ECLI:NL:RBGEL:2021:4425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
C/05/386187 / HA ZA 21-168
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter in verband met forumkeuze; geldigheid van forumkeuze in commerciële overeenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een incident betreffende de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. De eiseres, Nobel Advies B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Max-Planck-Gesellschaft zur Förderung der Wissenschaften e.V., met betrekking tot onbetaalde facturen voor advieswerkzaamheden. Nobel stelt dat de rechtbank bevoegd is, omdat de werkzaamheden in Nederland zijn uitgevoerd. Max-Planck betwist echter de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en beroept zich op een forumkeuzebeding uit een overeenkomst van 22 juni 2018, waarin is bepaald dat de rechtbank in München, Duitsland, exclusief bevoegd is.

De rechtbank heeft onderzocht of het forumkeuzebeding rechtsgeldig is overeengekomen. De rechtbank concludeert dat Nobel daadwerkelijk heeft ingestemd met de forumkeuze, aangezien deze expliciet in de overeenkomst is opgenomen en Nobel de overeenkomst heeft ondertekend. De rechtbank oordeelt dat de forumkeuze voldoet aan de vereisten van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 (Brussel I-bis) en dat er geen omstandigheden zijn die de geldigheid van het beding in twijfel trekken.

Daarom verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en veroordeelt Nobel in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Max-Planck worden begroot op € 2.639,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/386187 / HA ZA 21-168
Vonnis in incident van 18 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOBEL ADVIES B.V.,
gevestigd te Broekhuizen, gemeente Horst aan de Maas,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E.H.J. Plass te Veldhoven,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MAX-PLANCK-GESELLSCHAFT ZUR FÖRDERUNG DER WISSENSCHAFTEN e.V.,
gevestigd te München, Duitsland
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J. Verbaken te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Nobel en Max-Planck worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Nobel is een in Nederland gevestigde onderneming die zich bezig houdt met advieswerkzaamheden ten aanzien van installaties die zich in een gebouw bevinden. Max-Planck is gevestigd in Duitsland. Max Planck Instituut voor psycholinguïstiek te Nijmegen maakt onderdeel uit van Max-Planck.
2.2.
Tussen partijen heeft in de periode van 2011 tot en met 2018 een zakelijke relatie bestaan. Nobel heeft in opdracht van Max-Planck werkzaamheden verricht met betrekking tot projecten van het van Max Planck Instituut in Nijmegen.
2.3.
Nobel heeft deze werkzaamheden onderverdeeld in de volgende categorieën:
  • Unterhalt, kleine projecten van instandhouding,
  • Wartung, onderhoud van gebouwen en installaties,
  • glasgevel/façade nieuwbouw, probleem glasgevel nieuwbouw,
  • Sanierung Brandschutz, brandpreventie oud- en nieuwbouw.
Voor deze werkzaamheden heeft Nobel in de periode van 20 juli 2018 tot en met 18 oktober 2018 facturen aan Max-Planck verzonden, waaronder eindafrekeningen. Nobel stelt dat Max-Planck deze facturen onbetaald heeft gelaten.
2.4.
De samenwerking tussen Nobel en Max-Planck is op 11 oktober 2018 feitelijk geëindigd, nadat Max-Planck aan Nobel te kennen heeft gegeven geen zaken meer met haar te willen doen.
2.5.
Nobel vordert in de hoofdzaak dat Max-Planck wordt veroordeeld tot betaling van € 63.702,34 aan openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Volgens Nobel is de rechtbank bevoegd kennis te nemen van het geschil tussen partijen, nu sprake is van (een) overeenkomst(en) waarvan de uitvoering in Nederland heeft plaatsgevonden.
2.6.
Max-Planck betwist dat de rechtbank (alternatief) bevoegd is en stelt in het incident dat de Nederlandse rechter in het onderhavige geschil geen rechtsmacht toekomt. Daartoe voert zij aan dat tussen partijen op (bedoeld zal zijn:) 22 juni 2018 een overeenkomst is gesloten waarin een forumkeuzebeding is opgenomen waaruit volgt dat de rechtbank in München, Duitsland, exclusief bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Max-Planck vordert daarom dat de rechtbank zich (internationaal) onbevoegd verklaart.
2.7.
In dit incident ligt aldus de vraag voor of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van Nobel nu het geschil tussen partijen internationale aspecten heeft. Deze vraag dient te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I-bis), omdat Max-Planck gevestigd is in een EU-lidstaat (Duitsland) en sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 1 lid 1 Brussel I-bis.
2.8.
