ECLI:NL:RBGEL:2021:4313

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
9331951
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens fraude met financiële administratie en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Benelux B.V. (hierna: Spandex) en een voormalige werknemer, aangeduid als [verwerende partij]. De procedure volgde op een ontslag op staande voet van [verwerende partij] wegens fraude. Spandex had onregelmatigheden in de financiële administratie geconstateerd en een onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren door Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. Tijdens dit onderzoek heeft [verwerende partij] erkend op grote schaal te hebben gefraudeerd. Spandex heeft hem daarop op staande voet ontslagen en vorderde schadevergoeding van in totaal € 318.217,01, alsook gefixeerde schadevergoeding, onderzoekskosten en beslagkosten.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was en dat [verwerende partij] onrechtmatig had gehandeld jegens Spandex. De kantonrechter wees de vorderingen van Spandex grotendeels toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die niet voldoende waren onderbouwd. De gefixeerde schadevergoeding werd vastgesteld op € 2.666,86, en de wettelijke rente werd toegewezen vanaf de relevante data. De rechter benadrukte dat de gokverslaving van [verwerende partij] niet voldoende was onderbouwd om zijn handelen niet aan hem toe te rekenen. De proceskosten werden voor een deel aan [verwerende partij] opgelegd, met uitzondering van de explootkosten, die voor rekening van Spandex kwamen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9331951 \ HA VERZ 21-128 \ 512 \ 918
uitspraak van 16 juli 2021
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Spandex
Benelux B.V.
gevestigd te Veenendaal
verzoekende partij
gemachtigde mr. G.C.G. Metz
en
[verwerende partij]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. K. Hoesenie
procederende krachtens toevoegingsnummer 3KY8600
Partijen worden hierna Spandex en [verwerende partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 maart 2021 met de daarin genoemde processtukken;
- het e-mailbericht van 28 mei 2021 met productie van de gemachtigde van [verwerende partij] ;
- de mondelinge behandeling van 4 juni 2021 mede inhoudende de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Spandex en de daarin opgenomen vermindering van eis.

2.De feiten

2.1.
[verwerende partij] is op 18 juli 2005 bij Spandex in dienst getreden in de functie van Administratief medewerker. In die functie hield hij zich bezig met de crediteurenadministratie; hij verstuurde facturen en verrichtte betalingen namens Spandex.
2.2.
Op 11 september 2020 heeft de controller van Spandex onregelmatigheden in de financiële administratie geconstateerd. Naar aanleiding hiervan heeft Spandex Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) opdracht gegeven om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het bestaan en de omvang van de geconstateerde fraude.
2.3.
Spandex heeft [verwerende partij] hangende het onderzoek van Hoffmann op 14 september 2020 op non-actief gesteld.
2.4.
Op 15 september 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verwerende partij] en twee medewerkers van Hoffmann. Tijdens dit gesprek heeft [verwerende partij] erkend dat hij op grote schaal heeft gefraudeerd en diefstal heeft gepleegd. Van dit gesprek is een verslag opgesteld.
2.5.
Spandex heeft [verwerende partij] hierop op 15 september 2020 op staande voet ontslagen.
2.6.
