wegdek van de middelste rijstrook, waar verdachte stond, is een naar links afbuigende pijl met een zogenoemde hamerkop te zien. Deze pijl geeft aan dat de rijstrook niet naar de eerste zijweg maar naar de tweede zijweg van links leidt.
Ook is op de foto te zien dat de verkeerslichten op de rijstrook voor linksaf slaand verkeer rood licht uitstralen, terwijl de verkeerslichten voor de andere twee rijstroken op datzelfde moment groen licht uitstralen. [8]
Uit hetgeen te zien is op de foto van het kruispunt, de weginrichting en de verkeerslichten, in combinatie met de verklaring van getuige [getuige] volgt dat op het moment dat verdachte de kruising op is gereden, het licht voor linksaf rood uitstraalde.
Gezien dit rode licht had hij [getuige] , die rechtdoor reed, voor moeten laten gaan.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het ongeval is veroorzaakt door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam verkeersgedrag van verdachte. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in bovenstaande zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in bovenstaande zin (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 205/252).
Vaststaat dat met behulp van pijlen en belijning op het wegdek duidelijk zichtbaar was dat er een aparte rijstrook was voor linksaf slaand verkeer en dat deze strook een eigen verkeerslicht had. Ook staat vast dat verdachte voor de stopstreep vanuit stilstand van de rechter- naar de middelste rijstrook is opgeschoven en vanuit die rijstrook op de kruising linksaf is geslagen terwijl die rijstrook daar niet voor is bedoeld. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er een apart verkeerslicht en een aparte rijstrook was voor linksaf slaand verkeer. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte onvoldoende heeft gekeken en is blijven kijken naar de weginrichting en de verkeerslichten, vanaf het moment dat hij bij de kruising kwam aanrijden tot en met het moment dat hij besloot van baan te wisselen en vervolgens de kruising op te rijden. Dit alles terwijl extra alertheid is geboden bij het verrichten van een bijzondere rijmanoeuvre als het bij een kruispunt met verkeerslichten alsnog wisselen van rijbaan.
Noch uit de foto’s in het dossier, noch uit de verklaringen van verdachte zelf volgt dat zijn zicht op de weg en de -inrichting op enige wijze werd beperkt of dat sprake was van andere feiten of omstandigheden waardoor hij op het moment dat hij de kruising overstak en links instuurde, de voor hem van rechts komende auto niet kon zien. Het voorgaande leidt ook tot de conclusie dat verdachte onvoldoende naar rechts heeft gekeken en is blijven kijken, toen hij linksaf sloeg.
Samenvattend, overweegt de rechtbank dat verdachte niet linksaf mocht slaan op de rijstrook waar hij reed, dat hij bij het toch afslaan het rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en dat hij heeft verzuimd de hem tegemoetkomende auto voor te laten gaan. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte op meerdere, achtereenvolgende momenten en dus gedurende langere tijd niet of in ieder geval onvoldoende heeft opgelet. Het gedrag van verdachte is dan ook verwijtbaar omdat de verkeersfouten vermijdbaar waren. Verdachte had voldoende moeten kijken en controleren of hij in de juiste rijstrook stond en het verkeerslicht voor die strook op groen stond, voordat hij linksaf sloeg. Ook had hij moeten controleren of de weg voor hem vrij was, of er geen (tegemoetkomend) verkeer aankwam, voordat hij linksaf sloeg. Verdachte, destijds een beginnend bestuurder met nog relatief weinig rijervaring, heeft te snel en daarmee onvoorzichtig gehandeld, toen hij tijdens het handsfree bellen hoorde dat hij linksaf moest slaan. Hij heeft zich hierdoor laten afleiden. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het ongeval en het letsel van [slachtoffer 1] aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, zoals primair ten laste gelegd. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] - zoals hierboven weergegeven - gezien de aard, omvang, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de revalidatieduur, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerwet 1994.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 december 2019 te Doetinchem in de gemeente Doetinchem,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Zelhem en/ofgaande in de richting van het kruispunt van de wegen,
de Oostelijke Randweg, Fabriekstraat en de Gildenbroederslaan, daarmede rijdende over de middelste rijstrook van de ter plaatse uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Oostelijke Randweg
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte,
handelingen aan zijn mobiele telefoon verrichtte en/ofdoende was een telefoongesprek te voeren,
niet, althans in onvoldoende mate heeft gekeken en
/ofis blijven kijken op
het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Oostelijke Randweg) en/of de aldaar in zijn, verdachte rijrichting rood uitstralende verkeerslichten en/of hetzich op die weg (de Oostelijke Randweg) bevindende verkeer en
/of
terwijl de aldaar geplaatste, voor het links afslaande verkeer van toepassing zijnde en in zijn verdachtes richting gekeerde verkeerslichten rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Oostelijke Randweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en
