ECLI:NL:RBGEL:2021:4154

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
C/05/390236 / KG ZA 21-229
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie en registratie van persoonsgegevens in het Externe Verwijzingsregister

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiser, eigenaar van een eenmanszaak, een kort geding aangespannen tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een geschil over de registratie van zijn persoonsgegevens in het Externe Verwijzingsregister (EVR) na een diefstal van zijn auto. Eiser had op 14 januari 2021 aangifte gedaan van diefstal van zijn Audi A3, maar Achmea weigerde de schade te vergoeden en registreerde de persoonsgegevens van eiser in het EVR, omdat zij meende dat eiser opzettelijk verkeerde informatie had verstrekt over de diefstal. Eiser vorderde in kort geding onder andere verwijdering van zijn persoonsgegevens uit het EVR, herstel van de verzekeringsovereenkomst en betaling van een voorschot op schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat Achmea niet voldoende had aangetoond dat eiser opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt. De rechtbank concludeerde dat de registratie van de persoonsgegevens van eiser in het EVR niet aan de wettelijke criteria voldeed, omdat niet kon worden vastgesteld dat eiser betrokken was bij fraude. De rechtbank heeft Achmea veroordeeld om de persoonsgegevens van eiser binnen vijf dagen te verwijderen uit het EVR en om de incassomaatregelen van SoDa te staken. De overige vorderingen van eiser, waaronder herstel van de verzekeringsovereenkomst en betaling van een voorschot op schadevergoeding, werden afgewezen, omdat eiser geen spoedeisend belang had aangetoond. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/390236 / KG ZA 21-229
Vonnis in kort geding van 30 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. L. van der Wijngaart te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 24;
  • de brief van 20 juli 2021 van Achmea met bijgevoegd producties 1 tot en met 5
  • het e-mailbericht van 22 juli 2021 van [eiser] met bijgevoegd producties 7 en 23 (getekend) en productie 25;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling, gehouden op 23 juli 2021, waar partijen, bijgestaan door hun advocaten, zijn verschenen en waar beide advocaten hebben gepleit overeenkomstig hun pleitaantekeningen welke zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft een eenmanszaak onder de naam SteedsVoldoende.nl.
2.2.
[eiser] heeft, in zijn hoedanigheid van eigenaar van zijn eenmanszaak, op 28 december 2019 een Audi A3 gekocht met kenteken [kenteken auto] (hierna: de auto) bij [naam autobedrijf] . De koopprijs bedroeg € 30.000,00 inclusief btw. [eiser] heeft in totaal € 9.500,00 voor de auto aanbetaald en met betrekking tot de resterende koopsom een financial leaseovereenkomst met een looptijd van 36 maanden met Dutch Finance gesloten.
2.3.
[eiser] heeft voor de auto een (zakelijke) autoverzekering afgesloten bij Achmea waarop de polisvoorwaarden van Achmea van toepassing zijn. Uit de artikelen 6 en 8 van de polisvoorwaarden volgt dat Achmea de verzekering zonder opzegtermijn mag opzeggen als de verzekerde fraude pleegt en dat Achmea in geval van fraude uitkeringen en kosten mag terugvorderen, de fraude mag melden bij de politie en de fraude mag registreren.
2.4.
[eiser] heeft op 14 januari 2021 om 15.53 uur met Achmea gebeld om diefstal middels braak te melden.
2.5.
[eiser] heeft aangifte van diefstal middels braak gedaan bij de politie. Het proces-verbaal van aangifte vermeldt dat [eiser] de aangifte op woensdag 13 januari 2021 om 23:00 uur zou hebben gedaan. De aangifte vermeldt voorts dat [eiser] de inbraak op 14 januari 2021 omstreeks 14.00 uur ontdekte.
2.6.
[eiser] heeft vervolgens een schadeclaim ingediend bij Achmea. Op het digitaal ingevulde en op 20 januari 2021 getekende ‘Diefstal partieel Inlichtingenformulier’ (hierna: inlichtingenformulier) van Achmea heeft [eiser] bij de vraag, wie de diefstal heeft ontdekt, zijn eigen naam ingevuld. Bij de vraag wanneer hij de diefstal heeft ontdekt heeft [eiser] ‘14 januari 2021, omstreeks 14:00’ ingevuld.