Spandex heeft op 18 september 2020 conservatoir derdenbeslag gelegd op de tegoeden op de bankrekening van [verwerende partij] bij de SNS bank en voorts conservatoir beslag op onroerende zaken.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Spandex vordert bij dagvaarding – na vermeerdering en vermindering van eis – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht te verklaren dat [verwerende partij] met de door hem gepleegde fraude en diefstal onrechtmatig heeft gehandeld jegens Spandex en hiermee aansprakelijk is voor alle als gevolg hiervan door Spandex geleden en te lijden schade;
b. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 318.217,01 ter vergoeding van de door Spandex geleden schade als gevolg van voornoemd onrechtmatig handelen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2020 althans de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
c. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.667,44 als gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
d. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.833,37 ter vergoeding van de door Spandex gemaakte onderzoekskosten voor Hoffmann, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2020 althans de datum dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
e. [verwerende partij] te veroordelen tot vergoeding van de door Spandex gemaakte beslagkosten voor het leggen van conservatoir beslag, zulks voor het geval betaling binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening;
f. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso)kosten van € 3.491,09, zulks, voor het geval betaling binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening;
g. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder begrepen de verschotten, het advocatensalaris en eventuele nakosten, zulks, voor het geval betaling binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
Spandex legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [verwerende partij] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door tijdens zijn dienstverband bij Spandex te frauderen met de administratie en geld over te boeken naar zijn privérekening. Zij heeft hierdoor schade geleden bestaande uit het overgeboekte bedrag van totaal € 343.217,01 en houdt [verwerende partij] hiervoor aansprakelijk. Spandex heeft [verwerende partij] om deze reden op staande voet ontslagen en maakt daarom aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW. Zij heeft bovendien kosten moeten maken omdat zij Hoffmann in heeft moeten schakelen om de rol van [verwerende partij] , zijn aansprakelijkheid en de hoogte van de schade vast te kunnen stellen. Hoffmann heeft hiervoor een bedrag van € 4.833,37 bij haar in rekening gebracht, waarvoor zij [verwerende partij] eveneens aansprakelijk houdt. Spandex heeft bovendien kosten moeten maken voor het leggen van conservatoir beslag, de buitengerechtelijke werkzaamheden en het voeren van deze procedure. De ex-echtgenote van [verwerende partij] heeft, nadat zij na de echtscheiding enig eigenaar van de voormalige echtelijke woning is geworden, een bedrag van € 25.000,00 aan Spandex betaald. Dit bedrag heeft Spandex in mindering gebracht op de door [verwerende partij] veroorzaakte schade, zodat thans nog een bedrag van (€ 343.217,01 - € 25.000,00 =) € 318.217,01 aan schadevergoeding wordt gevorderd.
3.3.
[verwerende partij] voert verweer. Er is sprake is van een zodanige gokverslaving dat het denken, willen, oordelen en doelgericht handelen van [verwerende partij] daardoor zo ingrijpend werd beïnvloed, dat zijn handelen niet of in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend, omdat zijn stoornis/verslaving dat handelen in overwegende mate beheerst.
Spandex baseert de gefixeerde schadevergoeding ten onrechte op de opzegtermijn die Spandex in acht had moeten nemen in plaats van de voor [verwerende partij] geldende opzegtermijn van een maand. Spandex heeft bovendien niet tijdig een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend, zodat zij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. [verwerende partij] betwist voorts de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten, rente, onderzoekskosten en beslagkosten.

4.De beoordeling

Wisselbepaling
4.1.
De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat de procedure is ingeleid met een dagvaarding. De vordering houdt echter mede een verzoek tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW in, welk verzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 2 BW bij verzoekschrift ingeleid dient te worden. Ingevolge het derde lid van artikel 7:686a BW kunnen daarmee verband houdende andere vorderingen eveneens bij verzoekschrift worden ingediend. Nu een dergelijke (omgekeerde) bepaling voor dagvaardingsprocedures ontbreekt en de vorderingen met elkaar samenhangen, is de kantonrechter van oordeel dat de procedure bij verzoekschrift ingeleid had moeten worden.
4.2.
Op grond van artikel 69 Rv beveelt de kantonrechter dat, indien een procedure met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift is ingeleid, zo nodig, de aanlegger binnen een door de rechter te bepalen termijn op kosten van de aanlegger het stuk waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen. De kantonrechter stelt vast dat in onderhavige zaak enige aanvulling of verbetering niet nodig is, nu de dagvaarding kan worden aangemerkt als verzoekschrift, de conclusie van antwoord als verweerschrift, de akte vermeerdering van eis als een wijziging van het verzoek en er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De kantonrechter stelt voorts vast dat de procedure aanhangig is vanaf de oorspronkelijke dag en wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure, zodat thans een beschikking zal worden gewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
4.3.
