ECLI:NL:RBGEL:2021:3992

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/05/369011 / HA ZA 20-234
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door zoon die geld van moeder toeeigent

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een moeder (eiseres) en haar zoon (gedaagde sub 1) en diens partner (gedaagde sub 2). De eiseres beschuldigt haar zoon ervan aanzienlijke bedragen van haar te hebben toegeëigend zonder haar toestemming, wat volgens haar een onrechtmatige daad vormt. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij getuigen zijn gehoord en eerdere vonnissen zijn overwogen. De eiseres heeft gesteld dat haar zoon zich een totaalbedrag van € 52.306,40 heeft toegeëigend, bestaande uit verschillende betalingen voor auto’s en schenkingsbelasting. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de gedaagden niet in staat zijn geweest om het tegenbewijs te leveren dat de bedragen rechtmatig waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde sub 1 onrechtmatig heeft gehandeld door deze bedragen zonder toestemming van de eiseres te gebruiken. De vordering van de eiseres is in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van de vordering tegen gedaagde sub 2, die onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de gedaagde sub 1 veroordeeld tot betaling van € 61.506,40 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/369011 / HA ZA 20-234
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. E.A.C. Nijhof-Top te Zeewolde,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.C. Smit te Utrecht.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] . worden genoemd en afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 november 2019
  • het omzettingsvonnis van 10 april 2020
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 december 2020
  • het bericht van [eiseres] van 25 januari 2021, waarin wordt afgezien van tegenverhoor
  • de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagden] . van 10 maart 2021 met nadere producties
  • de akte niet dienen aan de kant van [eiseres] van 7 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 8 november 2019 is [gedaagden] . in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren van de voorshands bewezen geachte stelling van [eiseres] dat [gedaagden] . zich een bedrag van in totaal € 32.536,00, bestaande uit € 11.500,00 voor de auto van [gedaagden] . , € 10.500,00 voor de auto van [dochter gedaagden] en € 10.536,00 als vergoeding voor schenkbelasting, heeft toegeëigend zonder toestemming van [eiseres] .
2.2.
[gedaagden] . heeft daartoe zichzelf en [dochter gedaagden] (dochter), [partner dochter] (de partner van [dochter gedaagden] ), [nicht gedaagde 1] (de nicht van [gedaagde sub 1] ) en [eigenaar autobedrijf] (van [autobedrijf] ) als getuigen doen horen. [eiseres] heeft afgezien van het horen van getuigen in tegenverhoor. Daarna heeft alleen [gedaagden] . nog een conclusie na getuigenverhoor genomen, waarbij hij twee testamenten van [eiseres] heeft overgelegd, gedateerd op respectievelijk 28 maart 2006 en 8 mei 2014. Hij meent dat hij is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs.
2.3.
[eigenaar autobedrijf] heeft als volgt verklaard:
Ik ben de eigenaar van [autobedrijf] . Ik ken [gedaagde sub 1] als klant. Hij is volgens mij een jaar of acht klant bij ons bedrijf. In die tijd heeft hij vier of vijf auto’s bij mij gekocht, in hoofdzaak van het merk Ford. (…) Ik kan mij geen bijzonderheden herinneren van de verkoop van de auto’s aan [gedaagde sub 1] . Hij kwam bij mij alleen of met zijn vrouw erbij. (…) Ik ken de moeder van [gedaagde sub 1] van zien. Zij is een keer mee geweest met [gedaagde sub 1] in mijn garage. Ik weet niet waarom zij erbij was en ik weet ook niet meer of zij toen iets heeft gezegd. Ik weet ook niet meer wanneer dat is geweest en ook niet bij welke auto.
De betalingen voor de auto’s van [gedaagde sub 1] verliepen via de bank. (…)
Ik ken de dochter van [gedaagde sub 1] . Zij heeft ook een auto bij mij gekocht. Ik weet niet meer of daar iemand bij was. De auto van de dochter is ook betaald per bank. Ik weet niet wie dat heeft betaald. (…)
Volgens mij is [gedaagde sub 1] eenmaal met zijn moeder, [eiseres] , bij ons gekomen. (…) Ik kan mij niet herinneren dat zij toen bijzondere aandacht had voor de auto’s. (…) [eiseres] had zelf een Ford Focus. (…) Ik denk dat we de Ford Focus voor een ander hebben ingeruild. Ik weet niet meer voor welke auto zij de Ford Focus heeft ingeruild en ook niet voor wie die auto bestemd was. (…) Van de auto die de dochter van [gedaagde sub 1] , [dochter gedaagden] , bij mij heeft gekocht kan ik mij niets specifieks herinneren. (…)
2.4.