2.7.
Op 12 februari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en de heer [registerexpert] , registerexpert toedrachtonderzoek bij Achmea, ter zake de inbraak in de auto. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt door [registerexpert] dat [registerexpert] bij e-mailbericht van diezelfde datum aan [eiser] heeft gezonden. [eiser] heeft bij e-mailbericht van 14 februari 2021 aan [registerexpert] laten weten het niet eens te zijn met de (gehele) inhoud van de verklaring en een aantal wijzigingen voorgesteld. In reactie hierop heeft [registerexpert] bij e-mailbericht van 19 februari 2021 aan [eiser] een gewijzigde verklaring gestuurd met het verzoek de verklaring getekend te retourneren.
2.8.
Achmea heeft de heer [expert] van Post-Crash Voertuig Diagnose verzocht om te beoordelen of aan de hand van de uit te lezen storingsinformatie de gemelde diefstal kan hebben plaatsgevonden onder de door [eiser] verklaarde omstandigheden. In zijn rapport van 12 maart 2021 komt [expert] tot de volgende conclusie:
‘(…)
V.Conclusie
Op basis van het onderzoek en analyse wordt het volgende geconcludeerd:
• De hoofdunit van het infotainmentsysteem en de bedieningsschakelaar van de handrem werden getuige de storingsinformatie pas 1,5 uur na de gemelde diefstalperiode elektronisch onderbroken dan wel als zodanig geregistreerd.
• Volgens de registraties in het boordnetgeheugen van de Audi werd het contactslot van de Audi op 13-01-2021 om 23:54 uur voor het laatst uitgeschakeld. Dit tijdstip komt niet overeen met het tijdstip achtergelaten omstreeks 23:00 uur zoals vermeld in de aangifte en verklaard door de heer [eiser] .
• Verder volgt uit de registraties in het boordnetgeheugen dat de verbrandingsmotor en/of de elektromotor en het contactslot na de gemelde diefstalperiode nog vier keer werden in- en uitgeschakeld. Het in- en uitschakelen van de verbrandingsmotor en/of de elektromotor en het contactslot is alleen mogelijk met een werkende start/stop schakelaar, én een in de Audi bekende dan wel geprogrammeerde sleutel.
(…)’
2.9.
Bij e-mailbericht van 18 maart 2021 heeft de fraudecoördinator van Achmea, mevrouw [fraudecoördinator] , [eiser] geïnformeerd over de voorlopige uitkomst van het onderzoek naar de schade aan de auto. De brief bevat onder meer de volgende inhoud:
‘(…)
Uit ons onderzoek blijkt het volgende:
Wij hebben uw auto op 21 januari 2021 technisch laten onderzoeken door Post-Crash Voertuig Diagnose en op 12 februari 2021 heeft de heer [registerexpert] een interview via Microsoft teams afgenomen. Op 17 maart 2021 heb ik u telefonisch gesproken en de uitkomt van het onderzoek met u doorgenomen.
 Uit de storingsinformatie blijkt dat de stuurwielbediening op 14-01-2021 is onderbroken, het hoofdunit van het informatiesysteem om 15:29 uur en de
bedieningsschakelaar handrem om 15:44 uur. Dit komt niet overeen met uw verklaring uit het politierapport en interview waarin u aangeeft de auto om 14:00 uur aantrof met de diefstalschade.
 In het interview verklaart u dat u de auto aantrof en dat de startknop niet werkte. Uit de registratie van het boordnetgeheugen blijkt dat de auto om 23:54 uur werd uitgeschakeld. Dit is in tegenstelling tot uw verklaring dat u de auto om 23:00 uur op slot heeft gezet.
 De verbrandingsmotor en/of elektromotor is na de gemelde diefstalperiode om 14:26 uur, 14:28 uur, 15:06 uur en 15:23 uur ingeschakeld geweest. Dit betekent dat de start/stop schakelaar pas na deze motor inschakel momenten defect is geraakt. Dit is alleen mogelijk met een werkende start/stop schakelaar en een in de Audi bekende dan wel geprogrammeerde sleutel.
 Wat ook opvalt is dat de auto tijdens uw eigenaarschap via een advertentie bij autowereld voor de verkoop wordt aangeboden door [naam autobedrijf] .
In de bijlage het volledige rapport van het technisch onderzoek en het interview.