De vorderingen van Nobel hebben betrekking op verbintenissen uit overeenkomsten. Op deze vorderingen is de bevoegdheidsregel van artikel 7 aanhef en onder lid 1 sub a Brussel I-bis van toepassing, tenzij zoals Max-Planck betoogt, de rechtbank in München, Duitsland, ten aanzien van deze vorderingen exclusief bevoegd is op grond van artikel 25 Brussel I-bis vanwege de forumkeuze die is opgenomen in de overeenkomst van 22 juni 2018. In artikel 16 van die overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
Schlussbestimmungen
16.1
Die Bestimmungen dieses Vertrags dokumentieren alle zwischen den Parteien getroffenen Vereinbarungen und erzetzen zugleich alle zuvor zwischen den Parteien eventuell erfolgten anderslautenden Absprachen.
(…)
16.6
Der Vertrag unterliegt niederländischem Recht, soweit nicht ausdrücklich anders vereinbart.
16.7
Erfüllungsort is Ort der Liegenschaft.
16.8
Gerichtsstand ist München. Für Eilverfahren ist das niederländische Gericht der Liegenschaft zuständig.
(…)
Direct onder dit artikel is de overeenkomst door partijen ondertekend op respectievelijk
14 en 22 juni 2018.
2.9.
Tussen partijen is allereerst in geschil of deze forumkeuze rechtsgeldig tot stand is gekomen in de zin van artikel 25 Brussel I-bis. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 25 Brussel I-bis bepaalt dat, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht exclusief bevoegd is, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dient een forumkeuzebeding autonoom op grond van het unierecht te worden beoordeeld. Voor het naar de maatstaf van artikel 25 van de Brussel I-bis rechtsgeldig maken van een forumkeuze is vereist, maar ook voldoende, dat er sprake is van een daadwerkelijke instemming van partijen met de forumkeuze. Hiervoor dient onderzocht te worden of de forumkeuze het voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de vormvoorschriften in artikel 25 lid 1 sub a-c van de Brussel I-bis ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat (HvJ EG 20 februari 1997, ECLI:EU:C:1997:70, MSG/Les Gravières Rhénanes, HvJ EU 7 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:525, Höszig)
2.10.
In dit geval staat in artikel 16.8 van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 22 juni 2018 uitdrukkelijk een clausule tot aanwijzing van een bevoegde rechter. Nobel voert weliswaar aan dat over de bepaling niet is onderhandeld, dat zij deze pas later heeft opgemerkt en dat van een bewuste keuze geen sprake is geweest, maar dat dient voor haar risico te blijven. De forumkeuze is op de laatste pagina van de overeenkomst, bestaande uit 19 pagina’s, in een aparte bepaling (16.8) opgenomen onder de slotbepalingen. Nobel heeft de overeenkomst direct onder de bewuste slotbepalingen op diezelfde pagina ondertekend. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat Nobel daadwerkelijk heeft ingestemd met die bepaling. Daarmee voldoet de forumkeuze aan de vormvereisten van artikel 25 lid 1 sub a Brussel I-bis. Er zijn geen andere feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die dit anders maken. De conclusie is dan ook dat het beding geldig tot stand is gekomen.
2.11.
Over de reikwijdte van dat beding verschillen partijen eveneens van mening.
Max-Planck stelt dat het beding van toepassing is op de gehele samenwerking tussen partijen. Zij verwijst daartoe naar artikel 16.1 van de overeenkomst. Met de overeenkomst zijn eerdere eventuele afspraken en overeenkomsten vervangen, waaronder de mondelinge opdracht waarop Nobel in punt 19 van de dagvaarding doelt en de per e-mail verstrekte opdracht van 28 maart 2018, aldus Max-Planck. Volgens Nobel heeft het beding alleen betrekking op de werkzaamheden die zijn geregeld in de overeenkomst van 22 juni 2018, te weten Unterhalt. De opdrachtbevestigingen van Max-Planck, die ten grondslag liggen aan de facturen ten aanzien van werkzaamheden op het gebied van Wartung, glasgevel / façade nieuwbouw en Sanierung Brandschutz, staan volgens Nobel los van de overeenkomst van 22 juni 2018. Het beding heeft dan ook een beperkte strekking, aldus Nobel.
2.12.
De vraag op welke geschillen het forumkeuzebeding betrekking heeft, is een vraag van uitleg van de forumkeuze. Deze uitleg dient te geschieden naar Nederlands recht, aangezien dat rechtsstelsel is aangewezen in artikel 16.6 van de overeenkomst van 22 juni 2018.