[gedaagde sub 1] heeft als volgt verklaard:
Ik heb in 2014 een Ford Fiesta gekocht bij [eigenaar autobedrijf] . Ik heb in totaal drie auto’s bij [eigenaar autobedrijf] gekocht. (…) In 2014 heb ik de grijze Ford Fiesta gekocht. Bij de aankoop daarvan was ik alleen in de garage van [eigenaar autobedrijf] . De aanleiding van die aankoop was het volgende. In die tijd moest mijn moeder vaak naar het ziekenhuis. Ik bracht haar met de auto daar naartoe, altijd samen met mijn vrouw. (…) Wij kwamen toen ook een keer langs de garage van [eigenaar autobedrijf] . Ik zei toen dat ik daar binnenkort een keer naartoe moest om een beurt af te spreken en mijn moeder wilde graag een keertje mee naar de garage. Ik ben toen omgedraaid en teruggereden naar de garage. Mijn vrouw was daarbij, want wij gingen altijd met z’n drieën op pad. We werden ontvangen door [eigenaar autobedrijf] en zijn vrouw was daar ook bij. (…). In de garage stond een auto die ik mooi vond en ik heb daarover gesproken met [eigenaar autobedrijf] . De rest zat aan de koffie in de showroom. Mijn moeder heeft wel even bij de auto gekeken. [eigenaar autobedrijf] had een leuke aanbieding, maar ik ben daar niet op in gegaan want ik moest teveel bijbetalen. (…) Toen ik weer bij de rest in de showroom kwam heb ik verteld wat ik had besproken met [eigenaar autobedrijf] en uitgelegd dat het een mooie auto was, maar met een te groot prijsverschil. Mijn moeder zei toen: “je gaat het wel doen, je doet zoveel voor mij, ik vind dat je het verdient en ik leg het wel bij”. Ze gaf ook een knikje aan [eigenaar autobedrijf] als teken dat het goed zat. Daarna zijn we naar huis gegaan en onderweg vond mijn moeder dat we de aankoop moesten vieren. We hebben toen bij een restaurant in [woonplaats eiseres] lekker gegeten met mijn moeder om het te vieren.
Een paar dagen later heb ik de deal rondgemaakt met [eigenaar autobedrijf] . Toen was ik alleen. Het geld van mijn moeder van de auto heb ik eerst naar mijzelf overgemaakt en toen heb ik de rekening van [eigenaar autobedrijf] betaald bij aflevering. Ik deed de administratie altijd bij mijn moeder thuis op de laptop en ik heb haar laten zien dat ik het geld voor de auto naar mijn rekening overmaakte. (…)
Mijn moeder had zelf een blauwe Ford Focus. Dat was nog de auto waarin mijn vader had gereden. Mijn moeder reed daar zelf ook in, maar vanwege haar hoge leeftijd reed ze eigenlijk niet meer. (…) Oma stelde voor dat [dochter gedaagden] haar auto zou gebruiken, omdat de auto ook weg moest van de parkeerplaats. Het was een omgebouwde auto vanwege de rolstoel van mijn vader destijds. De auto was daarom incourant en had ook gebreken door het lange stilstaan. [dochter gedaagden] heeft er nog wel een lange tijd in gereden, maar er kwamen steeds meer gebreken. Oma wilde dat [dochter gedaagden] in een veilige auto zou rijden. Daarom zei ze tegen mij dat ik voor [dochter gedaagden] een andere auto mocht gaan kopen bij [eigenaar autobedrijf] , want daar was haar auto ook altijd in onderhoud geweest. Ik vroeg haar wat het budget was en toen zei ze dat ze ooit in haar testament had bepaald dat [dochter gedaagden] 10.000 euro zou krijgen. Ik heb dat testament nooit gelezen en inmiddels is het veranderd. Dus 10.000 euro was het budget. Ik ben toen naar [eigenaar autobedrijf] gegaan om te onderhandelen over de inruilwaarde van de auto van mijn moeder en de kosten van een goede gebruikte auto voor [dochter gedaagden] . Dat kwam uit op 10.500 euro. Ik heb toen mijn moeder gebeld dat het 500 euro boven het budget uitkwam. Mijn moeder vond dat geen probleem en vond dat ik het moest doen. [dochter gedaagden] heeft toen eerst nog een proefrit gemaakt en is bij oma langs geweest met de auto, daarna heb ik de auto voor [dochter gedaagden] gekocht. Ik heb de auto betaald met het geld van mijn moeder en heb haar dat ook laten zien op dezelfde manier zoals ik ook heb verklaard.
