ECLI:NL:RBGEL:2021:4074

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
9360196 EZ VERZ 21-343
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van de verplichting tot vereffening van de nalatenschap en beschikkingsbevoegdheid van de langstlevende partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2021 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure betreffende erfrecht. De verzoekende partij, [verzoekende partij 1], heeft verzocht om ontheffing van de verplichting tot vereffening van de nalatenschap van haar overleden partner, [erflater]. De verzoekende partij heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en heeft in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, [erfgenaam2] en [erfgenaam1], de nalatenschap beneficiair aanvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap positief is en dat er geen andere meerderjarige erfgenamen zijn die de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard. Hierdoor heeft de rechtbank het verzoek tot ontheffing van de vereffening toegewezen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [verzoekende partij 1] door de ontheffing van de wettelijke vereffening zelfstandig bevoegd is om over alle goederen van de nalatenschap te beschikken. Dit betreft een verklaring voor recht in de zin van artikel 3:302 BW, die in dit geval ook in een verzoekschriftprocedure kan worden uitgesproken. De rechtbank heeft benadrukt dat zonder deze verklaring voor recht de partijen in het ongewisse blijven over hun onderlinge rechtsverhouding ten aanzien van de beschikkingsbevoegdheid over de nalatenschap. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verplichting tot vereffening van de nalatenschap wordt opgeheven en dat [verzoekende partij 1] zelfstandig beschikkingsbevoegd is over de goederen van de nalatenschap.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 9360196 \ EZ VERZ 21-343 \ en
uitspraak van 28 juli 2021
beschikking
in de zaak van

1.[verzoekende partij 1] handelend:

a. voor zichzelf;
b. in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[erfgenaam2],
2.
[erfgenaam1]
allen wonende te [(woon)plaats]
verzoekende partijen
gemachtigde mr. R.J.S. Hoks te Druten

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 26 juli 2021 met bijlagen.