Spandex verzoekt om toekenning van de gefixeerde schadevergoeding van
€ 10.677,44 als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW. Nu de procedure op grond van artikel 69 lid 1 BW en zoals hiervoor is overwogen aanhangig is vanaf de oorspronkelijke dag, zijnde 14 oktober 2020, is het verzoek tijdig ingediend. Het verweer terzake de vervaltermijn gaat in dan ook niet op. Wel heeft [verwerende partij] terecht aangevoerd dat Spandex de voor hem geldende opzegtermijn in acht had moeten nemen. Dit heeft Spandex tijdens de mondelinge behandeling ook erkend en haar verzoek op dit punt vervolgens beperkt tot een bedrag van
€ 2.666,86 bruto. Nu onbetwist vast staat dat Spandex [verwerende partij] terecht op staande voet heeft ontslagen en laatstgenoemd bedrag niet langer is betwist, wordt de gefixeerde schadevergoeding van € 2.666,86 bruto toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf
15 september 2020, zijnde de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Verklaring voor recht
4.4.
Spandex verzoekt om voor recht te verklaren dat [verwerende partij] met de gepleegde fraude en diefstal onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en hiermee aansprakelijk is voor alle als gevolg hiervan door haar geleden en te lijden schade.
[verwerende partij] erkent dat sprake is van fraude en onrechtmatig handelen en betwist niet dat Spandex daardoor schade heeft geleden. Wel betwist hij dat het onrechtmatig handelen hem kan worden toegerekend. Volgens [verwerende partij] is bij hem sprake is van een zodanige gokverslaving dat zijn denken, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend werd beïnvloed, dat zijn handelen niet of in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend, omdat zijn stoornis/verslaving dat handelen in overwegende mate beheerst
4.5.
Op grond van artikel 6:162 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan er sprake zijn van een zodanige verslaving dat iemands denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend wordt beïnvloed, dat betrokkene zijn handelen niet kan worden toegerekend, omdat zijn stoornis dat handelen in overwegende mate beheerst. Daarvoor is echter wel vereist dat de verslaving gepaard gaat met of voortvloeit uit (andere) psychische stoornissen, waardoor betrokkene niet meer in staat moet worden geacht zijn wil in vrijheid te bepalen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4789).
Dat er bij [verwerende partij] de afgelopen jaren sprake is geweest van een ernstige vorm van gokverslaving impliceert niet, althans niet zonder meer, dat hij niet in staat zou zijn geweest om zijn wil in vrijheid te bepalen. [verwerende partij] heeft dit verweer ook niet nader onderbouwd. Dat er naast de gokverslaving sprake was van psychische stoornissen als hiervoor bedoeld is voorts niet gesteld, laat staan dat dit aannemelijk is gemaakt. Daar komt bij dat [verwerende partij] gedurende langere tijd welbewust en geraffineerd te werk is gegaan. Uit het gespreksverslag van Hoffmann blijkt voorts dat [verwerende partij] zelf heeft verklaard dat hij begon met frauderen omdat hij, in zijn optiek ten onrechte, geen bonus uitgekeerd kreeg. Het van Spandex gestolen geld is voorts tevens gebruikt voor cadeautjes aan zijn toenmalige vrouw en het opknappen van de voormalige echtelijke woning. Nadat [verwerende partij] op 11 september 2020 door de controller met de onregelmatigheden werd geconfronteerd heeft hij op 12 en 13 september 2020 nog getracht zijn rekening leeg te halen door tweemaal € 1.000,00 te pinnen en € 3.500,26 naar de bankrekening van zijn zoon over te maken. Het verweer van [verwerende partij] gaat dus niet op.
