2.16.Resumerend stelt de rechtbank vast dat de stelling van [gedaagde partij] dat de Elstars overrijp waren en dat [directeur gedaagde partij] dat samen met [eisende partij 1] ter plekke ook heeft vastgesteld, bevestigd wordt door:
de omstandigheid dat op de verschillende transportbonnen staat dat Elstars overrijp waren,
het feit dat dit door [eisende partijen] , zonder protest, is overgenomen in de Excel-overzichten,
de desbetreffende partij Elstars ook niet in het tussentijdse afrekening is opgenomen en pas op 17 december 2018 voor het eerst is gefactureerd,
de verklaring van [getuige2] dat hij heeft gezien en gevoeld dat de Elstars overrijp waren en dat [directeur gedaagde partij] om die reden ook is komen kijken en de appels in overleg met [eisende partij 1] heeft afgekeurd, en dat dit toen ook op de transportbonnen is genoteerd,
de verklaring van [eisende partij 1] en [zoon] dat [directeur gedaagde partij] inderdaad daar toen is geweest om de appels te beoordelen, terwijl dit niet standaard was,
de verklaring van [getuige3] dat ook hij heeft gezien dat de door hem voor [gedaagde partij] bij [eisende partijen] opgehaalde Elstars overrijp waren,
de verklaring van [getuige1] dat in die periode door [gedaagde partij] Elstars op de veiling zijn afgeleverd, in afwijkende kisten, waarvan de kwaliteit matig was en waarvan in ieder geval [directeur gedaagde partij] zei dat dit appels van [eisende partijen] waren.
Daartegenover staan enkel de verklaringen van [eisende partij 1] en [zoon] dat de Elstars goed waren en dit ook door [gedaagde partij] zou zijn geconstateerd en verklaard.
De rechtbank hecht echter meer waarde aan de verklaringen van [getuige2] en [getuige3] , die in dit geschil geen partij zijn, en waarvan ook overigens niet aannemelijk is gemaakt dat zij reden hadden meinedig te verklaren. [eisende partij 1] is daarentegen in dit geschil wel partij, wat bij de bewijswaardering wordt betrokken, ook al is, ten aanzien van zijn verklaring, nu de bewijslast op [gedaagde partij] rust en het hier om tegenbewijslevering gaat, de beperking van artikel 164 lid 2 Rv niet van toepassing. Nu voorts met de getuigenverklaringen van [eisende partij 1] en [zoon] naar het oordeel van de rechtbank de inhoud van en mededelingen op de hiervoor onder 1 t/m 3 genoemde schriftelijke stukken niet worden verklaard is de rechtbank van oordeel dat [eisende partijen] niet in de tegenbewijslevering waartoe zij was toegelaten is geslaagd. Het voorshands oordeel dat de Elstar appels overrijp waren blijft dus in stand, waarmee dat thans vaststaat.