Wat doen wij met uw reactie?
Uw reactie nemen wij mee in onze beslissing. Dit kan betekenen dat:
• De onduidelijkheden zijn weggenomen. In dat geval sluiten wij het onderzoek en wordt uw schade verder in behandeling genomen door de schadeafdeling.
• De onduidelijkheden zijn nog niet weggenomen. Wij gaan uw schade verder onderzoeken.
• Wij constateren dat er sprake is van onregelmatigheden. In dat geval kunnen wij maatregelen nemen. Denk daarbij bijvoorbeeld het niet betalen van de schade, het stoppen van uw verzekering(en), registreren van uw persoonsgegevens en verhalen van gemaakte kosten.
Als u niet reageert, nemen wij een standpunt in op basis van de uitkomst van ons onderzoek
.
(…)’
Bij het e-mailbericht zijn het volledige rapport [expert] en het interview met [registerexpert] gevoegd.
2.10.
Bij e-mailbericht van 30 maart 2021 heeft [eiser] aan Achmea laten weten dat het politierapport niet correct is. Zo heeft hij niet op 13 januari 2021 om 23.00 uur aangifte gedaan maar op 15 januari 2021 overdag en constateerde hij de diefstal tussen 14.00 uur en 16.00 uur en niet rond 14.00 uur. Ook betwijfelt [eiser] of de registraties van het boordnetgeheugen betrouwbaar zijn omdat deze niet in chronologische volgorde zijn geregistreerd. Verder schrijft [eiser] dat hij een (andere) deskundige heeft gevraagd hoe het kan dat de verbrandings-/elektromotor is ingeschakeld zonder dat [eiser] erbij was, waarop de deskundige hem heeft laten weten dat het mogelijk is om de auto te ontgrendelen en te starten op afstand omdat de auto een ‘keyless entry en start’ systeem heeft. Verder heeft [naam autobedrijf] aan [eiser] laten weten dat de auto van [eiser] door een interne fout in het advertentiesysteem online is gebleven, zo schrijft [eiser] .
2.11.
Bij brief van 16 april 2021 heeft ( [fraudecoördinator] namens) Achmea [eiser] geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek naar de schade aan de auto. In haar brief heeft Achmea toegelicht dat de door [eiser] geclaimde schade niet zal worden vergoed. Achmea schrijft in haar brief verder dat zij een tweetal punten uit de reactie van [eiser] van 30 maart 2021 heeft voorgelegd aan [expert] , wiens reactie daarop (gedateerd op 9 april) bij de brief is gevoegd. Het commentaar van [expert] laat volgens Achmea aan duidelijkheid niets te wensen over zodat [eiser] de onregelmatigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen niet heeft kunnen wegnemen. Hieraan verbindt Achmea, voor zover thans van belang, de volgende conclusie:
‘U heeft ons opzettelijk verkeerde informatie gegeven
Het kan niet anders dan dat een deel van de gestolen onderdelen na de door u genoemde diefstalperiode uit de auto zijn gehaald. Hierbij is de verbrandingsmotor en/of elektromotor en het contactslot na de gemelde diefstalperiode nog vier keer in- en uitgeschakeld. Het in- en uitschakelen van de verbrandingsmotor en/of elektromotor en het contactslot is alleen mogelijk met een werkende start/stop schakelaar en een in de Audi bekende dan wel geprogrammeerde sleutel. Bovendien is het totaal ongeloofwaardig dat de diefstal plaats vindt op klaarlichte dag en meerdere keren de motor van de Audi inschakelt met de zg. SARA-methode.’
Achmea laat [eiser] verder weten dat de autoverzekering van [eiser] zal worden beëindigd, [eiser] de kosten van de fraudecoördinator en de onderzoekskosten van in totaal € 3.553,88 moet betalen en dat deze kosten worden geïncasseerd door de Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (hierna: SoDa). Ook laat Achmea aan [eiser] in de brief weten dat zijn persoonsgegevens voor een periode van acht jaar worden opgenomen in het (interne) Incidentenregister van Achmea en het Externe Verwijzingsregister (hierna: EVR) van Stichting Centraal Informatie Systeem (hierna: Stichting CIS) en dat het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit op de hoogte is gebracht.
2.12.
