ECLI:NL:RBGEL:2021:4311

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
9024675
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit bij de levering van een tweedehands auto met gebreken

In deze zaak heeft de eisende partij, een consument, op 30 juli 2020 een tweedehands Opel Corsa gekocht van de gedaagde partij, een verkoper die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf. De koopprijs bedroeg € 5.300,00, waarbij de eisende partij een Peugeot 308 ter waarde van € 4.500,00 inruilde. Na de aankoop ontstonden er echter diverse problemen met de auto, waaronder een brandend motormanagementlampje en een onbetrouwbare gasinstallatie. De eisende partij heeft de gedaagde partij herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de problemen en heeft hem in de gelegenheid gesteld om de auto te repareren. Ondanks meerdere pogingen om de auto te herstellen, bleven de gebreken bestaan. De eisende partij heeft uiteindelijk de auto ingeruild voor € 3.795,00 en vordert nu vervangende schadevergoeding van € 1.805,00, bestaande uit het verschil tussen de inruilwaarde en de aankoopprijs, alsook gemaakte reparatiekosten.

De kantonrechter oordeelt dat de auto non-conform was, omdat deze niet voldeed aan de redelijke verwachtingen van de koper. De gedaagde partij is tekortgeschoten in zijn verplichtingen om de gebreken te verhelpen en is daarom aansprakelijk voor de vervangende schadevergoeding. De kantonrechter kent een schadevergoeding toe van € 710,01, alsook buitengerechtelijke incassokosten van € 128,87. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9024675 \ CV EXPL 21-461 \ 512 \ 918
uitspraak van 16 juli 2021
vonnis
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. A.O.C.A. van Schravendijk
procederende krachtens toevoegingsnummer 2GE2949
tegen
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 8 juni 2021 met productie van de gemachtigde van [eisende partij] ;
- de comparitie van partijen van 18 juni 2021.

2.De feiten

2.1.
Op 30 juli 2020 heeft [eisende partij] van [gedaagde partij] een Opel Corsa met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht voor een bedrag van € 5.300,00. Het betrof een auto met gasinstallatie en 97.996 kilometer op de teller. [eisende partij] ruilde een Peugeot 308
met het kenteken [kenteken] (hierna: de inruilauto) in tegen voor een bedrag van € 4.500,00. Het restantbedrag van € 800,00 heeft [eisende partij] per pintransactie aan [gedaagde partij] betaald.
2.2.
Vanaf 4 augustus 2020 ontstonden er problemen met de auto. Zo ging het motormanagementlampje branden, liep de auto slecht, schakelde deze spontaan van gas naar benzine en weer terug naar gas tijdens het rijden, schakelde de installatie bij koude motor soms niet automatisch over op gas en was het brandstofverbruik hoog. [eisende partij] heeft de auto in verband hiermee bij diverse bedrijven laten uitlezen en analyseren.
[eisende partij] heeft [gedaagde partij] van deze problemen telefonisch op de hoogte gesteld en is ook bij [gedaagde partij] langs geweest.
2.3.
Bij e-mailbericht van 14 augustus 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] schriftelijk bericht over de problemen met de auto en in de gelegenheid gesteld de auto te repareren.
2.4.
Bij e-mailbericht van 18 augustus 2020 heeft [gedaagde partij] [eisende partij] geantwoord dat hij had begrepen dat de problemen door [betrokken bedrijf 1] (hierna: [betrokken bedrijf 1] ), waren opgelost maar aangeboden dat
[eisende partij] [betrokken bedrijf 1] nogmaals naar de auto kon laten kijken.
2.5.
[eisende partij] heeft vervolgens een afspraak gemaakt voor 26 augustus 2020 bij [betrokken bedrijf 1] .
2.6.
In e-mailberichten van 26 augustus 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] bericht dat [betrokken bedrijf 1] de problemen niet heeft kunnen verhelpen en [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld het probleem alsnog op te lossen door of de gasproblemen afdoende te repareren dan wel de koop ongedaan te maken onder teruggave van de auto en de inruilauto plus het betaalde bedrag van € 800,00.
2.7.
Bij e-mailbericht van 27 augustus 2020 heeft [gedaagde partij] [eisende partij] laten weten dat [gedaagde partij] de auto nog wel een keer wil uitlezen, dat het terug ruilen van de auto niet meer mogelijk is, maar dat [gedaagde partij] wel wil kijken naar de mogelijkheid om de auto in te ruilen voor een andere auto. [eisende partij] heeft hier diezelfde dag op gereageerd dat hij bereid is de auto door [gedaagde partij] te laten uitlezen en repareren indien aan hem die dag een leenauto ter beschikking wordt gesteld.