Oma was zeer verheugd met de nieuwe auto voor [dochter gedaagden] , want de auto die werd ingeruild had dezelfde kleur als de nieuwe auto, namelijk blauw en oma noemde die auto altijd “de blauwe engel”. Ze was blij dat er nu een nieuwe blauwe engel was. Oma verwachte hiervoor terug dat [dochter gedaagden] samen met haar met de auto boodschappen zou doen en op familiebezoek zou gaan. Dat was de afspraak en dat is ook zo gebeurd.
Mijn broer en ik hebben op een zeker moment allebei een schenking gekregen van mijn moeder. Mijn [broer gedaagde 1] hoefde daarover geen belasting te betalen, want hij stopte het bedrag in zijn huis, maar ik moest daar wel belasting over betalen. Daarom kreeg ik bij die schenking een hoger bedrag dan [broer gedaagde 1] . Na die schenkingen kregen mijn broer en mijn moeder ruzie. Ze wilden elkaar niet meer zien. Mijn moeder had toen spijt van de schenking aan mijn broer. (…) Zoals ik al verklaarde deed ik de administratie van mijn moeder altijd bij haar. Mijn moeder vroeg telkens of ik van de belastingdienst al had gehoord hoeveel ik moest betalen in verband met de schenking. Toen ik de belastingaanslag kreeg heb ik die daarom aan haar laten zien. Zij zei toen: “ik wil niet dat [broer gedaagde 1] ooit nog iets krijgt, dus ik wil dat jij dat bedrag van de belasting van mij krijgt, jij doet zoveel voor mij. Dat is loon na werken.”. Zij heeft dat niet letterlijk zo gezegd, maar wel iets van die strekking. Ik heb toen tegen mijn moeder gezegd dat ik bij de schenking al meer had gekregen, maar zij wilde niet dat het ergens anders terechtkwam en zei tegen mij: “jij gaat ervan profiteren”.
2.5.
[gedaagde sub 2] heeft als volgt verklaard:
Over de koop van de auto kan ik het volgende vertellen. Wij waren met z’n drieën met mijn schoonmoeder naar het ziekenhuis geweest. Ik ging dan altijd wel mee. Op de terugweg kwamen wij langs [autobedrijf] . (…) Toen zei ze dat ze daar wel eens wilde kijken en zijn we naar binnen gegaan. (…) Mijn schoonmoeder was met mijn man en [eigenaar autobedrijf] naar een auto aan het kijken. Ik zat aan de andere kant met [vrouw eigenaar autobedrijf] koffie te drinken. Ik weet niet wat mijn man en zijn moeder met [eigenaar autobedrijf] hebben besproken. Ik was daar niet bij. Daarna zijn we weer in de auto gestapt en ik begreep dat mijn schoonmoeder had toegezegd dat het goed was dat de auto besteld werd. (…). Mijn schoonmoeder vond dat [gedaagde sub 1] een auto verdiende met toeters en bellen, dus een auto waar meer op zat, meer veiligheid enzo. Ook omdat wij vrij veel ritten samen met haar maakten. Toen zijn wij naar [woonplaats eiseres] gegaan en wilde mijn schoonmoeder bij een restaurant vieren dat de auto was gekocht. Dat hebben wij gedaan. (…) Ik weet niet hoe het met de betaling van die auto is gegaan.