2.De feiten

2.1.
Op 30 augustus 2014 is te [(woon)plaats] overleden [erflater] , geboren te [(woon)plaats] op [geboortedatum] (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [(woon)plaats] .
2.2.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden geregistreerd partner van [verzoekende partij 1] (hierna: [verzoekende partij 1] ). Uit hun geregistreerd partnerschap zijn twee kinderen geboren: [erfgenaam2] (hierna: [erfgenaam2] ) en [erfgenaam1] (hierna: [erfgenaam1] ). Beide kinderen waren ten tijde van het overlijden van erflater minderjarig.
2.3.
Bij testament van 1 november 2000 heeft erflater beschikt over zijn nalatenschap. In het testament heeft erflater het wettelijk versterferfrecht van toepassing verklaard. Verder heeft erflater de ouderlijke boedelverdeling in de zin van artikel 4:1167 van het Oud Burgerlijk Wetboek (hierna: OBW) van toepassing verklaard op zijn nalatenschap, waarbij alle zaken en rechten die tot de nalatenschap van erflater behoren aan [verzoekende partij 1] zijn toebedeeld onder de verplichting de schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen.
[erfgenaam2] en [erfgenaam1] hebben vanwege de overbedeling aan [verzoekende partij 1] ieder een niet opeisbare geldvordering op [verzoekende partij 1] gekregen ten bedrage van het aan hen toekomende erfdeel, berekend in het saldo van de nalatenschap en verminderd met ieders aandeel in de kosten van de uitvaart, eventuele taxatie- en/of boedelkosten en verschuldigde successierechten, voor zover één en ander door [verzoekende partij 1] is voldaan.
2.4.
[verzoekende partij 1] heeft de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard. Bij akte nalatenschap van 9 oktober 2014 heeft [verzoekende partij 1] in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[erfgenaam2] en [erfgenaam1] namens hen de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers verzoeken de kantonrechter op grond van artikel 4:202 lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om ontheffing van de verplichting om te vereffenen volgens de wet en te bevestigen dat daarmee de langstlevende ( [verzoekende partij 1] ) alleen en zelfstandig bevoegd is over alle goederen van de nalatenschap te beschikken.
3.2.
Verzoekers hebben het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. De goederen van de nalatenschap zijn krachtens artikel 4:1167 OBW (de ouderlijke boedelverdeling) toegedeeld aan de langstlevende, doch dient de nalatenschap conform de wet te worden vereffend conform artikel 4:202 BW en zijn de erfgenamen thans samen bevoegd over de goederen van de nalatenschap te beschikken. Omdat nimmer een verzoek tot ontheffing van de vereffening is ingediend, wenst de ouder met destijds als enige het ouderlijk gezag over beide kinderen, alsnog in te dienen. Omdat [erfgenaam1] inmiddels meerderjarig is, heeft hij samen met de langstlevende dit verzoek ondertekend.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a BW geldt als uitgangspunt dat een nalatenschap dient te worden vereffend als deze door één of meer erfgenamen onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard. Ten tijde van het passeren van het testament van erflater bestond nog niet de uitzondering op de verplichting tot vereffening, zoals deze wel in artikel 4:202 lid 3 BW is opgenomen in het kader van de wettelijke verdeling.
4.2.
Op grond van artikel 4:202 lid 2 BW kan de wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam die voor deze beneficiair aanvaard heeft, de kantonrechter verzoeken om ontheffing van de verplichting te vereffenen volgens de wet, indien het saldo van de nalatenschap positief is.
4.3.
Gelet op de overgelegde boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater, alsmede de verklaring van zuivere aanvaarding met ruimschootsverklaring van [verzoekende partij 1] , gaat de kantonrechter ervan uit dat het saldo van de nalatenschap van erflater positief is. Gesteld noch gebleken is dat naast de wettelijk vertegenwoordiger van [erfgenaam2] en [erfgenaam1] andere, meerderjarige erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard. Daarom zal het verzoek tot opheffing van de verplichting te vereffenen worden toegewezen.
4.4.
Het verzoek te bevestigen dat [verzoekende partij 1] door de opheffing van de wettelijke vereffening alleen en zelfstandig bevoegd is over alle goederen van de nalatenschap te beschikken, betreft een verklaring voor recht in de zin van artikel 3:302 BW. Een dergelijke verklaring voor recht is een vordering en dient in beginsel bij dagvaarding te worden ingeleid. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (Hoge Raad 31 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5319) kan een verklaring voor recht echter ook in een verzoekschriftprocedure worden uitgesproken, mits deze verklaring gebaseerd is op (de aard
en de strekking van) een wetsbepaling en de gevraagde verklaring binnen de grenzen van de
genoemde wetsbepaling blijft en zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding in geschil. De kantonrechter is van oordeel dat de gevraagde verklaring voor recht in het onderhavige geval past binnen de grenzen van de vaststelling van de rechtsverhouding tussen partijen in het kader van het verzoek tot opheffing van de verplichting tot wettelijke vereffening. Zonder de gevraagde verklaring voor recht blijven partijen immers in het ongewisse over de onderlinge rechtsverhouding ten aanzien van de beschikkingsbevoegdheid over de goederen van de nalatenschap van erflater.
4.5.
Artikel 129 lid 3 van de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek bepaalt dat in het geval van de ouderlijke boedelverdeling artikel 3:186 lid 1 BW niet van toepassing is. Voor de totstandkoming van de ouderlijke boedelverdeling is daarom geen levering vereist. [verzoekende partij 1] is daardoor van rechtswege eigenaar geworden van de goederen en rechten uit de nalatenschap van erflater, onder de voorwaarden zoals erflater in zijn testament heeft weergegeven en als zodanig in beginsel zelfstandig beschikkingsbevoegd. Indien echter sprake is van wettelijke vereffening zijn alle erfgenamen gezamenlijk vereffenaar op grond van artikel 4:195 BW en aldus tezamen beschikkingsbevoegd op grond van artikel 4:198 BW. Aangezien bij deze beschikking de ontheffing van de wettelijke vereffening zal worden uitgesproken, is daarmee ook de (tijdelijke) gezamenlijke beschikkingsbevoegdheid van de erfgenamen beëindigd. [verzoekende partij 1] wordt daardoor zelfstandig bevoegd om over alle goederen van de nalatenschap van erflater te beschikken.
4.6.
De kantonrechter merkt ten overvloede nog het volgende op. De ontheffing van de verplichting tot vereffening van de nalatenschap van erflater laat onverlet dat de vorderingen van de [erfgenaam2] en [erfgenaam1] op [verzoekende partij 1] zoals onder rechtsoverweging 2.3 omschreven, dienen te worden vastgesteld per de overlijdensdatum van erflater. Deze vorderingen worden opeisbaar ingeval één van de situaties zoals erflater in zijn testament heeft opgenomen, zich voordoet. [verzoekende partij 1] is en blijft bovendien rente over de hoofdsom (de afzonderlijke erfdelen van [erfgenaam2] respectievelijk [erfgenaam1] ) verschuldigd aan [erfgenaam2] en [erfgenaam1] , gelijk aan de wettelijke rente, vanaf de overlijdensdatum van erflater.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
heft de verplichting om de nalatenschap van [erflater] te vereffenen op;
5.2.
verklaart voor recht dat [verzoekende partij 1] zelfstandig beschikkingsbevoegd is over alle goederen van de nalatenschap van erflater te beschikken.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.