2.8.
Bij e-mailberichten van 30 augustus 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] geïnformeerd over de actuele problemen met de auto en nogmaals aangedrongen op reparatie. Vervolgens heeft [gedaagde partij] voorgesteld om de auto op 8 september 2020 te laten uitlezen.
2.9.
Bij e-mailbericht van 1 september 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] geantwoord akkoord te gaan met de voorgestelde datum. Hij heeft daarbij aangegeven dat het geen nut zou hebben om alleen de overschakeling benzine/gas na te zien indien het probleem niet wordt opgelost. Hij heeft voorts aangegeven dat er wat hem betreft drie mogelijkheden zijn, te weten:
“(…)1e.Indien u voor mij zorgt voor vervangend vervoer mag u wat mij betreft de auto enkele dagen bij u houden totdat ALLE problemen zijn opgelost. Iets anders heeft geen zin.
2e. Zoals ik u ook al eerder heb aangegeven mag U ook mijn geld (€5300) terug geven.
3e.Mijn peugeot en de € 800,- terug ruilen tegen de Opel Corsa. (…)”
2.10.
Op 8 september 2020 is [eisende partij] bij [gedaagde partij] langsgegaan om de auto te laten uitlezen en repareren. Partijen konden het echter niet eens worden over de wijze waarop dit zou gebeuren, waarna [eisende partij] de auto zonder dat deze was uitgelezen en gerepareerd weer meegenomen heeft. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] vervolgens per e-mailbericht in gebreke gesteld en aangegeven de koop te willen ontbinden onder teruggave van het aanschafbedrag van € 5.300,00.
2.11.
Bij e-mailbericht van 10 september 2020 heeft [gedaagde partij] [eisende partij] bericht dat [gedaagde partij] niet in de gelegenheid is gesteld om te kijken wat er met de auto aan de hand is en [eisende partij] [gedaagde partij] daartoe wel in de gelegenheid zou moeten stellen. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] daarop nog diezelfde dag nogmaals in gebreke gesteld en [gedaagde partij] gesommeerd om uiterlijk voor 16 september 2020 het aanschafbedrag terug te betalen.
2.12.
Op 17 september 2020 heeft [eisende partij] de auto bij Broekhuis laten analyseren. Broekhuis heeft daarbij te kennen gegeven dat de verstuivers vervangen dienen te worden en de kosten hiervan begroot op € 577,85 plus € 93,00 aan montage. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] vervolgens bij e-mailbericht van 17 september 2020 bericht dat de auto niet voldoet aan de verwachting, dat hij inmiddels meer dan € 200,00 aan reparatiekosten heeft gemaakt en dat er nog hoge reparatiekosten te verwachten zijn. Verder heeft hij [gedaagde partij] opnieuw in gebreke gesteld en ontbinding van de koop met terugbetaling van het bedrag van € 5.300,00 geëist.
2.13.
Bij e-mailbericht van 23 september 2020 heeft [gedaagde partij] [eisende partij] bericht dat [eisende partij] er wederom voor heeft gekozen om naar een andere garage te gaan, zonder [gedaagde partij] in de gelegenheid te stellen de auto te repareren, terwijl [gedaagde partij] dit wel kan. [gedaagde partij] heeft voorgesteld om de helft van de te vervangen onderdelen te betalen na verschaffing van een factuur op naam.
2.14.
Op 24 september 2020 heeft [eisende partij] telefonisch contact opgenomen met [gedaagde partij] . Hij heeft aangegeven dat hij misschien geïnteresseerd was in een andere auto.
[eisende partij] is daarop bij [gedaagde partij] langs gegaan. Partijen zijn echter niet tot overeenstemming gekomen over de hoogte van de inruilprijs voor de auto.
Wel is afgesproken dat [eisende partij] de auto op 29 september 2020 bij [gedaagde partij] kon brengen voor reparatie.
2.15.