/of
rijdende op die middelste rijstrook, terwijl ingevolge de/het op die rijstrook aangebrachte belijning/teken hij, verdachte op dat punt nog niet naar links mocht afslaan, in strijd met het gestelde in artikel 78 van voormeld reglement niet heeft voldaan aan zijn, verdachtes verplichting om op dat kruispunt de richting te volgen, die de sorteerstrook waarop hij, verdachte zich bevond, aangaf, door op dat kruispunt naar links af te slaan in de richting van de Fabriekstraat en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van voormeld reglement op dat kruispunt naar links is afgeslagen en
/ofeen bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto) die hem, verdachte op diezelfde weg (de Oostelijke Randweg) tegemoet kwam, niet voor heeft laten gaan en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat over die weg (de Oostelijke Randweg) rijdende, hem, verdachte tegemoetkomende toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primaire feit:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerwet 1999, terwijl het een ongeval betreft waardoor ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden waarvan
3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsman matiging bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat sprake is van aanzienlijk tijdsverloop sinds het feit en dat het ongeval ook voor verdachte grote gevolgen heeft gehad. Verder heeft de raadsman gewezen op de schuldbewuste houding van verdachte en erop gewezen dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om op zijn werk te kunnen komen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt met ernstig letsel tot gevolg voor zijn toenmalige vriendin, die naast hem zat. Het ongeval gebeurde toen verdachte handsfree aan het bellen was om te overleggen welke route hij moest volgen en op het laatste moment besloot linksaf te slaan op de kruising. Verdachte is hierop een rijstrook naar links opgeschoven, maar die was niet bestemd voor (direct) linksaf slaand verkeer. Terwijl het verkeerslicht voor linksaf slaand verkeer op rood stond, is verdachte afgeslagen naar links en in botsing gekomen met een tegemoetkomende auto die hij niet had gezien. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij overhaast heeft gereageerd en niet of onvoldoende heeft opgelet. Bovenstaande verkeershandelingen, als het verrichten van bijzondere manoeuvres, vergen juist extra alertheid van de bestuurder.
Het slachtoffer, op dat moment 17 jaar oud, heeft als gevolg van het ongeval een gebroken heupkom opgelopen. Zij is geopereerd, waarna een lange revalidatie volgde. Zij zat in het examenjaar en heeft haar opleiding hierdoor moeten afbreken. Ruim anderhalf jaar later heeft het ongeval nog veel impact op haar leven. De medische gevolgen voor de bestuurder van de auto waarmee verdachte in botsing is gekomen, lijken relatief beperkt te zijn gebleven. Wel was zijn auto total loss.
De rechtbank overweegt dat de landelijke LOVS-oriëntatiepunten bij aanmerkelijke schuld uitgaan van een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.
De rechtbank ziet reden om hiervan in het voordeel van verdachte afwijken. Sinds het bewezenverklaarde feit is inmiddels ruim anderhalf jaar verstreken. De zaak had aanzienlijk eerder behandeld kunnen worden. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan de verdediging te wijten. Verder heeft verdachte direct openheid van zaken gegeven en neemt hij verantwoordelijkheid voor zijn handelen en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Het ongeval heeft ook voor hem persoonlijke gevolgen gehad en hij heeft hiervan geleerd. Hij is na het ongeval niet meer met politie in aanraking gekomen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uur en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op:
- artikelen 9, 14a, 14b, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.N. Ritzer, voorzitter, mr. P.J.C. Cremers en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2021.
De voorzitter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019578288-1, gesloten op 21 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf p. 2, gelezen in onderlinge samenhang met de verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 27 augustus 2021, het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 15, in onderlinge samenhang met de foto’s op p. 27 en het aanvullend proces-verbaal op p. 3, met daarin ingetekend een rood voertuig dat linksaf slaat richting de Fabriekstraat en een zwart voertuig dat rechtdoor rijdt over de Oostelijke Randweg.
3.Geneeskundige verklaring t.a.v. [slachtoffer 1] .
4.Proces-verbaal verhoor slachtoffer p. 13.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 7 en proces-verbaal van verhoor getuige p. 11. [Opmerking rechtbank: in laatst genoemd proces-verbaal staat abusievelijk [getuige] als getuige genoemd; dit moet [getuige] zijn].
6.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 27 augustus 2021 en proces-verbaal van verhoor verdachte p. 15.
7.Proces-verbaal p. 27.
8.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 27 augustus 2021.