Mijn dochter [dochter gedaagden] reed in de auto van mijn schoonmoeder. Dat was een Ford Focus. Die auto werd slecht en er zaten aanpassingen vanwege de invaliditeit van [gedaagde sub 1] vader. [dochter gedaagden] ging regelmatig met oma op stap met de auto en omdat de auto slechter werd vond mijn schoonmoeder dat deze moest worden vervangen door een veilige auto. Mijn schoonmoeder heeft toen aan [gedaagde sub 1] gevraagd of hij bij [eigenaar autobedrijf] wilde gaan kijken voor een andere auto, met inruil van de Ford Focus. [gedaagde sub 1] heeft dat gedaan maar wat er is besproken weet ik niet. (…) Toen is de Ford Fiesta aangeschaft voor [dochter gedaagden] . Mijn schoonmoeder noemde de Ford Focus altijd de “blauwe engel”. De Ford Fiesta was ook blauw en mijn schoonmoeder vond het fijn dat het een blauwe engel bleef. [dochter gedaagden] kreeg de auto van oma, onder de voorwaarde dat ze samen met oma in de auto boodschappen ging doen en op bezoek naar de nichten, dat ze er altijd voor oma kon zijn.
Oma heeft die auto dus voor [dochter gedaagden] betaald. Ik weet niet hoeveel dat was en hoe dat is gegaan. We mochten van mijn schoonmoeder met niemand, ook niet met haar andere zoon, erover praten dat [dochter gedaagden] de auto had gekregen. (…).
Mijn schoonmoeder had altijd de gewoonte om mij te bellen op de middagen dat [gedaagde sub 1] bij haar was. Ze belde mij als hij bij haar wegging, zodat ik het eten op kon zetten. Zij zei toen een keer dat [gedaagde sub 1] , als hij thuis kwam, een verrassing had. (…) Toen [gedaagde sub 1] thuis kwam vertelde hij wat hij met zijn moeder had besproken. Dat ging om het volgende. [broer gedaagde 1] had een schenking gekregen van mijn schoonmoeder om in zijn huis te steken en dat was belastingvrij. Omdat wij wel belasting moesten betalen over de schenking, zou zij de eerste keer de belasting daarover betalen, omdat dat elk jaar moest. Dat was de verrassing. Ik heb mijn schoonmoeder teruggebeld om haar te bedanken. Later op de avond belde ze mij nog een keer en toen zei ze dat ze boos was op [broer gedaagde 1] , omdat hij haar in de steek had gelaten. Zij zei ook: “jullie verdienen dat, want jullie doen zoveel voor mij”. Ze zei ook over [broer gedaagde 1] : “hij heeft zijn buit al binnen”. De schenkingen aan [broer gedaagde 1] en [gedaagde sub 1] waren al eerder gedaan, maar wat ik zojuist vertelde speelde toen er belasting betaald moest worden. (…) Het klopt dat bij de schenkingen [gedaagde sub 1] meer had gekregen dan [broer gedaagde 1] . Dat wist mijn schoonmoeder ook toen ze de belasting over de schenking voor ons wilde betalen. Dat stond buiten de eerder gedane schenkingen.
2.6.
[dochter gedaagden] heeft als volgt verklaard:
Ik ben de dochter van gedaagde partij en kleindochter van eisende partij. ik weet niet hoe het ging met de financien van mijn oma. Ik weet wel dat mijn vader haar daarbij hielp. (…) Ik hielp mijn oma met boodschappen doen, kleding kopen en ik kwam ook voor de gezelligheid bij haar langs om thee te drinken met cake.
Ik weet niets van de auto van mijn vader. Ik weet wel dat mijn oma financieel heeft bijgesprongen, maar meer weet ik daar niet van. Mijn oma vond het fijn om te helpen omdat wij haar ook altijd hielpen.