Bij brief van 4 mei 2021 heeft de advocaat van [eiser] namens [eiser] betwist dat sprake is van fraude en het opzettelijk verstrekken van foutieve informatie en Achmea gesommeerd dekking te verlenen en de vastgestelde schade uit te keren, de persoonsgegevens van [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden uit de frauderegisters, aan CBV te laten weten dat het bericht van Achmea omtrent [eiser] niet correct is en de polis van [eiser] in kracht te herstellen.
2.13.
De advocaat van [eiser] heeft bij e-mailbericht van 4 mei 2021 aan SoDa laten weten dat [eiser] de vordering betwist en niet over zal gaan tot betaling.
2.14.
Bij brief van 19 mei 2021 heeft Achmea aan de advocaat van [eiser] laten weten dat zij haar standpunt met betrekking tot de door haar geconstateerde fraude handhaaft.
2.15.
SoDa heeft [eiser] op enig moment aangesproken en aangemaand om de kosten van de fraudecoördinator te voldoen.
2.16.
Bij e-mailbericht van 2 juni 2021 heeft de advocaat van [eiser] onder meer aan Achmea laten weten dat een kort geding procedure zal worden opgestart en Achmea verzocht de invordering van de door Achmea geclaimde kosten ‘on hold’ te zetten.
2.17.
In het dossier bevindt zich een taxatierapport van ‘Luca Car Service’ van 15 januari 2021 waarin de schade aan de auto wordt begroot op € 12.249,79.
2.18.
In het dossier bevinden zich verder een aantal facturen voor binnenverlichting, een ‘navigatie bedieningspaneel’, een ‘Audi A3 facelift’ en voor een ‘frame middenconsole navigatie’. De facturen zijn gesteld op naam van [eiser] en SteedsVoldoende.nl en belopen samen een bedrag van € 1.205,31.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Achmea te veroordelen om uiterlijk binnen twee dagen na dit vonnis alle persoonsgegevens van [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden uit het Interne verwijzingsregister, het Externe Verwijzingsregister en alle eventuele overige (fraude) registers waarin Achmea deze gegevens heeft geregistreerd zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of deel daarvan dat Achmea daarmee in gebreke blijft;
II. Achmea te veroordelen om uiterlijk binnen twee dagen na dit vonnis de verzekeringsovereenkomst tussen Achmea en [eiser] in kracht te herstellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of deel daarvan dat Achmea daarmee in gebreke blijft;
III.
primair: Achmea te veroordelen om uiterlijk binnen twee dagen na dit vonnis SoDa te gebieden de incassomaatregelen voor de vermeende vordering voor kosten te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of deel daarvan dat Achmea daarmee in gebreke blijft;
subsidiair: Achmea te veroordelen tot terugbetaling aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan SoDa heeft betaald c.q. zal betalen;
IV. Achmea te veroordelen om binnen twee dagen na dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag als voorschot op schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. Achmea te veroordelen om binnen twee dagen na dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.058,75 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. Achmea te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Achmea voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert in dit kort geding (onder meer) Achmea te veroordelen de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] uit het EVR, het Interne verwijzingsregister (hierna: IVR) en alle overige (fraude) registers waarin Achmea deze gegevens heeft geregistreerd te verwijderen, Achmea te veroordelen tot her-acceptatie van [eiser] als verzekerde en Achmea te veroordelen tot het betalen van een voorschot op de door [eiser] geleden schade.
4.2.
Uit de pleitaantekeningen van Achmea is gebleken dat Achmea de persoonsgegevens van [eiser] in haar (interne) Gebeurtenissenadministratie heeft geregistreerd. Aan Gebeurtenissenadministratie is het IVR gekoppeld. Ook heeft Achmea de persoonsgegevens geregistreerd in haar Incidentenregister en het EVR. De vordering van [eiser] zal daarom zo worden begrepen dat [eiser] verwijdering van zijn persoonsgegevens uit de voornoemde registers vordert.
Registratie Gebeurtenissenadministratie/IVR en Incidentenregister
4.3.