Nu het onrechtmatig handelen voor het overige niet wordt betwist, wordt de verzochte verklaring voor recht toegewezen.
Schadevergoeding
4.6.
Spandex verzoekt de veroordeling van [verwerende partij] tot betaling van een bedrag van
€ 318.217,01 ter vergoeding van de door haar als gevolg van het onrechtmatig handelen van [verwerende partij] geleden schade. [verwerende partij] erkent voornoemd bedrag aan schade, zodat het verzoek voor toewijzing gereed ligt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verwerende partij] nog aangevoerd dat in het kader van de beëindiging van het dienstverband nog een eindafrekening plaats moet vinden waarin de dertiende maand, het vakantiegeld en de openstaande vakantiedagen dienen te worden opgenomen. Dit bedrag kan verrekend worden met de te betalen schadevergoeding, aldus [verwerende partij] . Spandex erkent dat de dertiende maand en de openstaande vakantiedagen nog verschuldigd is. Het vakantiegeld is blijkens de laatste salarisstrook al wel uitgekeerd. Nu in deze procedure geen berekening is gemaakt van hetgeen Spandex nog aan [verwerende partij] verschuldigd is, kan dit bedrag thans (nog) niet verrekend worden met de door [verwerende partij] aan Spandex verschuldigde schadevergoeding. [verwerende partij] heeft ook geen tegenverzoek ingediend. De kantonrechter zal daarom, gelet op het bepaalde in artikel 6:136 BW, de thans verzochte schadevergoeding van € 318.217,01 toewijzen. De wettelijke rente over dit bedrag zal gelet op het bepaalde in artikel 6:119 BW in verbinding met artikel 6:83 aanhef en onder b BW worden toegewezen vanaf
11 september 2020.
Vergoeding onderzoekskosten Hoffmann
4.7.
Spandex verzoekt om toekenning van een bedrag van € 4.833,37 voor kosten van onderzoek door Hoffmann. [verwerende partij] voert hiertegen aan dat de daarin opgenomen post aan btw aftrekbaar is en daarom geen kostenpost. Daarnaast betwist hij dat de werkzaamheden zijn gerelateerd aan het onderzoek in deze zaak, nu geen specificatie van de werkzaamheden is overgelegd. Ten slotte betwist hij de redelijkheid van de gemaakte kosten, nu het onderzoek net zo goed door Spandex zelf uitgevoerd had kunnen worden.
4.8.
Spandex baseert haar vordering op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. Ingevolge dit artikel komen als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Op het moment dat Spandex Hoffmann heeft ingeschakeld wist zij, vanwege de functie van [verwerende partij] , alleen dat het waarschijnlijk [verwerende partij] was die geld had ontvreemd, maar had zij geen idee over de methode, omvang en duur van de gepleegde fraude. De kantonrechter acht het redelijk dat Spandex een onafhankelijk bureau heeft ingeschakeld om onderzoek naar het handelen van [verwerende partij] te doen. Uit dit onderzoek volgt ook dat de frauduleuze handelwijze van [verwerende partij] niet eenvoudig te ontdekken was en ook het onderzoek naar de omvang van de schade heeft enige tijd geduurd. De kantonrechter is van oordeel dat de kosten voldoende zijn onderbouwd. Spandex heeft een factuur in het geding gebracht die ziet op de periode direct na de ontdekking van de fraude, [verwerende partij] erkent ook dat hij met Hoffmann heeft gesproken over de fraude en uit de processtukken blijkt dat Hoffmann hier een verslag van heeft opgemaakt. De hoogte van de kosten komt de kantonrechter voorts niet onrechtmatig voor.
Nu onbetwist vaststaat dat Spandex de btw over de factuur van Hoffmann kan verrekenen, zal bedoelde schade worden toegewezen tot een bedrag van € 3.994,52.
De daarover verschuldigde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, nu gesteld noch gebleken is dat [verwerende partij] ten aanzien van deze kosten op een eerder moment in verzuim was.