[eisende partij] heeft de auto op 29 september 2020 bij [gedaagde partij] opnieuw aangeboden ter reparatie, waarbij hij een brief heeft meegegeven waarin de problemen met de auto zijn genoemd. [eisende partij] heeft de auto op 2 oktober 2020 weer opgehaald, nadat deze was gerepareerd. Onderweg naar huis ontstonden opnieuw problemen. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] hierover telefonisch geïnformeerd en partijen hebben afgesproken dat [eisende partij] de auto op 6 oktober 2020 opnieuw naar [gedaagde partij] zou brengen.
2.16.
Op 3 oktober 2020 heeft [eisende partij] de auto bij Profile laten analyseren.
2.17.
Op 5 oktober 2020 heeft [eisende partij] telefonisch contact gehad met [betrokken bedrijf 2] (hierna: [betrokken bedrijf 2] ). Volgens [betrokken bedrijf 2] zijn de injectoren bij de Opel Corsa op LPG bij circa 100.000 km een bekend probleem en kan dat probleem alleen worden verholpen met gemodificeerde injectoren die enkel adequaat geplaatst kunnen worden door een Opel-dealer of een gelieerd bedrijf dat in het systeem van Opel kan komen. [betrokken bedrijf 2] schatte de kosten van vervanging van de injectoren op € 700,00 en die van de vervanging van de katalysator eveneens op € 700,00.
2.18.
Op 5 oktober 2020 heeft [eisende partij] de auto bij [betrokken bedrijf 3] ingeruild voor een bedrag van € 3.795,00.
2.19.
Bij aangetekende brief van 6 oktober 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] nogmaals in de gelegenheid gesteld om de auto uiterlijk 7 oktober 16.00 uur terug te nemen tegen betaling van de aanschafprijs van € 5.300,00.
2.20.
Bij e-mailbericht van 7 oktober 2020 heeft [gedaagde partij] [eisende partij] bericht dat hij zonder dat hij zonder afzegging niet op de afspraak van 6 oktober 2020 is verschenen.
2.21.
Bij brief van 7 oktober 2020 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om voor 8 oktober 2020 11.00 uur te reageren en een aannemelijk inname voorstel te doen.
2.22.
Bij brief van 21 december 2020 heeft de gemachtigde van [eisende partij] [gedaagde partij] aansprakelijk gesteld voor de vervangende schade en haar gesommeerd tot betaling daarvan.
2.23.
Bij brief van 14 januari 2020 heeft de gemachtigde van [gedaagde partij] de gemachtigde van [eisende partij] bericht dat [gedaagde partij] de aansprakelijkheid van de hand wijst en geen gehoor zal geven aan de sommatie.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling aan hem binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
a. van € 1.805,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
b. als na te noemen salaris voor [eisende partij] gemachtigde lager wordt vastgesteld dan op € 478,00, tot betaling van het verschil tussen € 478,00 en dat salaris, omdat in dat geval dat verschil is aan te merken als buitengerechtelijke incassokosten, nu
vanwege de vaststelling door de Raad voor Rechtsbijstand € 478,00 als eigen bijdrage verschuldigd is geworden doordat hij een advocaat in de arm heeft moeten nemen;
c. met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van dit geding, een bedrag aan salaris voor [eisende partij] gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.
De door [gedaagde partij] aan hem geleverde auto voldeed niet aan wat hij redelijkerwijs daarvan mocht verwachten. Aldus is sprake van non-conformiteit in de zin van artikel 7:18 lid 2 BW. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen. Ook na herstel bleef echter sprake van een gebrek en daarmee van non-conformiteit. [gedaagde partij] is de overeenkomst daarom niet deugdelijk nagekomen. Gelet op de gebreken en omdat [gedaagde partij] deze niet heeft hersteld heeft [eisende partij] de auto verkocht voor € 1.505,00 minder dan het aankoopbedrag. Daarnaast heeft hij ongeveer € 300,00 aan zinloze reparatiekosten gemaakt. [eisende partij] vordert op grond van artikel 6:87 lid 2 BW vervangende schadevergoeding.
3.3.
[gedaagde partij] voert hiertegen verweer. [gedaagde partij] betwist aansprakelijk te zijn voor de door [eisende partij] gestelde schade. [eisende partij] heeft de auto zonder garantie gekocht en heeft deze bovendien door andere garages laten repareren alvorens [gedaagde partij] daartoe in de gelegenheid te stellen. [gedaagde partij] zelf is niet, althans onvoldoende, in de gelegenheid gesteld de auto te repareren. Voor zover [gedaagde partij] al aansprakelijk zou zijn betwist hij bovendien de hoogte van de gestelde schade.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil tussen partijen is of de door [eisende partij] van [gedaagde partij] gekochte auto non-conform is, of [eisende partij] jegens [gedaagde partij] aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding en zo ja, tot welk bedrag. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
Non-conformiteit
4.2.