Achmea heeft allereerst betwist dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot verwijdering van persoonsgegevens uit andere registers dan het EVR, nu het alleen deze registratie is die afsluiting van een verzekering elders voor [eiser] bemoeilijkt. Voorop moet worden gesteld dat de registratie in het Incidentenregister een beperkte externe werking heeft. De gegevens in het Incidentenregister zijn alleen toegankelijk voor de afdeling veiligheidszaken van Achmea en op aanvraag beschikbaar voor de afdeling veiligheidszaken van andere verzekeraars. De melding in het Incidentenregister op zich is dus niet zichtbaar voor een andere verzekeraar. De registratie in de Gebeurtenissenadministratie/het IVR is in het geheel niet zichtbaar voor andere verzekeraars dan Achmea.
4.4.
[eiser] heeft in zijn dagvaarding met name benadrukt dat de registratie van zijn persoonsgegevens in het EVR verstrekkende gevolgen heeft voor het afsluiten van enige andere verzekering of het verkrijgen van een hypotheek. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] daarmee het spoedeisend belang ten aanzien van zijn vordering tot verwijdering van de registratie in de Gebeurtenissenadministratie/het IVR en het Incidentenregister onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Deze registraties zijn niet (zonder meer) zichtbaar voor andere verzekeraars en hebben dus een beperkte externe werking. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] enkel als gevolg van deze registraties wordt belemmerd in het zich verzekeren bij een andere verzekeraar dan Achmea. [eiser] heeft in dit verband geen afwijzing van een andere verzekering overgelegd. Ook staan deze registraties het verkrijgen van een hypotheek niet in de weg. Gelet hierop is onvoldoende gebleken van een spoedeisend belang van [eiser] bij verwijdering van de registraties in de Gebeurtenissenadministratie/het IVR en het Incidentenregister van Achmea zodat de daartoe strekkende vorderingen zullen worden afgewezen.
Registratie EVR
4.5.
Met betrekking tot de vordering tot verwijdering van de persoonsgegevens van [eiser] uit het EVR wordt als volgt overwogen. De vraag die partijen in dit verband verdeeld houdt is of [eiser] opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt aan Achmea omtrent de diefstal door braak aan zijn auto en in het verlengde hiervan of Achmea de persoonsgegevens van [eiser] op goede gronden in het EVR heeft opgenomen c.q. laten opnemen. Voor het rechtmatig registreren van (persoons)gegevens in het Extern Verwijzingsregister gelden op grond van artikel 5.2.1. van het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2013 (PIFI) drie cumulatieve criteria, die er samengevat op neerkomen dat i. de gedraging(en) van de (rechts)persoon een bedreiging (kunnen) vormen voor de financiële belangen van cliënten of de financiële instelling, ii. in voldoende mate vast staat dat de (rechts)persoon betrokken is bij deze gedragingen en dat in principe aangifte of klacht daarvan wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar en iii. dat het belang van opname van de (persoons)gegevens in het register prevaleert boven de mogelijke nadelige gevolgen voor de (rechts)persoon als gevolg van deze opname. Daarnaast worden aan de opname van (persoons)gegevens in het Extern Verwijzingsregister hogere eisen gesteld gelet op de ver(der)gaande consequenties die een dergelijke registratie kan hebben. Dit betekent dat met grote mate van zekerheid vastgesteld moet kunnen worden dat sprake is van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij als een strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Sv kunnen dragen. Als maatstaf geldt daarvoor dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan (die de uitspraken van Hoge Raad 29 mei 2019, ECI:NL:HR:2009:BH4720, en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8710)
4.6.