Ik weet wel wat van de auto voor mijzelf. Ik had zelf een Ford K, maar die was op en die is op gegeven moment ingeleverd, volgens mij bij [autobedrijf] . Daarna reed ik in de auto van mijn oma. Dat was een Ford Focus. Ik mocht die auto gebruiken maar dan moest ik ook met de auto samen met haar boodschappen doen. Die auto was nog van mijn opa geweest en mijn oma vond het een fijn idee dat ik die auto zou gebruiken en dat zij er ook nog eens in kon meerijden. Op een gegeven moment had ik een gesprek met mijn vader en moeder en zij vertelden mij dat ik een andere auto zou krijgen van oma. Er was al iets op het oog. De Ford Focus was al oud en had al wat gebreken en met het oog op de toekomst moest die worden vervangen. Daarna heb ik het daar nog over gehad met mijn oma dat ze mij die auto wilde geven. Het voorstel was dat de Ford Focus werd ingeruild en dat er een andere auto zou komen voor mij. Daar zat wel de voorwaarde aan dat ik oma zou blijven helpen om samen met haar naar Epe te gaan en andere dingen te doen. Mijn oma en mijn vader hebben dat verder geregeld. Oma zei tegen mij: “dit krijg je van mij, maar ik wil niet dat je het er met anderen over hebt”. Mijn oma vond dat niet iedereen hoefde te weten dat ik een auto van haar kreeg.
Op een vrijdag de 13e, in november, is de Ford Focus ingeruild en heb ik de Ford Fiesta opgehaald. Toen ben ik daar in gaan rijden. Oma was er ook heel blij mee. Ook omdat de auto blauw was, de blauwe engel, net als de auto van oma. Ze was ook blij dat ik samen met haar met de auto overal naartoe wilde gaan. Ik weet niet hoe het met de betaling van de auto is gegaan. Dat was iets tussen mijn oma en mijn vader. Ik weet wel dat de auto 10.500 euro kostte. Dat zag ik toen ik de papieren moest tekenen bij het ophalen van de auto.
Ik weet niets van belastinggeld of schenkingen aan mijn vader. Daar praatte mijn oma niet over. (…)
2.7.
[partner dochter] heeft als volgt verklaard:
Ik ben de partner van [dochter gedaagden] . Ik ken de familie nu bijna vier jaar. Ik ken ook de oma van [dochter gedaagden] , [eiseres] . Ik heb haar meerdere keren ontmoet. Het laatste contact met haar was denk ik twee-en-een-half jaar geleden. Dat contact is gestopt vanwege deze zaak.
Ik weet niets van de financiële situatie van oma. Ik heb wel gehoord dat zij met de administratie werd geholpen door [gedaagde sub 1] . Verder weet ik daar niets van. Ik weet niets van de aanschaf van een auto voor [gedaagde sub 1] . Ik weet ook niets van belastinggeld.
Ik weet wel dat [dochter gedaagden] een Ford Fiesta van oma heeft gekregen. Dat was de blauwe engel. Als [dochter gedaagden] met oma ergens naartoe ging werd dat ook zo gezegd. Dat was iets van opa en oma voor [dochter gedaagden] . [dochter gedaagden] had die auto al gekregen voordat ik haar leerde kennen. Wat ik zojuist verklaarde heb ik van [dochter gedaagden] gehoord. Ik heb oma zelf daarover niet zo expliciet iets horen zeggen. (…)
2.8.
[nicht gedaagde 1] heeft als volgt verklaard:
Ik ben een nicht van [gedaagde sub 1] . Onze vaders zijn broers. [eiseres] is mijn [tante] .
Ik weet niets van de financiën van [eiseres] . Na het overlijden van mijn oom is het contact met [eiseres] weer aangetrokken. Ik wist dat [gedaagde sub 1] haar hielp met de financiën en dat ze daar heel blij mee was.
(…) Ik weet alleen van een auto voor [dochter gedaagden] . [eiseres] vertelde mij dat ze niet meer in haar auto durfde te rijden. [dochter gedaagden] auto was kapot en zij had geen geld voor een andere auto. [eiseres] heeft toen haar auto aan [dochter gedaagden] verkocht en dat zou in termijnen worden terugbetaald door [dochter gedaagden] . Ik weet niet wat de prijs was die was afgesproken en weet ook niet wat de termijnbedragen waren. Ik zei toen tegen [eiseres] : “had je de auto niet aan [dochter gedaagden] kunnen geven.”. Toen zei ze tegen mij dat [gedaagde sub 1] het zo wilde.
Ik weet niet dat er een andere auto is aangeschaft voor [dochter gedaagden] . Ik weet alleen dat de oude auto van [eiseres] naar [dochter gedaagden] is gegaan, dus aan haar verkocht is. De woorden “blauwe engel” zeggen mij niets. Ik weet niet van een auto voor [gedaagde sub 1] . (…) Ik weet ook niets van een belastingbetaling.