Er is sprake van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW nu [eisende partij] consument is en [gedaagde partij] handelt in de uitoefening van haar bedrijf. Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Op grond van artikel 7:18 lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
4.3.
De koper van een tweedehands auto zal, afhankelijk van de ouderdom, het aantal gereden kilometers en de koopprijs, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met het bestaan van mankementen. Een auto is ook bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig en in het algemeen geldt dat de kans dat gebreken gaan optreden groter wordt naarmate de auto ouder is. Dat gegeven is verdisconteerd in de koopprijs van de tweedehands auto, die veel lager is dan die van een nieuwe auto. De koper van een tweedehandsauto moet tegenover het voordeel van een veel lagere aanschafprijs in het algemeen daarom bedacht zijn op het nadeel dat een tweedehandsauto doorgaans eerder gebreken zal gaan vertonen dan een nieuwe. Volgens vaste jurisprudentie beantwoordt een auto in ieder geval niet aan de overeenkomst indien gebruik van de auto gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid als gevolg van een gebrek.
4.4.
Onbetwist staat vast dat de auto, binnen zes maanden na de aankoop, diverse malen door verschillende autobedrijven is uitgelezen en geanalyseerd omdat herhaaldelijk het motormanagementlampje ging branden, de auto waarschuwingspiepjes gaf, de auto automatisch overschakelde van gas naar benzine en de auto niet soepel liep. Dit is door [eisende partij] ook onderbouwd met analyserapporten van diverse autobedrijven. Gelet op genoemde klachten is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van gebreken als gevolg waarvan de auto, indien deze gebreken niet hersteld worden, een gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid. Aldus is sprake van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW. Dat de auto zonder garantie is verkocht doet daaraan niet af.
Schadevergoeding
4.5.
Ingevolge artikel 7:24 lid 1 BW heeft de koper jegens de verkoper, indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van boek 6 BW. [eisende partij] baseert zijn vordering tot vervangende schadevergoeding op artikel 6:87 BW. Op grond van dit artikel wordt de verbintenis, voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk meedeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] in gebreke gesteld en in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen. Daartoe heeft [eisende partij] de auto op 26 augustus 2020 (in overleg met [gedaagde partij] ) naar [betrokken bedrijf 1] en op 29 september 2020 naar [gedaagde partij] gebracht. Na deze reparaties bleven de gebreken onverminderd bestaan. Nu de auto, nadat [gedaagde partij] in de gelegenheid is gesteld deze te repareren, nog steeds gebreken vertoonde, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde partij] tekort is geschoten in zijn verplichting om binnen redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor [eisende partij] kosteloos te herstellen en daarmee in verzuim is komen te verkeren. Dat partijen een afspraak hadden om de auto opnieuw te laten herstellen doet daaraan niet af, want [gedaagde partij] was op dat moment immers reeds in verzuim. [eisende partij] is zijn vertrouwen in [gedaagde partij] verloren toen uit de analyses van Profile en [betrokken bedrijf 2] bleek dat de auto niet deugdelijk was hersteld. De gebreken die zich na herstel door [gedaagde partij] en [betrokken bedrijf 1] voordeden hadden nog steeds te maken met de gasinjectoren, die volgens [gedaagde partij] bij het herstel (al dan niet gedeeltelijk) vervangen waren.
4.6.
Dat [gedaagde partij] onvoldoende de gelegenheid heeft gekregen om te herstellen, zoals hij stelt is voorts niet gebleken. Het ligt op zijn weg om een conforme auto te leveren en deze, indien deze non-conform blijkt binnen redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor [eisende partij] kosteloos te herstellen. Dit heeft hij niet gedaan. Gelet hierop kon van [eisende partij] niet verlangd kon worden de auto nog twee- of driemaal voor herstel aan te bieden. Nu [gedaagde partij] in verzuim is en [eisende partij] hem heeft medegedeeld dat hij vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming vordert, is [gedaagde partij] aansprakelijk voor de vervangende schadevergoeding.
Hoogte schadevergoeding
4.7.