Achmea stelt dat zij de persoonsgegevens van [eiser] op goede gronden heeft laten registreren in het EVR nu [eiser] Achmea opzettelijk verkeerde informatie heeft gegeven. Zij voert in dit verband het volgende aan. Ten eerste zijn de verklaringen van [eiser] niet consistent of geloofwaardig. Hij heeft op het inlichtingenformulier van Achmea en bij de politie zonder voorbehoud verklaard dat hij de inbraak heeft ontdekt om 14.00 uur op 14 januari 2021. Pas toen [eiser] wist dat de auto zou worden onderzocht heeft [eiser] tijdens het interview met [registerexpert] zijn verklaring op dit punt aangepast in die zin dat hij de inbraak heeft ontdekt tussen 14.00 uur en 16.00 uur. Verder is uit het onderzoek aan de auto is naar voren gekomen dat de stuurwielbediening op 14 januari 2021 om 1.05 uur ’s nachts is onderbroken. Vervolgens zijn de (verbrandings-/elektro-)motor en het contactslot op 14 januari 2021 overdag nog vier keer in- en uitgeschakeld en zijn de hoofdunit van het infotainmentsysteem en de bedieningsschakelaar van de handrem om respectievelijk 15.29 uur en 15.44 uur uit de auto verwijderd. Aangezien [eiser] op het inlichtingenformulier heeft aangegeven de inbraak om 14.00 uur op 14 januari 2021 te hebben ontdekt, kan het volgens Achmea niet anders zijn dan dat een deel van de gestolen onderdelen van de auto na de door [eiser] genoemde diefstalperiode (tussen 13 januari 2021 23.00 uur en 14 januari 2021 14.00 uur) uit de auto is gehaald. Bovendien is het in- en uitschakelen van de (verbrandings-/elektro-)motor en het contactslot alleen mogelijk met een werkende start-/stopschakelaar en een in de auto bekende dan wel geprogrammeerde sleutel, waarover alleen [eiser] de beschikking had. Derhalve moet het [eiser] zijn geweest die na 14.00 uur op 14 januari 2021 nog meerdere onderdelen heeft verwijderd en die als gestolen heeft opgegeven.
[eiser] betwist dat hij iets met het verdwijnen van de onderdelen en/of het in werking stellen van de startknop in de middag van 14 januari 2021 te maken heeft. [eiser] heeft in het kader van zijn verweer aangevoerd dat het door de politie in het proces-verbaal genoemde tijdstip waarop hij de inbraak heeft ontdekt onjuist is. Er staat 14.00 uur, maar [eiser] stelt dat hij heeft gezegd “tussen 14.00 en 16.00 uur”. [eiser] wijst er op dat (ook) de datum waarop aangifte zou zijn gedaan onjuist is, namelijk op een dag en tijdstip voor de inbraak. Voor zover op het inlichtingenformulier 14.00 uur staat vermeld als tijdstip waarop de inbraak door hem is ontdekt, wijst [eiser] erop dat hij zich nimmer heeft gerealiseerd dat het exacte tijdstip zo belangrijk was en hij daar bij het invullen van dat formulier ook niet heel alert op is geweest.
Voorts heeft [eiser] Achmea laten weten dat de dieven of anderen wellicht zijn (terug)gekomenen en middels ‘sleutelloze diefstal’ hun slag hebben geslagen, zijn persoonlijke spullen waaronder zijn adresgegevens lagen immers in de auto. Bij deze vorm van diefstal van (een) auto(onderdelen) staat één dief met een apparaat bij de betreffende auto en één dief bij de woning waarin de autosleutel (een smart key) zich bevindt. Vervolgens wordt het signaal van de auto naar de autosleutel onderschept en versterkt doorgestuurd, waarna de dieven de auto kunnen openen en starten. Het is volgens Achmea echter ongeloofwaardig dat de diefstal zou hebben plaatsgevonden op klaarlichte dag en dat de motor van de auto meerdere keren is in- en uitgeschakeld zonder dat men de beschikking had over (een van) de sleutel(s) van de auto, nu het openen van de auto en vervolgens inschakelen van de motor van de auto op verschillende tijdstippen na de gemelde diefstalperiode niet strookt met de geconstateerde braakschade. Men kon de auto dan immers openen zonder het betreffende raam in te tikken. Bovendien heeft [eiser] Achmea om 15.53 uur gebeld om de diefstal te melden terwijl om 15.44 uur nog een onderdeel uit de auto is verwijderd. Dit betekent dat er volgens de verklaring van [eiser] minder dan tien minuten zat tussen de diefstal van het laatste onderdeel en het melden van de inbraak door [eiser] , hetgeen ongeloofwaardig is volgens Achmea. Ook heeft [eiser] eerst aangegeven dat hij de inbraak alleen heeft ontdekt. Pas nadat Achmea stelde dat sprake is van fraude stelde [eiser] dat ook zijn vriendin aanwezig was toen hij de inbraak ontdekte. Achmea concludeert daarom dat de lezing van de feiten van [eiser] zich niet verhoudt tot de vaststaande feiten, welke geen andere conclusie toelaten dan dat [eiser] probeert Achmea te misleiden teneinde (ook) een uitkering te krijgen voor onderdelen die hij zelf uit de auto heeft ontvreemd. Achmea stoelt haar bevindingen in dit verband op het door [expert] uitgevoerde onderzoek aan de auto en het interview met [registerexpert] .