(…)
2.9.
Voorop staat dat de rechtbank vrij is in de waardering van het getuigenbewijs. Hierna zal per afzonderlijke betaling het door [gedaagden] . geleverde tegenbewijs worden gewaardeerd. Voor het slagen van het tegenbewijs geldt dat het voldoende is dat het door de partij op wie de bewijslast rust, geleverde bewijs erdoor wordt ontzenuwd (HR 2 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3807).
De betaling van € 11.500,00 voor de auto van [gedaagden] .
2.10.
Over de Ford Fiesta heeft [gedaagde sub 1] als getuige verklaard dat [eiseres] bij de aankoop aanwezig was en geld wilde bijleggen om de auto te betalen. Verder heeft [gedaagde sub 1] verklaard dat partijen daarna uit eten zijn geweest om de aankoop van de nieuwe auto te vieren. De verklaring van [gedaagde sub 1] wordt ondersteund door de verklaring van [gedaagde sub 2] . Uit de getuigenverklaring van [eigenaar autobedrijf] volgt slechts dat [eiseres] eenmaal bij een bezoek van [gedaagde sub 1] aan zijn garage aanwezig is geweest. Voor het overige hebben [eigenaar autobedrijf] en andere getuigen niets verklaard dat de verklaringen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ondersteunt. De door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] afgelegde getuigenverklaringen bevatten geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van hun eerdere verklaringen, waarvan de rechtbank in het tussenvonnis van
8 november 2019 onder 4.15 reeds heeft geoordeeld dat deze onvoldoende waren om tot de conclusie te komen dat [eiseres] het bedrag voor de aanschaf van de auto aan [gedaagden] . heeft geschonken. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagden] . de voorshands bewezen stelling van [eiseres] op dit punt niet heeft ontzenuwd, zodat hij in zoverre niet is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs.
De betaling van € 10.500,00 voor de auto van [dochter gedaagden]
2.11.
Uit de verklaring van [gedaagde sub 1] volgt dat hij van [eiseres] , toen haar eigen oude auto die in gebruik was van [dochter gedaagden] steeds meer gebreken kreeg, een nieuwe auto voor [dochter gedaagden] mocht kopen, dat daarvoor een budget gold van € 10.000,00 omdat [eiseres] in haar testament ooit had bepaald dat [dochter gedaagden] dat bedrag zou krijgen, dat na inruil van de oude auto van [eiseres] nog een bedrag moest worden bijbetaald van € 10.500,00 en dat [eiseres] met de overschrijding van het budget met € 500,00 heeft ingestemd. [gedaagde sub 2] verklaart dat de auto door [eiseres] is betaald maar zij weet niet hoeveel dat was en hoe dat is gegaan. Zij heeft ook verklaard dat [dochter gedaagden] de auto van [eiseres] kreeg, maar dat zij daarover met niemand mocht praten. [dochter gedaagden] verklaart dat [eiseres] tegen haar heeft gezegd dat zij de auto van haar kreeg, maar dat [eiseres] niet wilde dat zij daar met anderen over sprak. De andere getuigen hebben niets verklaard dat tot bewijs aan de zijde van [gedaagden] . kan dienen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] . hiermee de voorshands bewezen stelling van [eiseres] onvoldoend heeft ontzenuwd. [gedaagde sub 2] en [dochter gedaagden] verklaren slechts dat [dochter gedaagden] de auto van [eiseres] heeft gekregen maar weten niet hoe het met de betaling van de auto is gegaan. Dat er een budget gold voor de aanschaf van de auto van € 10.000,00 volgt niet zonder meer uit de overgelegde testamenten van [eiseres] . In het testament van 28 maart 2006 was weliswaar een legaat voor de kleinkinderen van maximaal € 10.000,00 opgenomen, maar in het testament van 8 mei 2014 was dat legaat al niet meer opgenomen, en de auto van [dochter gedaagden] is ruim een jaar later, in november 2015, aangeschaft en betaald.