2.13.
De rechtbank stelt vast dat het in onderhavig geval gaat om professionele partijen die een commerciële overeenkomst hebben gesloten. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (onder meer ECLI:NL:HR:2013:BY8101) komt onder deze omstandigheden aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen grote betekenis toe. Echter, ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, zoals in onderhavig geval, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Hoge Raad 4 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6319, Haviltex-criterium).
2.14.
Uit de tekst van artikel 16.1 van de overeenkomst van 22 juni 2018 blijkt dat de bepalingen van de overeenkomst alle tussen partijen gemaakte afspraken vastleggen en tegelijkertijd alle eventueel tussen partijen andersluidende afspraken vervangen. Dat geldt dus ook voor het in artikel 16.8 van de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die er op wijzen dat met deze tekst is beoogd om de overeenkomst niet van toepassing te laten zijn op andersoortige werkzaamheden dan die in de overeenkomst zijn geregeld, zoals Nobel heeft aangevoerd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. In artikel 1.1. van de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst ziet op diensten in het kader van het onderhoud van de gebouwen van het Max Planck Instituut te Nijmegen. Dit is een ruime omschrijving, waaronder in beginsel alle door Nobel onderscheiden categorieën Unterhalt, Wartung, glasgevel/façade nieuwbouw en Sanierung Brandschutz kunnen worden begrepen. Niet gesteld of gebleken is dat het door Nobel gemaakte onderscheid in vier categorieën van werkzaamheden tussen partijen is afgesproken. De werkzaamheden met betrekking tot Wartung, glasgevel / façade nieuwbouw en Sanierung Brandschutz, die Nobel in opdracht van Max-Planck heeft uitgevoerd, zijn gebaseerd op mondelinge overeenkomsten die volgens Nobel bij e-mailberichten van 28 maart 2018, 7 mei 2018 en 1 oktober 2018 schriftelijk zijn bevestigd. Hoewel de opdracht voor het uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot Sanierung Brandschutz pas op 1 oktober 2018 schriftelijk is bevestigd, is Nobel volgens haar eigen stellingen al vanaf medio 2017 bezig met de uitvoering van die werkzaamheden. Kennelijk lag er dus een eerdere mondelinge opdracht aan die werkzaamheden ten grondslag voordat partijen op 22 juni 2018 de overeenkomst zijn aangegaan waarin het forumkeuzebeding is opgenomen. De facturen van 13 oktober 2018 en 10 november 2018, die Nobel in dat kader heeft verstuurd, zijn verstuurd na de beëindiging van de samenwerking tussen partijen en zijn niet gespecificeerd. In de factuur van 10 november 2018 is vermeld dat dit een finale afrekening naar aanleiding van de contractbeëindiging betreft. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat deze facturen zien op werkzaamheden waarvoor vóór 22 juni 2018 (mondeling) opdracht is gegeven. Niet gesteld of gebleken is dat er ook nog werkzaamheden zijn uitgevoerd waarvoor mondeling opdracht is verstrekt nadat het forumkeuzebeding is overeengekomen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bepaalde in de overeenkomst van 22 juni 2018, waaronder het forumkeuzebeding, ook geldt ten aanzien van de werkzaamheden die door Nobel zijn aangeduid en gefactureerd in de categorieën Wartung, glasgevel / façade nieuwbouw en Sanierung Brandschutz. Als het de bedoeling was geweest dat die opdrachten niet onder de reikwijdte van artikel 16 van de overeenkomst van 22 juni 2018 zouden vallen, dan had het voor de hand gelegen om dat in die overeenkomst expliciet op te nemen, hetgeen niet is gebeurd.
2.15.
Op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat Max-Planck zich kan beroepen op een geldig forumkeuzebeding op basis waarvan de rechtbank in München, Duitsland, exclusief bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen. Dit brengt met zich dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen partijen. Dat betekent dat de incidentele vordering van Max-Planck zal worden toegewezen.
2.16.
Nobel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Max-Planck in het incident worden tot op heden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt × tarief
€ 563,00). De kosten aan de zijde van Max-Planck in de hoofdzaak worden begroot op € 2.076,00 aan griffierecht. De wettelijke rente over de proceskosten zal als gevorderd worden toegewezen.
2.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten met wettelijke rente is in het kader van deze procedure toewijsbaar.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
veroordeelt Nobel in de proceskosten, aan de zijde van Max-Planck tot op heden in het incident en in de hoofdzaak begroot op € 2.639,00 (€ 563,00 + € 2.076,00), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Nobel in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Nobel niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.