2.3.Partijen hebben over de (afwikkeling van de) tussen hen bestaande maatschap een procedure in kort geding bij deze rechtbank gevoerd waarin zij over en weer vorderingen hebben ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2021 zijn partijen ter beëindiging van hun geschil, voor zover thans relevant, het volgende overeengekomen:
De twee maatschapsovereenkomsten (die betreffende de praktijkvoering alsmede die betreffende het onroerend goed) eindigen met wederzijds goedvinden per 1 augustus 2021.
Tot 1 augustus 2021 worden er geen investeringen gedaan, behoudens onderhoud aan apparaten tot in totaal een maximum van € 500,00 exclusief btw en artikelen noodzakelijk voor de dagelijkse praktijkvoering zoals papieren rollen, toiletpapier, gel, massageolie, tape en huishoudelijke producten.
[eiser] zal haar werkzaamheden tot 1 augustus 2021 voortzetten zoals gebruikelijk.
Het is [eiser] verboden om voor een periode van drie jaren vanaf 1 augustus 2021 als fysiotherapeut werkzaam te zijn in de plaatsen (niet zijnde de gemeenten) [plaatsnamen] .
[eiser] ontvangt van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bedrag van in totaal € 100.000,00 bruto, waarvan € 80.000,00 ineens uiterlijk op 1 augustus 2021 te betalen en het restant van € 20.000,00 in gelijke termijnen van twaalf maanden, voor de eerste van iedere maand, met als eerste termijn voor 1 september 2021. Eerdere aflossingen zijn kosteloos mogelijk. De verschuldigdheid van het totaalbedrag van € 100.000,00 betreft een hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
Partijen zullen ter zake de boekhoudkundige verantwoording van de € 100.00,00 bruto in overleg treden om deze op voor alle partijen zo gunstig mogelijke fiscale wijze af te wikkelen, waarbij zij advies van de VvAA zullen vragen. De eventueel aan die advisering verbonden kosten zullen door de maatschap worden gedragen.
Per 1 augustus 2021 zal de maatschap het bedrag ter zake van de kapitaalstand zoals dat deel toekomt aan [eiser] aan haar uitkeren. Het saldo bedroeg per 31 december 2019 van [eiser] € 13.209,00 netto, zulks ter indicatie.
[eiser] zal uiterlijk 1 augustus 2021 worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire schuld ter zake het onroerend goed aan [vestgingsplaats] en uiterlijk per die datum zal sprake zijn van eigendomsoverdracht, in die zin dat het aandeel van [eiser] in de onroerende zaak aan [vestgingsplaats] aan [gedaagde sub 1] zal worden overgedragen. De hiermee gepaard gaande notariële kosten worden door partijen gedragen naar rato van hun maatschapsaandeel.
Per 1 augustus 2021 zijn alle lusten en lasten van de maatschap voor rekening en risico van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , waaronder begrepen bijvoorbeeld huurlasten en personeelskosten et cetera. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vrijwaren [eiser] ter zake eventuele aansprakelijkheid voor schulden vanuit de maatschap.
Partijen zullen zich maximaal inspannen om uitvoering te geven aan deze overeenkomst en verplichten zich daartoe al het nodige te doen dan wel na te laten. Voor zover zich onvoorziene, niet geregelde, vraagstukken voordoen zullen partijen in onderling overleg treden. Als partijen niet tot een oplossing komen is de gewone burgerlijke rechter bevoegd.
Ieder der partijen is hoofdelijk verbonden aan deze schikking. Voor zover door middel van deze schikking wordt afgeweken van het maatschapscontract prevaleert deze schikking.
Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van de afwikkeling van de beide maatschapsovereenkomsten zoals genoemd onder 1. mogelijk hebben te vorderen.
Partijen dragen ieder de eigen kosten van deze procedure en verzoeken om doorhaling.
(…)’
De hiervoor weergegeven afspraken zijn vastgelegd in het (op 17 juni 2021 gecorrigeerde) proces-verbaal van 7 mei 2021.