4.7.
Anders dan Achmea betoogt kan niet met grote mate van zekerheid worden vastgesteld dat [eiser] , zoals Achmea stelt, zelf op (een of meer van) de vier genoemde tijdstippen op 14 januari 2021 onderdelen uit zijn auto heeft ontvreemd dan wel dat hij daarbij betrokken was en in het verlengde daarvan dat [eiser] Achmea bewust onjuist heeft voorgelicht. Het rapport van 12 maart 2021 van [expert] en zijn verklaring van 9 april 2021, waar Achmea zich grotendeels op baseert, wettigen die conclusie niet zonder meer. Het blijft primair op de weg van Achmea liggen om te stellen en te bewijzen dat [eiser] fraude heeft gepleegd en [eiser] heeft in dit verband gemotiveerd verweer gevoerd. Weliswaar roept de feitelijke gang van zaken vragen op en zouden de door Achmea gestelde feiten en omstandigheden erop kunnen wijzen dat [eiser] (zelf) onderdelen uit zijn auto heeft verwijderd dan wel heeft doen verwijderen, maar gelet op het feit dat het algemeen bekend is dat bepaalde auto’s ook zonder sleutel kunnen worden geopend, wanneer de sleutel (in een woning) in de buurt is, valt niet uit te sluiten dat (een) derde(n) de onderdelen uit de auto van [eiser] (op verschillende tijdstippen) heeft/hebben ontvreemd. Ook de door Achmea aangevoerde omstandigheden, dat [eiser] op het inlichtingenformulier heeft ingevuld dat hij de inbraak om 14.00 uur heeft ontdekt en hij dit later pas heeft gewijzigd naar een tijdstip tussen 14.00 en 16.00 uur, het proces-verbaal van aangifte 14.00 uur als tijdstip van ontdekking van de inbraak vermeld en dat [eiser] op het inlichtingenformulier niet heeft vermeld dat ook zijn vriendin aanwezig was toen hij de inbraak constateerde, zijn binnen het beperkte bestek van dit kort geding, waarin verdere bewijslevering niet mogelijk is, onvoldoende om met grote mate van zekerheid aan te nemen dat [eiser] betrokken is geweest bij (een deel van) de inbraak dan wel Achmea in dat verband opzettelijk onjuist heeft voorgelicht. Het is goed voorstelbaar dat [eiser] zich de mogelijke relevantie van de exacte tijdstippen niet heeft gerealiseerd zoals hij heeft gezegd en het proces-verbaal van aangifte bij de politie bevat ook een evident foute datum en tijd waarop de aangifte zou zijn gedaan. Derhalve is niet onvoorstelbaar dat waar [eiser] stelt dat hij heeft gezegd de inbraak tussen 14.00 en 16.00 uur te hebben ontdekt, de politie alleen 14.00 uur heeft opgenomen.
Ook de omstandigheid dat [eiser] op het inlichtingenformulier op de vraag: “Wie heeft de inbraak ontdekt”, niet heeft vermeld dat ook zijn vriendin de inbraak heeft ontdekt toen zij samen naar buiten liepen, is onvoldoende om alleen dan wel in samenhang met de overige gestelde feiten en omstandigheden de conclusie te rechtvaardigen dat met grote mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [eiser] zelf op (een of meer van) de vier genoemde tijdstippen op 14 januari 2021 onderdelen uit zijn auto heeft ontvreemd dan wel dat hij daarbij betrokken was en in het verlengde daarvan dat [eiser] Achmea bewust onjuist heeft voorgelicht.
4.8.