[eisende partij] vordert een bedrag van € 1.805,00 aan vervangende schadevergoeding, bestaande uit € 1.505,00, het verschil tussen aanschafwaarde en inruilwaarde, en € 300,00 aan elders gemaakte reparatiekosten. [gedaagde partij] betwist de hoogte van dit bedrag. Volgens hem is de auto voor een te laag bedrag ingeruild en hadden de overige kosten voorkomen kunnen worden indien hij in de gelegenheid was gesteld de auto te herstellen.
4.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
[eisende partij] heeft de auto gekocht voor een bedrag van € 5.300,00 en ingeruild voor een bedrag van € 3.795,00. Volgens [eisende partij] is bij de bepaling van deze inruilwaarde rekening gehouden met de nog te verrichten reparaties aan de auto, die overeenkomstig de opgave van [betrokken bedrijf 2] geschat werden op ongeveer € 1.400,00. [eisende partij] heeft voorts een interne factuur van Heije in het geding gebracht van € 832,00 waaruit blijkt dat onder meer de gasinjectoren zijn vervangen. Dat [gedaagde partij] de auto voor een lager bedrag had kunnen herstellen, zoals hij stelt, gaat niet op nu hij die gelegenheid reeds heeft gehad. Wel merkt [gedaagde partij] terecht op dat op de factuur ook het verkoop klaar maken, vloeistoffen bijvullen, uitdeuken, poetsen en bijtanken in rekening wordt gebracht. Deze kosten betreffen geen vervangende schadevergoeding. Nu voor de arbeid ten aanzien van het vervangen van de injectoren geen aparte post op de factuur is opgenomen, schat de kantonrechter deze posten, overeenkomstig de eerdere opgave van Broekhuis op € 93,00. Daarnaast zijn de kosten voor het vervangen van de gasinjectoren van € 528,00 en het werkplaatstarief van € 54,00 bij het bepalen van de inruilwaarde terecht in mindering gebracht op de koopsom. Dat ook de katalysator vervangen diende te worden en wat de daaraan verbonden kosten zijn is onvoldoende onderbouwd, zodat deze kosten niet als vervangende schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komen.
Ten aanzien van de gevorderde ‘zinloze reparatiekosten’ betwist [gedaagde partij] dat deze gemaakt moesten worden. [eisende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling onderbouwd dat hij telkens kosten heeft moeten maken voor het uitlezen en analyseren van de problemen met de auto. Dit betreffen daarmee kosten die zijn gemaakt om de schade en aansprakelijkheid vast te stellen en daarmee schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. Nu [eisende partij] op grond van de wet gehouden is [gedaagde partij] eerst in de gelegenheid te stellen de auto te herstellen, komen naar het oordeel van de kantonrechter enkel de kosten die gemaakt zijn na de vruchteloze reparatie van 29 september 2020 voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft een bedrag van € 35,01 voor de analyse door Profile op 3 oktober 2020.
4.9.
Gelet op het hiervoor overwogene stelt de kantonrechter de vervangende schadevergoeding vast op € 528,00 + € 93,00 + € 54,00 in verband met het vervangen van de gasinjectoren en € 35,01 voor de analyse door Profile, zijnde een totaalbedrag van € 710,01. De niet betwiste en op grond van de wet verschuldigde rente daarover wordt eveneens toegewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde partij] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen, met dien verstande dat de dagvaardingskosten worden beperkt tot een bedrag van
€ 113,03 aangezien KvK-producten zijn vrijgesteld van btw. Het salaris voor de gemachtigde wordt overeenkomstig het liquidatietarief voor het toegewezen bedrag begroot op € 248,00 (twee punten ad € 124,00 per punt).
Nu dit bedrag lager is dan de door [eisende partij] betaalde eigen bijdrage van € 478,00 komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de onder 3.1. sub b genoemde voorwaardelijke vordering tot betaling van het verschil tussen de eigen bijdrage en het toegewezen salaris voor de gemachtigde als vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
[eisende partij] vordert aldus een bedrag van (€ 478,00 - € 248,00 =) € 230,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eisende partij] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De door hem gemaakte redelijke kosten om zijn vordering betaald te krijgen komen dan ook voor rekening van [gedaagde partij] . Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is niet in overeenstemming met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief dat redelijk wordt geacht. Daarom wordt conform het in dit Besluit genoemde tarief een bedrag van € 128,87 (inclusief btw) toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 710,01 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2021;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 128,87 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot deze uitspraak begroot op € 113,03 aan dagvaardingskosten, € 85,00 aan griffierecht en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021