Beslagkosten
4.9.
Ingevolge artikel 706 Rv kunnen de kosten van he beslag van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Volgens [verwerende partij] was het beslag onnodig. Hij heeft niet het (geldelijk) vermogen om de vordering van Spandex te voldoen en dat was bij voorbaat al duidelijk. Spandex betwist dat voor haar duidelijk was dat beslag zinloos zou zijn. Zij heeft beslag gelegd op de rekening waarnaar [verwerende partij] de ontvreemde bedragen had overgemaakt en voorts op de voormalige echtelijke woning, omdat deze mogelijk verhaal hadden kunnen bieden. Gelet op deze gemotiveerde betwisting acht de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat het beslag onnodig was. De beslagkosten van (€ 174,76 + € 70,59 aan explootkosten =) € 245,35 worden daarom toegewezen. De wettelijke rente daarover wordt toegewezen vanaf de veertien dagen na de datum van deze uitspraak.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Spandex vordert een bedrag van € 3.491,09 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Zij legt aan deze kosten ten grondslag dat zij werkzaamheden heeft verricht ter vaststelling van de omvang van de gepleegde fraude, welke werkzaamheden door haarzelf en niet door Hoffmann zijn uitgevoerd. Deze werkzaamheden hebben volgens Spandex gezien het grote bedrag bijzonder veel tijd gekost. Zij baseert haar vordering op het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genoemde tarief. [verwerende partij] voert hiertegen aan dat de buitengerechtelijke incassokosten niet zien op de door Spandex genoemde werkzaamheden. Van kosten die zien op incasso van de vordering buiten rechte is geen sprake.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat de gevorderde kosten schade betreft als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW en niet op de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden als bedoeld onder c van bedoeld artikel. Nu de vordering wordt betwist en op geen enkele wijze is onderbouwd, wordt deze afgewezen.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat dat voor zover sprake zou zijn geweest van buitengerechtelijke incassokosten, deze eveneens afgewezen dienden te worden nu gesteld noch gebleken is dat is voldaan aan het vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW.
Proceskosten
4.12.
[verwerende partij] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen, met dien verstande dat de explootkosten gelet op het bepaalde in artikel 237 lid 1 Rv voor rekening van Spandex worden gelaten aangezien deze kosten nodeloos zijn veroorzaakt. De procedure had immers met een verzoekschrift ingeleid dienen te worden.
Aan griffierecht wordt een bedrag van € 996,00 toegewezen, bestaande uit het resterende bedrag aan griffierecht na verwijzing van de zaak naar kanton overeenkomstig het bepaalde in r.o. 3.5. van het verwijzingsvonnis van de rechtbank van 17 februari 2021 van (€ 996,00 - € 656,00 =) € 340,00 en het betaalde griffierecht voor het beslagrekwest van € 656,00.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 124,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking. De rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verklaart voor recht dat [verwerende partij] met de gepleegde fraude en diefstal onrechtmatig heeft gehandeld jegens Spandex en hiermee aansprakelijk is voor alle als gevolg hiervan door Spandex geleden en te lijden schade;
5.2.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan Spandex van een bedrag van € 318.217,01 ter vergoeding van de door Spandex geleden schade als gevolg van voornoemd onrechtmatig handelen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan Spandex van een bedrag van € 2.666,86 bruto als gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling van een bedrag van € 3.994,52 ter vergoeding van de door Spandex gemaakte onderzoekskosten voor Hoffmann, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan Spandex van een bedrag van € 245,35 ter vergoeding van de door Spandex gemaakte beslagkosten voor het leggen van conservatoir beslag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt [verwerende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak begroot op een bedrag van € 996,00 aan griffierecht, € 474,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 124,00 aan nakosten, te vermeerderen indien betekening van deze uitspraak heeft plaatsgevonden met de explootkosten van de betekening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten vanaf veertien dagen na de datum van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening;
5.7.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.