Gelet op het voorgaande kan niet met grote mate van zekerheid worden vastgesteld dat sprake is van zodanige vaststaande concrete feiten en omstandigheden dat zij als een strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Sv kunnen dragen. De gehele gang van zaken omtrent de gestelde inbraak roept weliswaar vragen op, maar dat rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat sprake is van een redelijke vermoeden van fraude, laat staan van de vereiste zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van fraude. Daarbij wordt opgemerkt dat [eiser] , student en jong ondernemer, niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest of bekend is met enige vorm van verzekeringsfraude. Derhalve bestond er - voorshands geoordeeld - onvoldoende grond voor opneming van de persoonsgegevens van [eiser] in het EVR. Nu niet aan de criteria voor opname van de persoonsgegevens van [eiser] in het EVR is voldaan zal de vordering onder I., voor zover deze ziet op registratie in het EVR, worden toegewezen, met dien verstande dat Achmea een termijn van vijf werkdagen zal worden gegund om de persoonsgegevens van [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden uit het EVR. De door [eiser] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu Achmea op de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven een veroordeling vrijwillig te zullen naleven. [eiser] heeft dit niet gemotiveerd weersproken en ook anderszins bestaat geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Wanneer dit niet het geval blijkt te zijn staat het [eiser] vrij om alsnog oplegging van dwangsommen te vorderen.
Herstel verzekeringsovereenkomst
4.9.
[eiser] vordert verder dat Achmea wordt veroordeeld de verzekeringsovereenkomst met [eiser] te herstellen. Achmea heeft betwist dat [eiser] bij deze vordering spoedeisend belang heeft en [eiser] heeft hiertegenover niet uitgelegd welk spoedeisend belang hij heeft bij een voorziening die strekt tot her-acceptatie als verzekerde bij Achmea. Nu Achmea wordt veroordeeld tot het verwijderen en verwijderd houden van de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] uit het EVR bestaat er voor [eiser] geen belemmering (meer) om zijn auto te verzekeren bij een andere verzekeraar dan bij Achmea. Deze vordering zal daarom bij gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen.
Incassomaatregelen SoDa
4.10.
Nu thans niet vast is komen te staan dat [eiser] Achmea opzettelijk van onjuiste informatie heeft voorzien en daarmee fraude heeft gepleegd, kan Achmea (vooralsnog) geen aanspraak maken op de door haar gestelde kosten van de fraudecoördinator en de onderzoekskosten. Achmea heeft ter zitting laten weten dat zij de invordering van de kosten door SoDa hangende het kort geding heeft opgeschort. Gesteld nog gebleken is dat [eiser] reeds enig bedrag aan SoDa heeft voldaan. Gelet hierop zal Achmea conform de primaire vordering van [eiser] onder III. worden veroordeeld om binnen twee dagen na dit vonnis SoDa te gebieden incassomaatregelen jegens [eiser] met betrekking tot betaling van bovengenoemde kosten te staken en gestaakt te houden. Ook in dit verband heeft te gelden dat Achmea heeft toegezegd een veroordeling vrijwillig te zullen naleven zodat voor het opleggen van dwangsommen vooralsnog geen aanleiding bestaat.
Voorschot schadevergoeding
4.11.
[eiser] vordert voorts betaling van € 10.000,00 bij wijze van voorschot op schadevergoeding. Hij stoelt deze vordering op nakoming van de verzekeringsovereenkomst met Achmea. Voorop moet worden gesteld dat de verzekeringsrelatie tussen [eiser] en Achmea vooralsnog is beëindigd. De vordering van [eiser] tot her-acceptatie van [eiser] als verzekerde is bij gebrek aan voldoende spoedeisend belang afgewezen. Gelet hierop kan thans niet worden vastgesteld of [eiser] nakoming van de verzekeringsovereenkomst en in het verlengde daarvan dekking van (een deel van) de schade aan de auto van Achmea kan verlangen. Ook kan thans niet worden vastgesteld of en in hoeverre de door [eiser] gemaakte kosten onder de dekking van Achmea vallen. Bovendien heeft [eiser] geen feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Gelet hierop zal de vordering tot toewijzing van een voorschot op de schadevergoeding worden afgewezen.
Nevenvorderingen
4.12.
[eiser] maakt tot slot aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.058,75. [eiser] stelt in dit verband slechts dat hij tijd heeft geïnvesteerd in het interview (met [registerexpert] ), de beantwoording van de vragen van Achmea en rechtskundige bijstand, maar deze werkzaamheden van [eiser] (zelf) komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
4.13.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Achmea om uiterlijk binnen vijf dagen na dit vonnis alle persoonsgegevens van [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden uit het Externe Verwijzingsregister van Stichting CIS,
5.2.
veroordeelt Achmea om binnen twee dagen na dit vonnis SoDa te gebieden de incassomaatregelen voor de vordering op [eiser] te staken en gestaakt te houden,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.