Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 februari 2021
- de producties 9 t/m 11 aan de zijde van [gedaagde]
- de producties 12 t/m 12b aan de zijde van [eiser]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 maart 2021.
2.De feiten
Het lijkt mij goed om even onze afspraken en mijn voorwaarden vast te leggen.
45.000 geleend omdat zij in ernstige financiële problemen kwam daar zij een lening was aangegaan om 45.000 aan jou te lenen. Op deze wijze kon zij haar lening aflossen en behoefde zij geen rente meer te betalen. [gedaagde] heeft mij de terugbetaling gegarandeerd gebaseerd op jou directe terugbetaling. Nu deze achterblijft(…)
en [gedaagde] jou, tegen mijn wil, geïnformeerd heeft dat ik het geld heb voorgeschoten heb ik met [gedaagde] afgesproken dat ik voor haar de gesprekken over de terugbetaling van haar overneem en jij via haar zo snel mogelijk terug betaalt.
Lieve [gedaagde] ,
niet zijn problemen nog op jouw schouders er bij mag leggen.
Toen jij in de problemen kwam en mij vroeg je te helpen heb ik dat altijd met overtuiging en plezier gedaan.
Toen ik je daar een getekend copy van vroeg zei je dat je de safe niet in kon omdat de sleutel kwijt was(…) ”
3.Het geschil
subsidiair: het tijdstip van opeisbaarheid en terugbetaling van het ter leen verstrekte bedrag van € 45.500,00 zal vaststellen en [gedaagde] tot betaling daarvan zal veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4.De beoordeling
Voorschot Lening Nieuwe Fase’ en ‘
Lening Bra’), hetgeen kan worden aangemerkt als een vermelding van de titel op grond waarvan de betalingen zijn verricht. Weliswaar bevatten de overige bankafschriften geen vermelding van de titel maar deze betalingen geven ook geen indicatie van een andere titel. [gedaagde] heeft met betrekking tot de titel en de terugbetalingsverplichting geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de verschillende bedragen, maar voert verweer tegen de betalingen als één geheel. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat alle betalingen ten behoeve van de verbouwing onder dezelfde titel, te weten als lening, zijn verricht. Dit wordt ondersteund door de boekhouder van [eiser] , [boekhouder] (hierna: [boekhouder] ), die schriftelijk heeft verklaard dat er sprake was van een lening in de vorm van een aantal bedragen (zie productie 12 aan de zijde van [eiser] ). Hiertegenover staat het blote standpunt van [gedaagde] dat de vermeldingen bij de bankafschriften uitsluitend dienden om de bedragen administratief te kunnen verwerken in de boekhouding van [vennootschap van eiser] en het nooit de bedoeling was van partijen dat er een lening werd afgesloten of dat deze ooit werd opgeëist. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om haar standpunt nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met de overeenkomst die – zo heeft zij erkend – in de kluis lag. Zelfs toen [eiser] in zijn email van 23 november 2014 duidelijk refereerde aan de lening van € 165.000,00 aan [gedaagde] , heeft zij dit op geen enkele wijze weersproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] de gestelde overeenkomst van geldlening onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Aan verdere bewijslevering komt de rechtbank derhalve niet toe.
Bij de financieel lening die ik voor het huis gegeven heb van 165.000 heb ik niets gevraagd qua rente, aflossing, zekerheden, of persoonlijke verplichtingen’zou volgen dat er tussen partijen geen terugbetalingsverplichting was afgesproken. Uit deze passage volgt evenwel niet meer en niet minder dat op [gedaagde] geen verplichtingen tot tussentijdse aflossingen, rente of persoonlijke zekerheden rustte. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de lening niet hoefde te worden terugbetaald. Dat [eiser] eerst na vele jaren de terugbetaling heeft ingeroepen, doet aan het voorgaande niet af.
Ik heb je toegezegd dat ik je niet zal belasten met dit probleem”,“
Daarom heb ik die verplichtingen overgenomen om ze van jou schouders af te halen en je er geen zorgen meer mee te geven”,“Trek het je niet aan en laat het mij met [naam 1] oplossen”en
“Toen ik dat met je besprak en ik merkte dat dat heel vervelend voor je was heb ik direct gezegd dat het nu een direct probleem tussen mij en [naam 1] zou worden (het geen het niet was ) en ik jou er nooit meer mee lastig zou vallen”. Hoewel [eiser] stelt dat deze uitspraken uitsluitend zagen op het aanbod van [eiser] om het contact met [naam 1] over te nemen over de terug te betalen lening, blijkt uit geen van de stukken dat [gedaagde] , als dit contact vruchteloos zou blijken, op enig moment gehouden zou zijn om [eiser] het bedrag terug te betalen. Integendeel, [eiser] vermeldt dat hij [gedaagde] er nooit meer mee lastig zou vallen. [gedaagde] mocht er gezien het voorgaande gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] geen terugbetaling meer zou vorderen. Met deze gang van zaken heeft [eiser] zijn recht verwerkt om alsnog bij [gedaagde] aan te kloppen voor bedoeld bedrag. Hierop strandt dan ook dit deel van de vordering van [eiser] . De overige stellingen en weren behoeven geen verdere bespreking.