Ook hier geldt dat uit de getuigenverklaringen van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [dochter gedaagden] geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gebleken ten opzichte van de al eerder afgelegde (schriftelijke) verklaringen. Ook op dit punt is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] . niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs.
De betaling van € 10.536,00 als vergoeding voor de schenkingsbelasting
2.12.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verklaren beiden dat deze betaling los gezien moet worden van de schenking van € 110.000,00, waarin de daarover verschuldigde belasting reeds was verdisconteerd. De andere getuigen verklaren dat zij niets afweten van afspraken tussen [eiseres] en [gedaagden] . over belastinggeld. Ook op dit punt bevatten de verklaringen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] echter geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van eerdere verklaringen. Wat verder bij conclusie na getuigenverhoor is aangevoerd over de relatie tussen [broer gedaagde 1] en [eiseres] , werpt geen nieuw nader te bespreken licht op de zaak, gelet op hetgeen reeds in het tussenvonnis onder 4.17 is overwogen. Ook ten aanzien van deze betaling is de conclusie dat [gedaagden] . de voorshands bewezen stelling van [eiseres] niet heeft ontzenuwd en niet is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs.
Conclusie
2.13.
Op grond van hetgeen reeds is beslist in het tussenvonnis van 8 november 2019 en hetgeen hiervoor is overwogen, is de slotsom dat [gedaagden] . zich de volgende bedragen zonder toestemming van [eiseres] heeft toegeëigend: € 19.770,40 (onder 4.13 van voormeld tussenvonnis), € 11.500,00, € 10.500,00 en € 10.536,00, dus in totaal € 52.306,40.
2.14.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel [eiseres] haar financiële administratie vanaf eind 2013 grotendeels aan [gedaagde sub 1] overliet, dat niet betekent dat hij bevoegd was zonder haar toestemming aanzienlijke bedragen ten gunste van zichzelf of zijn gezin aan te wenden. Het zonder toestemming van [eiseres] toe-eigenen van voormeld bedrag van € 52.306,40 is dan ook onrechtmatig jegens haar. Op grond daarvan dient [gedaagde sub 1] de door [eiseres] daardoor geleden schade aan haar te vergoeden. Deze schade bedraagt € 52.306,40
In het tussenvonnis is onder 4.7. reeds overwogen dat [gedaagde sub 1] het bedrag van € 9.200,00 dat nog op zijn SNS-internetspaarrekening staat aan [eiseres] dient te voldoen. De vordering van [eiseres] zal dan ook tot een bedrag van € 61.506,40 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal als niet weersproken met ingang van de 23 november 2018 worden toegewezen.
2.15.
[eiseres] heeft haar vorderingen niet alleen jegens [gedaagde sub 1] ingesteld, maar ook jegens [gedaagde sub 2] en vordert hoofdelijke veroordeling van hen beiden. [eiseres] heeft echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit volgt dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens haar zou hebben gehandeld. Zij stelt slechts dat zij een aanvullende aangifte bij de politie heeft gedaan tegen [gedaagde sub 2] omdat het niet anders kan zijn dan dat [gedaagde sub 2] medeplichtig is aan verduistering, omdat [gedaagde sub 1] niet of nauwelijks werkte en inkomsten genereerde en er grote uitgaven zijn gedaan, waarvan de betaling is verricht van de bankrekening van [eiseres] . Anders dan [eiseres] kennelijk meent levert de enkele omstandigheid dat de door [gedaagde sub 1] toegeëigende bedragen ook aan [gedaagde sub 2] ten goede zijn gekomen, geen zelfstandig onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] op. Andere omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. Ook kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd dat [gedaagde sub 2] op grond van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking naast [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor (terug)betaling van voormelde bedragen aan [eiseres] . [eiseres] heeft haar vorderingen jegens [gedaagde sub 2] onvoldoende onderbouwd, zodat er geen grond bestaat [gedaagde sub 2] naast [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen. Voor zover de vorderingen zijn gericht tegen [gedaagde sub 2] , zullen deze daarom worden afgewezen.
2.16.
Aangezien de vordering van [eiseres] voor een groot deel wordt afgewezen en gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen, zullen de proceskosten, waaronder de beslagkosten en de getuigentaxen, tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 61.506,40 (éénenzestig duizendvijfhonderdzes euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 23 november 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.